In deze zaak vorderde eiser, als gevolmachtigde van de commanditaire vennootschap [bedrijfsnaam] C.V., schadevergoeding van de Belastingontvanger wegens onrechtmatig handelen. Eiser stelde dat de Belastingontvanger onterecht beslag had gelegd op een Audi Q5, die volgens hem tot zijn privévermogen behoorde, terwijl de Belastingontvanger betoogde dat de Audi tot het vermogen van de vennootschap behoorde. De rechtbank oordeelde dat de vordering niet op eigen naam kon worden ingesteld, omdat de Audi een vordering van de commanditaire vennootschap betrof. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij zelfstandig vorderingsrecht had, en wees de vorderingen af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de Belastingontvanger, die op € 3.087,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 22 februari 2017.