Uitspraak
1.De procedure
- de schriftelijke reactie van mr. A.M.M.E. Doekes – Beijnes;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie, mr. B. van Duijn.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 21 april 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in Lelystad, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van drie verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.R. Jonk. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. A.M.M.E. Doekes – Beijnes, de behandelend rechter in drie strafzaken met parketnummers 16-243691-16, 16-243693-16 en 16-243695-16. Verzoekers voerden aan dat de rechter hen in hun verdediging had benadeeld door een getuige niet te horen, wat volgens hen noodzakelijk was voor hun beroep op noodweer. De rechter had echter aangegeven dat het een procesbeslissing betrof en dat er geen sprake was van vooringenomenheid.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2017 zijn de standpunten van de betrokken partijen toegelicht. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet onpartijdig was en dat de beslissing om de getuige niet te horen niet onbegrijpelijk was. De wrakingskamer benadrukte dat de beoordeling van de inhoudelijke beslissing van de rechter niet aan de wrakingskamer is voorbehouden, maar aan een appelinstantie. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoekers zijn aangevoerd, geen grond vormden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure in de strafzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.