ECLI:NL:RBMNE:2017:2615

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
C/16/433688 / KL ZA 17-76
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/433688 / KL ZA 17-76
Vonnis in kort geding van 1 mei 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. W.F. Wienen te Almere,
tegen
de vereniging
AVTROTROS,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en AvtroTros genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 april 2017 met producties 1 t/m 6
  • het faxbericht van 12 april 2017 van [eiser] met producties 7 t/m 12
  • de conclusie van antwoord van AvtroTros met producties 1 t/m 26
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van AvtroTros.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is woonachtig in [woonplaats] en heeft vanaf 2012 een aantal ondernemingen opgericht, die nadien zijn gefailleerd. Op 1 april 2012 startte [eiser] de eenmanszaak [naam eenmanszaak] . Deze onderneming is vervolgens ingebracht in de op 30 augustus 2013 opgerichte [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ). [eiser] is via [bedrijfsnaam 2] B.V. middellijk aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 1] . [bedrijfsnaam 1] handelt tevens onder de naam ‘ [handelsnaam 1] ’. Op 7 juli 2015 is [bedrijfsnaam 1] gefailleerd.
2.2.
Op 17 april 2014 heeft [eiser] [bedrijfsnaam 3] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 3] ) opgericht. Deze onderneming handelt, althans heeft gehandeld, onder de handelsnamen ‘ [handelsnaam 1] ’ ‘ [handelsnaam 2] ’ en ‘ [handelsnaam 3] ’. Op 23 september 2015 zijn vervolgens nog twee dochterondernemingen opgericht, te weten [bedrijfsnaam 4] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 4] ), met eveneens als handelsnamen onder meer [handelsnaam 2] en [handelsnaam 1] , en [bedrijfsnaam 5] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 5] ). Deze ondernemingen zijn allen op 28 juni 2016 gefailleerd.
2.3.
De totale schuldenlast van de failliete ondernemingen van [eiser] bedraagt volgens de diverse faillissementsverslagen € 537,701,04.
2.4.
Als [eiser] merkt dat Tros Opgelicht?! onderzoek doet naar hem neemt hij contact op met de redactie en geeft aan te willen praten. Dit resulteert in een interview waarin door Tros Opgelicht?! de onderwerpen waar zij van op de hoogte is aan hem voorlegt.
2.5.
Op 24 januari 2017 heeft AvtroTros het programma Tros Opgelicht?! uitgezonden met daarin een 20 minuten durend item over de zakelijke handelswijze van [eiser] . Aan bod komt dat [eiser] ‘de schurk van [woonplaats] ’ wordt genoemd en dat zijn ex-vrouw doodsbang is voor hem, waarna een kort relaas volgt over de geschiedenis tussen hen beiden. Er wordt een beeld geschetst van [eiser] van iemand die in korte tijd meerdere ondernemingen opricht, deze kort na elkaar failliet laat gaan en daarbij veel schuldeisers en gedupeerden achterlaat. In de uitzending worden onder meer de zwager van [eiser] , een oud-werkneemster van [eiser] en de broers [achternaam van A en B] aan het woord gelaten. Zij vertellen over hun persoonlijke ervaring met [eiser] . Er worden ook fragmenten van het interview met [eiser] uitgezonden.
2.6.
De uitzending is tot op heden nog via de website van AvtroTros, alsmede via andere websites als ‘Uitzending gemist’ terug te zien. Op de website van Tros Opgelicht?! staat tevens een dossier over [eiser] vermeld, met daarin een artikel over [eiser] . Het artikel is op de dag van uitzending op de website geplaatst en heeft de volgende inhoud:
“Hij wordt ook wel de schurk van [woonplaats] genoemd. [eiser] lijkt het heel normaal te vinden om bedrijven op te starten, mensen in te huren en dan vervolgens niet te betalen. Opgelicht?! spreekt mensen die vanaf 2005 te maken hebben gehad met [voornaam van eiser] . Eerst in Hilversum, waar hij volgens velen met zijn praktijken juist de mensen die hem helpen berooid achterlaat. Wanneer [voornaam van eiser] naar [woonplaats] verhuist, wordt dit niet veel beter.
[voornaam van eiser] begint [naam eenmanszaak] . Met [naam eenmanszaak] brengt hij verschillende lifestyle blaadjes uit en begint hij ondernemersbeurzen. Hij huurt ontwerpers, standhouders en bezorgers in. Echter, betalen doet hij niet. Wanneer iemand hem aanspreekt op zijn betaalgedrag, komt hij keer op keer met hetzelfde praatje. De strekking luidt: ‘jullie hebben geen goed werk geleverd, jullie moeten mij nog betalen en pas maar op, want ik kan heel
goedkoop procederen’. Dreigen gaat [eiser] makkelijk af.
Andere bedrijven
Dat merken ook de werknemers van de daaropvolgende bedrijven van [eiser] . Hij begint onder andere het bedrijf [bedrijfsnaam 3] , maar ook [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] . Het is een wirwar aan bedrijfjes, die eigenlijk allemaal hetzelfde product op de markt moeten brengen. Dit zijn de zogenaamde I-beacons. I-beacons zijn kastjes die een ondernemer bij zijn bedrijf kan ophangen. Vervolgens kunnen langslopende consumenten reclame van dit bedrijf op hun telefoon krijgen. Ook worden verschillende apps ontwikkelt, waarmee je bijvoorbeeld in een museum extra informatie kunt krijgen via je telefoon.
De ideeën lijken mooi en [voornaam van eiser] vindt een investeerder die hier een hoop geld in wilt steken. Al snel neemt hij heel veel personeel aan en heeft hij zo’n 20 man rondlopen. Dit is veel te veel personeel voor een beginnend bedrijfje. Al snel beginnen de salarissen niet goed uitbetaald te worden. En ook de mensen die de producten ontwikkelen, blijven maar wachten op hun geld.
Klachten
Zo ook [A] en [B] . [B] kent [voornaam van eiser] al sinds zijn tijd bij [bedrijfsnaam 1]
. [voornaam van eiser] belooft dat de twee aandelen in het bedrijf zullen krijgen, maar elke
keer komt hier iets tussen. [B] en [A] ontwikkelen mede de software voor de apps en de I-beacons en werken hier jaren hard aan. Toch vindt [voornaam van eiser] het niet nodig om hun facturen te betalen. Daarnaast komt hij de belofte om hen tot medeaandeelhouders te promoveren, ook niet na.
Het personeel en de ontwikkelaars beginnen te steigeren, ze willen eerst geld zien voordat ze verder gaan. [voornaam van eiser] blijft maar zeggen dat het goedkomt en begint ondertussen zelfs een callcenter voor visueel gehandicapten. [voornaam van eiser] komt zelfs in het programma Geloof en een hoop liefde van de EO, waarin hij aangeeft het centrum op te zetten vanuit een goed hart. Daarnaast natuurlijk ook vanuit zijn ondernemersinstinct.
Faillissement Callcenter
De visueel gehandicapte [C] is dolblij dat ze haar eerste baantje heeft. Ze doet vijf maanden lang hard haar best om samen met haar collega’s klanten binnen te halen voor [voornaam van eiser] . Hij ontvangt wel geld van het UWV, maar de visueel gehandicapten krijgen geen
cent. Ondertussen krijgt de investeerder door dat [voornaam van eiser] erg laks is met betalen en trekt de
stekker eruit. [voornaam van eiser] gaat opnieuw failliet en iedereen likt zijn wonden.
[voornaam van eiser] is bereidt om met Opgelicht?! te praten en komt naar Hilversum toe. Hij vindt het
‘allemaal heel erg verschrikkelijk, maar het kan nou eenmaal gebeuren dat een bv failliet gaat’.
Na het gesprek krijgt Opgelicht?! nog veel mailtjes van [voornaam van eiser] dat mensen een complot tegen hem aan het smeden zijn. Opgelicht?! hoopt dat [voornaam van eiser] zijn lesje heeft geleerd en voortaan iets beter nadenkt voordat hij weer een nieuw bedrijf opstart waarmee hij mensen dupeert.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad AvtroTros te veroordelen:
I. tot het verwijderen van het item zoals dat is uitgezonden over [eiser] , alsmede het dossier over [eiser] , zoals dat op de website van AvtroTros staat, waaronder het voornoemde artikel, binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan AvtroTros, althans een in goede justitie bepaalde termijn;
II. tot het plaatsen van een rectificatie op de website van AvtroTros www.opgelicht.avrotros.nl en in een landelijk verspreid dagblad op een ruimte van een ½ pagina, althans een ander formaat, binnen 24 uur na betekening van het vonnis, althans een in goede justitie bepaalde termijn, alsmede deze rectificatie in de eerstvolgende uitzending na de datum van het vonnis te tonen en voor te lezen;
III. tot het betalen van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat AvtroTros in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van € 50.000,-, althans een in goede justitie bepaalde dwangsom;
IV. in de (na)kosten van de procedure.
3.2.
AvtroTros voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de (na)kosten van de procedure, uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is gebleken van een voldoende spoedeisend belang van [eiser] om in zijn vorderingen in kort geding te worden ontvangen.
4.2.
In deze zaak gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Dit betreft enerzijds het door artikel 10 Grondwet (Gw) en artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) beschermde recht van [eiser] op eerbiediging van zijn eer en goede naam door niet lichtvaardig te worden neergezet als een persoon waartegen mensen gewaarschuwd moeten worden. Anderzijds betreft dit het door artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM gewaarborgde recht van AvroTros om met haar programma Tros Opgelicht?! publieke aandacht te kunnen vragen voor de zakelijke handelwijze van [eiser] .
4.3.
Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Bij deze afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan het door artikel 10 Gw en artikel 8 EVRM gewaarborgde recht. Voor de door artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM beschermde rechten geldt hetzelfde. Dit brengt met zich dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (aldus dat eerst aan de hand van de omstandigheden moet worden bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in artikel 8 lid 2 respectievelijk 10 lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer dient te geschieden, waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende lid 2 (zie HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210 [achternaam] / [achternaam] ; HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230, Endemol en SBS/A). Welk belang - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, hangt zoals gezegd af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal ten tijde van de publicatie, (iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen, (v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. Genoemde omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
4.4.
AvtroTros stelt dat zij met het bewuste item over [eiser] het publiek wil informeren over het maatschappelijke probleem dat het eenvoudig is lichtvaardig ondernemingen op te zetten en verplichtingen aan te gaan met als gevolg een situatie waarin schulden niet worden afbetaald en verhaal onmogelijk blijkt. AvtroTros heeft [eiser] als concreet voorbeeld gebruikt, omdat hij in een paar jaar tijd de ene onderneming na de andere opricht, welke ondernemingen snel weer failliet gaan met daarbij een totale schuldenlast van ruim € 500.000,- alsmede vele gedupeerden achterlatend.
4.5.
[eiser] is van mening dat zijn belang bij de bescherming van zijn eer en goede naam zwaarder weegt dan het belang van AvtroTros bij de berichtgeving over [eiser] op de wijze zoals zij dat heeft gedaan en nog doet, door het dossier van [eiser] aan te houden op de website en de mogelijkheid te bieden het item na te kijken. Volgens [eiser] is door AvtroTros ten onrechte een beeld van hem geschetst dat hij doelbewust mensen zou benadelen en niet zou betalen en willens en wetens tal van bedrijven zou oprichten en failliet laat gaan. Door de titel van het programma, alsmede door het gebruik van tendentieuze en suggestieve typeringen van [eiser] , zoals “de schurk van [woonplaats] ”, wordt [eiser] als een oplichter weggezet.
4.6.
De voorzieningenrechter is met [eiser] van oordeel dat de impact van het programma Opgelicht?! niet moet worden onderschat. De wijze waarop de zakelijke handelswijze van [eiser] wordt besproken, waarbij ook wordt ingegaan op het karakter van [eiser] en zijn privé-situatie, alsmede het gebruik van de term ‘schurk van [woonplaats] ’, maakt al snel dat hij – gelijk de titel van het programma - wordt neergezet als (mogelijke) oplichter. Er wordt in het programma ook duidelijk gewaarschuwd voor [eiser] zelf.
4.7.
Desondanks is de voorzieningenrechter van oordeel dat het recht op de vrijheid van meningsuiting aan de zijde van AvroTros zoals dat tot uitdrukking komt in het item over [eiser] dat door AvtroTros op 24 januari 2017 is uitgezonden en het dossier zoals dat wordt aangehouden op de website van Tros Opgelicht?! dient te prevaleren. Daartoe wordt het volgende overwogen. [eiser] heeft vanaf 2012 meerdere ondernemingen opgericht, die enkele jaren later en in twee gevallen zelfs binnen een jaar zijn gefailleerd. Vast staat dat deze ondernemingen op het moment van faillissement een totale schuldenlast hebben van ruim € 500.000,-. Hoewel aan [eiser] kan worden toegegeven dat er voor de uitlating, dat [eiser] al sinds 2005 bedrijven opstart en failliet laat gaan, geen voldoende feitenmateriaal aanwezig is, weegt dit gegeven niet zodanig zwaar dat daarmee de gehele uitzending onrechtmatig is. De uitzending richt zich immers op de periode vanaf 2012. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft AvtroTros ter zitting aannemelijk gemaakt te beschikken over voldoende feitenmateriaal om kritisch te kunnen kijken naar de zakelijke handelswijze van [eiser] in deze periode, op de wijze zoals zij dat heeft gedaan. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat AvtroTros bij monde van haar advocaat ter zitting heeft verklaard de tekst in het dossier op zodanige wijze aan te passen dat het jaartal 2005 daar niet meer in voorkomt.
4.8.
AvtroTros heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorts voldoende aangetoond dat er meerdere gedupeerden zijn, zoals overigens vaak ook gebruikelijk is bij een faillissement. Dat AvtroTros niet alle gedupeerden aan het woord heeft gelaten, is een keuze die zij mag maken in het belang van het programma en is nu eenmaal het gevolg van het gegeven dat er beperkte tijd beschikbaar is. Ditzelfde geldt voor het verwijt van [eiser] dat AvtroTros onvermeld heeft gelaten dat een aantal in beeld gebrachte gedupeerden zelf concurrerende activiteiten aan het ontplooien zijn. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat in de uitzending, mede door de gedupeerden die in de uitzending aan het woord komen, wordt gesuggereerd dat [eiser] doelbewust en structureel niet zou betalen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft AvtroTros [eiser] voldoende gelegenheid gegeven voor het geven van een weerwoord. Deze gelegenheid heeft [eiser] ook aangenomen en dit interview is (deels) uitgezonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt in de uitzending op voldoende evenwichtige wijze weergegeven wat de visie van [eiser] is op de in beeld gebrachte voorbeelden, namelijk dat deze deels te wijten zijn aan een zakelijk geschil en deels door faillissement.
4.9.
In dit kader heeft [eiser] tevens aangevoerd dat AvtroTros in het artikel dat op de website is geplaatst (zie r.o. 2.6) ten onrechte had vermeld dat [eiser] met betrekking tot de in dienst getreden visueel gehandicapte medewerkers wel geld ontving van het UWV, maar geen loon betaalde aan deze medewerkers. AvtroTros heeft het artikel na aanschrijving van de advocaat van [eiser] evenwel reeds aangepast in die zin dat dit is verwijderd. In de uitzending komt dit evenmin voor.
4.10.
Dat AvtroTros ten onrechte in de uitzending zou hebben gemeld dat [eiser] al snel zo’n twintig personen in dienst heeft, zoals door [eiser] is gesteld, is de voorzieningenrechter evenmin gebleken. Bij dagvaarding heeft [eiser] weliswaar gesteld dat er gemiddeld zeven medewerkers in dienst waren bij de ondernemingen, maar ter zitting is door de advocaat van AvtroTros voorgehouden dat het gaat om achttien medewerkers, al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst of ingehuurd als zzp’er. Dit is door [eiser] vervolgens niet meer betwist, zodat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat het inderdaad gaat om achttien medewerkers. Hetgeen in de uitzending is gemeld (“zo’n twintig personen”), is dan ook grosso modo overeenkomstig de werkelijkheid.
4.11.
[eiser] heeft voorts nog gesteld dat AvtroTros het in de uitzending doet voorkomen alsof [handelsnaam 2] en [handelsnaam 1] twee verschillende ondernemingen zijn, terwijl het feitelijk gaat om twee verschillende handelsnamen voor een en dezelfde onderneming. De voorzieningenrechter constateert evenwel dat uit de door AvtroTros overgelegde uittreksels uit het handelsregister blijkt dat beide handelsnamen door twee verschillende ondernemingen van [eiser] als handelsnaam zijn gebruikt. Voorshands blijkt dan ook niet van enige onjuistheid op dit punt en als er al sprake zou zijn van een onjuiste weergave door AvtroTros, dan is dit (mogelijk) een gevolg van de verwarring die [eiser] door zijn handelswijze zelf heeft veroorzaakt.
4.12.
Ook de berichtgeving in de uitzending en het dossier van [eiser] over het terugtrekken van de investeerder ( [D] , red. vzr.) in [bedrijfsnaam 3] is volgens [eiser] niet juist. Volgens [eiser] wordt ten onrechte gesuggereerd dat het terugtrekken van de investeerder te maken had met zijn betalingsmoraal. AvtroTros betwist dat de berichtgeving daarover onjuist is en heeft ter zitting daartoe onder andere naar een bankafschrift (productie 7, [eiser] ) verwezen waaruit zou blijken dat het geld van de investeerder door [eiser] zou worden gebruikt om schulden van [bedrijfsnaam 1] te betalen. [eiser] merkt evenwel terecht op dat deze betaling dateert, namelijk 29 augustus 2014, van voor het moment dat [D] enige investering in [bedrijfsnaam 3] had gedaan. De in dat verband gesloten samenwerkingsovereenkomst (productie 6, [eiser] ) dateert immers van 19 februari 2015, zodat dit niet ter onderbouwing van haar stelling kan dienen. Echter, uit de door [eiser] eveneens als productie 6 overgelegde verslagen van de aandeelhoudersvergadering kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel degelijk de conclusie worden getrokken dat [D] geen vertrouwen meer had in een goede afloop door de wijze waarop onder andere [eiser] handelde en zich daarom heeft teruggetrokken, zoals door AvtroTros gesteld in haar conclusie van antwoord. Daarbij komt dat dit onderwerp, gezien de wijze waarop dit in de uitzending aan bod is gekomen, niet een bepalend onderdeel van de uitzending vormt.
4.13.
Ditzelfde geldt volgens [eiser] voor de wijze waarop is bericht over de belofte dat de broers [achternaam van A en B] aandeelhouder zouden worden. Volgens hem is dit niet juist. Uit de door AvtroTros als productie 25 overgelegde vaststellingsovereenkomst blijkt echter op het eerste gezicht wel van een dergelijke belofte. Zonder nadere toelichting van [eiser] waarom de in de uitzending getoonde weergave desondanks niet juist zou zijn, welke ontbreekt, valt voorshands niet in te zien waarom [eiser] in zijn stelling moet worden gevolgd. Dat de broers [achternaam van A en B] niet de apps en software voor de iBeacons ontwikkelden, zoals door [eiser] gesteld, is juist, maar dit wordt in de uitzending ook niet gesuggereerd. In het uitgezonden interview met de beide broers wordt duidelijk verklaard dat het gaat om software en apps waarmee in de toekomst met een mobiele telefoon betalingen zouden kunnen plaatsvinden. Dat dit niet juist zou zijn, is gesteld noch gebleken.
4.14.
De voorzieningenrechter volgt [eiser] ook niet daar waar hij stelt dat in de uitzending ten onrechte zonder nuancering voor waar wordt aangenomen dan wel als
feit gepresenteerd dat [eiser] in de kranten die [bedrijfsnaam 1] uitgaf content plaatste die hij van internet haalde. In de uitzending wordt een beeldfragment uitgezonden van een interview met de zwager van [eiser] waarin de zwager zegt dat het op hem overkwam alsof [eiser] content van internet haalde om [bedrijfsnaam 1] te vullen. Het betreft dan ook een persoonlijke kwalificatie van de zwager van [eiser] en is door AvtroTros geenszins als feit gepresenteerd of zonder meer als waar aangenomen.
4.15.
In de uitzending wordt [eiser] ook wel als “de schurk van [woonplaats] ” aangeduid. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij voorafgaand aan de uitzending niet bekend stond als de “schurk van [woonplaats] ” en dat AvtroTros deze mededeling zonder enige onderbouwing heeft gedaan. AvtroTros betwist dit. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat AvtroTros, door de wijze waarop zij de term “de schurk van [woonplaats] ” gebruikt in de uitzending, daarmee niet haar eigen mening verkondigt, maar dit een weergave betreft van de mening van anderen. In het kader van de boodschappersfunctie die AvtroTros vervult, kan zij voor de mededeling daarvan in beginsel niet worden gestraft, tenzij sprake is van bijzondere zwaarwegende redenen. De aanwezigheid van een dergelijke zwaarwegende reden is evenwel gesteld noch gebleken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft AvtroTros ook voldoende onderbouwd dat [eiser] voorafgaand aan de uitzending door derden inderdaad “de schurk van [woonplaats] ” werd genoemd.
4.16.
In de uitzending wordt evenwel ook een kort inzicht gegeven in het persoonlijk leven van [eiser] . Daarbij wordt ingezoomd op de relatie met zijn (ex-)echtgenote en wordt een fragment getoond waarin de zwager van [eiser] , de broer van zijn (ex-) echtgenote, verklaart dat zij doodsbang is voor [eiser] . De voorzieningenrechter kan voorshands, zonder nadere onderbouwing van de zijde van AvtroTros, welke ontbreekt, niet inzien waarom een dergelijke inkijk in het persoonlijke leven van [eiser] van belang zou zijn voor het aan de kaak stellen van de zakelijke handelswijze van [eiser] . Dat laatste was volgens AvtroTros immers het doel van de uitzending. Desondanks is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de uitzending overall gezien niet onrechtmatig is, nu de relatie met de (ex-)echtgenoot slechts een klein onderdeel betrof en het zwaartepunt van de uitzending lag op de zakelijke handelswijze van [eiser] . In dit kader overweegt de voorzieningenrechter nog dat iemand die zakelijk opereert meer kritiek heeft te dulden dan iemand die als privé-persoon handelt. Bovendien komt daar bij dat [eiser] ook zelf de publiciteit zoekt als hij verwacht daar baat bij te hebben. In dat geval is te verwachten dat je eerder in de aandacht van de media komt op het moment dat er kritiek ontstaat. AvtroTros heeft onbetwist gesteld dat het item over [eiser] is uitgezonden in het kader van het maatschappelijke probleem dat het eenvoudig is om een onderneming op te zetten en daarmee verplichtingen aan te gaan, met het gevolg dat er situaties ontstaan waarin schulden niet worden afbetaald en verhaal onmogelijk blijkt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft AvtroTros voor wat betreft de zakelijke handelswijze van [eiser] het overgrote deel van de door haar gestelde feiten voldoende onderbouwd. Dat bepaalde uitingen in de uitzending niet geheel lijken te kloppen (zie 4.7 en 4.12), maakt de uitzending in haar geheel niet onrechtmatig, mede omdat deze uitingen niet van wezenlijk belang zijn en niet de kern van de uitzending vormen.
4.17.
Het voorgaande leidt er toe dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
4.18.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AvtroTros worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.434,00
De door AvtroTros gevorderde nakosten zullen op de in het dictum vermelde wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van AvtroTros tot op heden begroot op € 1.434,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2017.