4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1:
Aangeefster [aangeefster 1] , werkzaam als caissière bij de [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] , heeft verklaard dat verdachte naar haar kassa kwam en over de balie kwam hangen. Zij zag en voelde dat hij met zijn rechterhand naar haar linkerborst ging en hier in kneep.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat zij op de camerabeelden van 13 januari 2015 van de [bedrijfsnaam] te Laren heeft waargenomen dat de verdachte met zijn rechterhand in de linkerborst van [aangeefster 1] kneep.
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn vingers de borst van [aangeefster 1] heeft getoucheerd en dat zij dat niet verwachtte op dat moment.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster [aangeefster 2] heeft verklaard dat zij, in haar functie van politieagente, de handboeien van verdachte losmaakte en dat hij met beide handen in haar borsten greep.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat op 14 januari 2017 te Hilversum, nadat de transportboeien bij verdachte waren afgedaan, de verdachte plotseling richting collega [aangeefster 2] bewoog. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat hij beide handen uitstak en in een beweging naar de borstkas van collega [aangeefster 2] bewoog en haar aanraakte ter hoogte van haar borsten.
Verdachte heeft verklaard dat hij met de binnenkant van zijn arm de tepel van [aangeefster 2] heeft geschampt.
Ten aanzien van feit 3:
Aangeefster [aangeefster 3] , geboren op [1999] , heeft verklaard dat een man op 2 juni 2014 te Laren zijn hand op haar rechterbil legde en zijn hand tegen de bil aandrukte.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de billen van [aangeefster 3] heeft getikt.
Ten aanzien van feit 4:
Aangeefster [aangeefster 4] , werkzaam bij de [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] , heeft verklaard dat verdachte op 3 oktober 2015 in de winkel aanwezig was. Terwijl [aangeefster 4] een klant hielp, kwam verdachte naar haar toe lopen. [aangeefster 4] dacht dat verdachte een vraag wilde stellen, maar hij reikte meteen met zijn rechterhand naar haar linkerborst en pakte deze vast.
Verdachte heeft verklaard [aangeefster 4] bij haar borsten te hebben aangeraakt.
Bewijsoverweging
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 1,2 en 4:
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – aanrandingen van [aangeefster 1] , [aangeefster 2] en [aangeefster 4] .
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het met een minderjarige, [aangeefster 3] , ontuchtige handelingen plegen.
Te bespreken verweer
Het verweer van de verdediging dat er geen sprake is van een seksuele connotatie bij alle ten laste gelegde feiten treft geen doel.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Er is sprake van een ontuchtige handeling indien het gaat om een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Onder meer de omstandigheden van het geval kunnen van belang zijn voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een ontuchtige handeling.
De rechtbank betrekt in haar oordeel de omstandigheden die voorafgaand en ten tijde van de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden. Op 2 juni 2014 zei verdachte tegen
[aangeefster 3] , terwijl hij zijn hand op haar bil legde: “Wat heb je mooi haar”. Toen aangeefster daarop wilde wegstappen zei hij: “Je ouders zullen vast mooi zijn”. Op 13 januari 2015 heeft verdachte voordat hij [aangeefster 1] bij haar borst greep, gevraagd of zij een vriend had. Op het antwoord dat zij al een vriend heeft, reageerde verdachte door ‘jammer’ te zeggen. Op 14 januari 2015 vervoerden aangeefster [aangeefster 2] en getuige [verbalisant 2] verdachte naar het politiebureau. Onderweg draaide verdachte zijn hoofd naar aangeefster toe en hoorde zij hem zeggen: “Ik vind je er wel leuk uit zien, wil je met me trouwen?”.
Dit brengt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Het knijpen, grijpen en/of betasten van de borsten van een vrouw, een voor haar intieme plek, heeft naar het oordeel van de rechtbank reeds naar de uiterlijke verschijningsvorm een seksueel karakter en is objectief gezien zozeer in strijd met de sociaal-ethische norm dat sprake is van een ontuchtige handeling. Hetzelfde geldt voor het onverhoeds aanraken en/of betasten van de billen van een voor verdachte onbekende minderjarige.
De hiervoor weergegeven door verdachte gebezigde bewoordingen voorafgaand en ten tijde van de ten laste gelegde feiten en het gegeven dat het gedrag van verdachte, zoals is aangevoerd door de verdediging, voortkwam uit de ongelooflijk diepe behoefte aan een relatie met een vrouw met de daarbij behorende liefkozingen, maken dat de rechtbank gesterkt wordt in de overtuiging dat sprake is van een seksuele connotatie van de handelingen van verdachte.