In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werkgever, [verzoeker] B.V., tegen haar werknemer, [verweerder]. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van het feit dat de werknemer niet beschikte over de vereiste Wft-diploma's, die per 1 januari 2017 verplicht waren. De werkgever stelde dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld door deze diploma's niet tijdig te behalen, ondanks herhaalde aanmaningen en toezeggingen. De werknemer voerde echter aan dat de werkgever niet voldoende had gedaan om hem in staat te stellen de benodigde diploma's te behalen, zoals het bieden van tijd en financiële ondersteuning voor de opleiding.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet aan haar verplichtingen had voldaan op grond van artikel 7:611a BW, wat betekent dat het niet behalen van de diploma's niet als verwijtbaar handelen van de werknemer kon worden gekwalificeerd. Bovendien bleek dat de werknemer inmiddels al enkele diploma's had behaald en verwachtte de overige diploma's op korte termijn te behalen. De rechter concludeerde dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek van de werkgever af. Tevens werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die op € 600,00 werden begroot.