ECLI:NL:RBMNE:2017:1995

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
16/653021-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in harddrugs en bezit van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs

Op 20 april 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende vijf maanden schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs en het in bezit hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, werd op 30 september 2016 aangehouden na een doorzoeking van zijn woning in Amersfoort. Tijdens deze doorzoeking werden diverse harddrugs, contant geld, mobiele telefoons en verpakkingsmaterialen aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 april 2016 tot en met 30 september 2016 cocaïne en heroïne heeft bereid en verhandeld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, passend was. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn geringe strafblad. De verdachte werd schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van 2 jaren voor het voorwaardelijke deel van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/653021-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 21 maart 2016 gewijzigd ex artikel 314a Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging zoals gewijzigd is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2016 in Amersfoort samen met anderen in harddrugs heeft gehandeld;
feit 2op 30 september in Amersfoort harddrugs in zijn bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 april 2017 en de onder verdachte en tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen harddrugs, contante geldbedrag in kleine coupures, meerdere mobiele telefoons en verpakkings-/ en verwerkingsmaterialen. Daarnaast is onder verdachte aangetroffen een telefoon met daarin het nummer van de deallijn van de medeverdachte, welke lijn na de aanhouding van de medeverdachte door bleef lopen. De lijn bleek in gebruik van verdachte en werd gebruikt om de contacten er van op de hoogte te brengen dat er een nieuw nummer in gebruik was. Verder baseert de officier van justitie zich op de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Getuige [getuige 4] verklaart over een lange dealperiode waarin hij drugs van verdachte kocht. De samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachte, mede onder de bijnamen “ [bijnaam] ” en “ [bijnaam] ”, volgt uit de verklaringen van [getuige 5] , [getuige 6] en de verklaring van verdachte op 21 december 2016.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde bepleit dat, op basis van het dossier en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte van eind juni 2016 tot eind september 2016 samen met een ander in harddrugs heeft gedeald en op 30 september 2016 harddrugs aanwezig heeft gehad.
Het dossier bevat geen enkel steunbewijs voor de verdenking dat verdachte over een langere periode in harddrugs heeft gedeald. Verdachte heeft verklaard dat een deel van de tijdens de doorzoeking aangetroffen mobiele telefoons door anderen in zijn woning zijn achtergelaten. De door getuige [getuige 1] benoemde periode komt dicht in de buurt van de door verdachte genoemde pleegperiode. Getuige [getuige 5] is niet zeker van het moment waarop hij voor het eerst drugs van cliënt kreeg. Niet uit te sluiten is dat dit pas op een later moment gebeurde dan in het voorjaar van 2016. De periode vanaf eind juni 2016 vindt steun in de door getuige [getuige 7] bij de politie afgelegde en gedetailleerde verklaring. Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 7] ineens anders en benoemt een veel langere periode, maar hij kan die periode vervolgens niet in de tijd plaatsen. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van de periode voor zover deze buiten de periode van eind juni 2016 tot en met 30 september 2016 is gelegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2 [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van eind juni 2016 tot en met 30 september 2016 in Amersfoort diverse malen harddrugs heeft verkocht aan verschillende personen. Ook op 30 september 2016 heeft hij aan verschillende personen harddrugs verkocht, onder meer aan [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 4] . Voorts heeft verdachte verklaard dat hij op 28 september 2016 in de woning van [getuige 5] cocaïne heeft uitgekookt en dat hij soms [bijnaam] wordt genoemd door vrienden. [2]
Op 30 september 2016 werd de woning van verdachte doorzocht. [3] In de woning werden – onder andere - aangetroffen:
  • een wit zakje met opschrift Pharmacie, inhoudende enkele witte brokken;
  • een blauw doosje, opschrift Nivea, inhoudende enkele zakjes drugs;
  • diverse zakjes met daarin: brok wit poeder, wit poeder, bruin poeder;
  • een koffiefilter met een lichtbruine brok;
  • diverse mobiele telefoons.
De in de woning van verdachte aangetroffen en in beslag genomen goederen zijn door de politie onderzocht en gewogen [5] en zijn vervolgens door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht, waarbij is gebleken dat:
  • het goed onder SINnummer AAIN4360NL, bestaande uit een brok wit poeder van in totaal 6,6 gram, cocaïne bevat;
  • het goed onder SINnummer AAIN4361NL, bestaande uit een plastic zakje met in totaal 14,24 gram wit poeder, cocaïne bevat;
  • het goed onder SINnummer AAIN4362NL, bestaande uit een plastic zakje met in totaal 7,55 gram bruin poeder, heroïne bevat;
  • het goed onder SINnummer AAIN4363NL, bestaande uit een koffiefilter met een bruine brok poeder van in totaal 4,34 gram, cocaïne bevat.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 30 september 2016 een bolletje wit en een bolletje bruin (de rechtbank begrijpt: cocaïne en heroïne) heeft gekocht bij een dealer. Hij kocht altijd bij deze dealer, sinds ongeveer een half jaar. Hij sluit de deal altijd met hem, nooit met andere jongens. [7] De eerste keer dat hij van deze dealer heeft gekocht was in ieder geval voor Koninginnedag 2016 (de rechtbank begrijpt: Koningsdag, 27 april 2016). [8]
Op 10 november 2016 werd [getuige 5] gehoord door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . [9] In de telefoon van getuige werd onder de naam “ [bijnaam] ” telefoonnummer [telefoonnummer] aangetroffen. [getuige 5] verklaarde dat hij zijn cocaïne kocht bij “ [bijnaam] ”. Op 28 september 2016 had “ [bijnaam] ” bij hem thuis cocaïne uitgekookt. “ [bijnaam] ” was vaker geweest om cocaïne te koken. [10] [getuige 5] herkende de foto van verdachte als de jongen die hij kende onder de naam “ [bijnaam] ”. [11]
Uit onderzoek aan een in de woning van verdachte op 30 september 2016 in beslag genomen zwarte mobiele telefoon, dual sim van het merk Nokia met Imei-nummers eindigend op (..) [IMEI-nummer] en (..) [IMEI-nummer] met de telefoonnummers [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] volgt dat de telefoon, met Imei-nummer eindigend op (..) [IMEI-nummer] in gebruik is geweest in de periode van 26 april 2016 tot en met 27 september 2016. Het Imei-nummer eindigend op (..) [IMEI-nummer] is in gebruik geweest van 26 april 2016 tot en met 21 september 2016. Zowel in de telefoon als op de in de telefoon aanwezige simkaarten zijn lijsten aangetroffen met contacten die bekend staan als harddrugsgebruikers. De wijze van opslaan, namen gekoppeld aan locaties, is kenmerkend voor dealtelefoons.
In totaal vonden er met deze telefoon in de periode van 26 april tot en met 27 september 2016 (opgeteld) 12414 contacten plaats. Uit de historische gegevens blijkt dat met het onderzochte toestel veelvuldig contacten hebben plaatsgevonden met bekende harddrugsgebruikers. Er vonden meerdere korte contacten achtereen plaats met hetzelfde tegennummer dat in gebruik was bij een bekende harddruggebruiker. [12]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bekend dat hij op 30 september 2016 harddrugs heeft verkocht aan (onder meer) [getuige 2] . [getuige 2] heeft verklaard dat hij de door hem van verdachte gekochte drugs had besteld via telefoonnummer [telefoonnummer] . De verbalisant die verdachte op 30 september 2016 heeft aangehouden en hem heeft achtervolgd toen hij zich aan zijn aanhouding onttrok, heeft gezien dat verdachte tijdens zijn vlucht een telefoon weggooide en heeft die telefoon, een roze Nokia, vervolgens veilig gesteld. Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] actief was in deze telefoon. Aldus kan worden vastgesteld dat verdachte de roze Nokia en het hiervoor genoemde telefoonnummer heeft gebruikt om op 30 september 2016 harddrugs te verkopen aan [getuige 2] .
De roze Nokia is in beslag genomen. Voorts is naast deze telefoon nog een groot aantal andere mobiele telefoons onder verdachte in beslag genomen, te weten twee telefoons bij een eerdere aanhouding van verdachte op 19 september 2016 alsmede vijf telefoons die tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte (op 30 september 2016) werden aangetroffen in zijn slaapkamer. De hiervoor genoemde zwarte Nokia dual sim bevond zich onder de telefoons die in de slaapkamer van verdachte werden aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet de gebruiker is van de in zijn slaapkamer aangetroffen telefoons en dat deze door anderen in zijn slaapkamer zijn achtergelaten.
De rechtbank verwerpt die stelling, nu deze op geen enkele wijze door verdachte is geconcretiseerd of onderbouwd. Daarbij komt nog het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende enkele maanden harddrugs heeft verkocht. Bij onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen telefoons is gebleken dat het hiervoorgenoemde telefoonnummer dat verdachte op 30 september 2016 heeft gebruikt om harddrugs te verkopen aan [getuige 2] , eerder is gebruikt in één van de andere onder verdachte in beslag genomen telefoons. Voorts is in zeven van de acht onder verdachte in beslag genomen telefoons (waaronder de zwarte Nokia dual sim) een veelheid van contacten met harddrugsgebruikers aangetroffen. Bovendien komen een aantal van deze harddrugsgebruikers als contactpersoon voor in meerdere van de onder verdachte in beslag genomen telefoons.
Op basis hiervan gaat de rechtbank er van uit dat verdachte de gebruiker was van alle onder hem in beslag genomen telefoons, derhalve ook van de hiervoor genoemde zwarte Nokia dual sim.
Uit de historische gegevens van deze zwarte Nokia (dual sim) is gebleken dat deze telefoon vanaf 26 april 2016 is gebruikt voor de verkoop van harddrugs. Ook getuige [getuige 1] verklaart dat hij reeds toen harddrugs kocht van verdachte.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 26 april 2016 tot en met 30 september 2016 cocaïne heeft bereid (gekookt) en heeft gehandeld in cocaïne en heroïne.
Voorts acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 30 september 2016 de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden cocaïne en heroïne in zijn bezit had.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in harddrugs heeft gedeald in de periode
voor26 april 2016. Getuige [getuige 4] is de enige die over een langere periode verklaart, maar zijn verklaring over de (lengte van de) periode bij de rechter-commissaris wijkt van van zijn verklaring bij de politie en bovendien kan hij de door hem genoemde periode niet concreet benoemen of verankeren vindt deze ook geen steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
na30 september 2016 in harddrugs heeft gehandeld, nu het dossier daarvoor geen aanknopingspunten biedt.
De rechtbank zal verdachte derhalve partieel vrijspreken van de ten laste gelegde periode voor zover deze ziet op de periodes van 1 januari 2015 tot en met 25 april 2016 en 1 oktober 2016 tot en met 21 december 2016.
Voorts bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het medeplegen van de handel in harddrugs, zodat de rechtbank verdachte ook zal vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 26 april 2016 tot en met 30 september 2016 te Amersfoort telkens opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, gebruikershoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
feit 2
op 30 september 2016 te Amersfoort opzettelijk aanwezig, heeft gehad 6,6 gram en 14,24 gram en 4,34 gram (aldus in totaal 25,18 gram) cocaïne en 7,55 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de nog jonge leeftijd van verdachte en zijn geringe documentatie. Voorts zijn oriëntatiepunten van het LOVS gebaseerd op het dagelijks dealen, hetgeen hier, gelet op de verklaring van verdachte, niet het geval is. De raadsman heeft bepleit verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarbij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast kan aan verdachte een taakstraf worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende vijf maanden schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs en het in bezit hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs. Door het handelen in harddrugs is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaken. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat de handel daarin wordt omgeven door (overige) criminaliteit. Verdachte heeft zich enkel en alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt geboden. De rechtbank heeft daarbij gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die als vertrekpunt van denken bij het dealen in harddrugs gedurende een periode van 3 tot 6 maanden met enige regelmaat uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De rechtbank houdt met betrekking tot de persoon van verdachte bij de straftoemeting rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend advies van Reclassering Nederland van 2 maart 2017. Verdachte heeft volgens dit advies moeite met het doorzetten van zijn plannen, hetgeen bijdraagt aan zijn gebrek aan een startkwalificatie en zijn gebrek aan een controleerbaar inkomen. Verdachte lijkt te gaan voor een behoeftebevrediging op de korte termijn. Hij is erg gehecht aan zijn autonomie en wenst zijn leven zelfstandig vorm te geven. en staat niet open voor hulp. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en een taakstraf.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om verdachte een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen. De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven dat verdachte daar niet onwelwillend tegenover staat, maar denkt dat hij het niet nodig heeft. Verdachte heeft bij de reclassering en ook ter terechtzitting aangegeven dat hij geen hulp en begeleiding van de reclassering wil.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van een fors kortere periode ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde. In de nog jonge leeftijd van verdachte ziet de rechtbank redenen om af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten. Die afwijking zoekt de rechtbank in de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. Straalen, voorzitter, mrs. J. Spee en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2017.
Mr. J. Spee is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van
1 januari 2015 tot en met 21 december 2016te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
en/ofalleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) gebruikershoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne en/of crack en/of MDMA en/of Amfetamine, in elk geval (telkens) een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of crack en/of MDMA en/of Amfetamine, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 30 september 2016 te Amersfoort opzettelijk aanwezig, althans voorhanden, heeft gehad ongeveer 6,6 gram en/of 14,24 gram en/of 4,34 gram (aldus in totaal 25,18 gram) cocaïne, in elk geval een materiaal bevattende cocaïne, en/of ongeveer 7,55 gram heroïne, in elk geval een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(len) als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer MD31016005, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 290. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 april 2017.
3.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 73.
4.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, bijlagen, pagina 75 tot en met 77.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 138 tot en met 143.
6.Een geschrift te weten een rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 oktober 2016, pagina 145.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 108.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 109.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 5] , pagina 202.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 5] , pagina 205.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 5] , pagina 206 en 207.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 89 en 90.