Uitspraak
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van 17 januari 2017;
- de schriftelijke reactie van mr. M. Wolfrat van 27 maart 2017;
- de reactie van [verzoeker] van 29 maart 2017.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 21 april 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in Lelystad, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. M. Wolfrat, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 17 januari 2017 en was gericht tegen de rechter vanwege vermeende vooringenomenheid. De verzoeker stelde dat de rechter onterecht contact had opgenomen met de vertegenwoordiger van de korpschef van politie en dat zij zonder overleg met de verzoeker een uitstel had verleend voor een reactie op eerdere brieven. De verzoeker meende dat deze handelingen de schijn van partijdigheid wekten en dat de rechter in strijd handelde met de procesregels.
De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De gewraakte rechter, mr. Wolfrat, verdedigde haar handelen door te stellen dat het opnemen van contact met de korpschef een noodzakelijke procedurele stap was, gezien het uitblijven van een reactie op het verzoek om zonder zitting uitspraak te doen. De wrakingskamer oordeelde dat de handelingen van de rechter niet zodanig waren dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. De rechtbank benadrukte dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond vormt voor wraking, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn voor partijdigheid.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de procedure van de verzoeker in de oorspronkelijke zaak zal worden voortgezet. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.