ECLI:NL:RBMNE:2017:2082

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
435297 / HA RK 17-64
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaken

Op 21 april 2017 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van PERSONAL CAR LEASE B.V. Het verzoek was gericht tegen mr. E.M. de Stigter, die als behandelend rechter was aangesteld in twee bestuursrechtelijke zaken van verzoeker. Verzoeker betoogde dat hij twijfels had over de objectiviteit van de rechter, omdat deze op 13 februari 2017 een eerder beroep van verzoeker ongegrond had verklaard. Verzoeker stelde dat de rechter op basis van deze eerdere uitspraak niet onpartijdig kon oordelen in de nieuwe zaken.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De kamer concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder ongunstig had beslist in een andere procedure van verzoeker, onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter partijdig zou zijn in de huidige zaken.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en bepaald dat de procedure van verzoeker met de betreffende zaaknummers voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 435297 / HA RK 17-64
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
21 april 2017
op het verzoek in de zin van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
PERSONAL CAR LEASE B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
(verder te noemen: verzoekster),
gemachtigde: M.A.J. Versteeg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van 13 maart 2017;
  • de schriftelijke reactie van 28 maart 2017 van mr. E.M. de Stigter, met een bijlage.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 7 april 2017 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Verzoeker heeft de door hem ter zitting in te nemen stellingen op 31 maart 2017 toegezonden. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. E.M. de Stigter als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaken met zaaknummers 5364053 UM VERZ 16-7145 en 5464781 UM VERZ 16-8311.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij twijfelt aan de objectiviteit van de rechter. De rechter heeft namelijk op 13 februari 2017 een beroep van verzoeker ongegrond verklaard, waarin verzoeker (vrijwel) dezelfde gronden heeft aangevoerd als in de zaken die het thans betreft. Verzoeker beschrijft uitgebreid op welke gronden de rechter op 13 februari 2017 tot een onjuist oordeel is gekomen. Bovendien lijkt het gelet op de gang van zaken onwaarschijnlijk dat de zaken per toeval aan deze rechter zijn toebedeeld. Verzoeker is er daarom niet van overtuigd dat zijn beroepschriften zonder vooringenomenheid zullen worden behandeld.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Zij koestert geen vooringenomenheid ten opzichte van verzoeker. De beslissing van 13 februari 2017 levert geen aanwijzingen op voor het oordeel dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat een vrees daartoe objectief is gerechtvaardigd. De beslissing van 13 februari 2017 voldoet volgens de rechter aan de (motiverings)eisen. Voorts merkt de rechter op dat zij geen bemoeienis heeft gehad met de toebedeling en planning van zaken. Door omstandigheden was de oorspronkelijk behandelend rechter niet in de gelegenheid om de zaken ter zitting te behandelen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Het verzoek tot wraking is gegrond op de omstandigheid dat de rechter op 13 februari 2017 ongunstig heeft beslist in een andere procedure van verzoeker ter zake van een snelheidsovertreding. Die enkele omstandigheid is onvoldoende voor het aannemen van een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid. Iedere zaak wordt apart beoordeeld. Er bestaan geen aanwijzingen dat de rechter zich in de zaken die het thans betreft partijdig op zal stellen. Verzoeker somt verder een aantal feiten en omstandigheden op waaruit hij lijkt te concluderen dat zijn zaken bewust van een zitting van een andere rechter zijn gehaald en bij deze rechter zijn gepland. Enige feitelijke bemoeienis van de rechter bij de toebedeling van de zaken is niet komen vast te staan. Alleen al om die reden kan de conclusie van verzoeker niet worden gevolgd.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter en andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, Familie- en Jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummers 5364053 UM VERZ 16-7145 en 5464781 UM VERZ 16-8311 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.C. Hagedoorn, voorzitter, R.M. Berendsen en H.A. Brouwer als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.