ECLI:NL:RBMNE:2017:2688

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
16/659433-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na aanrandingen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man uit Laren, die beschuldigd werd van het aanrandingen van drie vrouwen en het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. De feiten vonden plaats in 2014 en 2015 in Laren en Hilversum. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij hallucinaties ervaart die hem aansporen tot deze handelingen, en dat hij zichzelf beschouwt als de Messias. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de man lijdt aan een ziekelijke stoornis, waardoor hij ontoerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van rechtsvervolging, maar heeft wel besloten tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor intensieve behandeling. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37, 57, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659433-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1971] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 november 2016 en 23 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en diens raadsman mr. J.D. van der Heijden, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 13 januari 2015 te Laren [aangeefster 1] heeft aangerand;
ten aanzien van feit 2:
op 14 januari 2015 te Hilversum [aangeefster 2] heeft aangerand;
ten aanzien van feit 3:
op 2 juni 2014 te Laren met [aangeefster 3] (geboren op [1999] ), ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
op 3 oktober 2015 te Laren [aangeefster 4] heeft aangerand.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman stelt dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen omdat de seksuele connotatie bij de door verdachte verrichtte handelingen telkens ontbrak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Aangeefster [aangeefster 1] , werkzaam als caissière bij de [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] , heeft verklaard dat verdachte naar haar kassa kwam en over de balie kwam hangen. Zij zag en voelde dat hij met zijn rechterhand naar haar linkerborst ging en hier in kneep. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat zij op de camerabeelden van 13 januari 2015 van de [bedrijfsnaam] te Laren heeft waargenomen dat de verdachte met zijn rechterhand in de linkerborst van [aangeefster 1] kneep. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn vingers de borst van [aangeefster 1] heeft getoucheerd en dat zij dat niet verwachtte op dat moment. [4]
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster [aangeefster 2] heeft verklaard dat zij, in haar functie van politieagente, de handboeien van verdachte losmaakte en dat hij met beide handen in haar borsten greep. [5]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat op 14 januari 2017 te Hilversum, nadat de transportboeien bij verdachte waren afgedaan, de verdachte plotseling richting collega [aangeefster 2] bewoog. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat hij beide handen uitstak en in een beweging naar de borstkas van collega [aangeefster 2] bewoog en haar aanraakte ter hoogte van haar borsten. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij met de binnenkant van zijn arm de tepel van [aangeefster 2] heeft geschampt. [7]
Ten aanzien van feit 3:
Aangeefster [aangeefster 3] , geboren op [1999] , heeft verklaard dat een man op 2 juni 2014 te Laren zijn hand op haar rechterbil legde en zijn hand tegen de bil aandrukte. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de billen van [aangeefster 3] heeft getikt. [9]
Ten aanzien van feit 4 [10] :
Aangeefster [aangeefster 4] , werkzaam bij de [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] , heeft verklaard dat verdachte op 3 oktober 2015 in de winkel aanwezig was. Terwijl [aangeefster 4] een klant hielp, kwam verdachte naar haar toe lopen. [aangeefster 4] dacht dat verdachte een vraag wilde stellen, maar hij reikte meteen met zijn rechterhand naar haar linkerborst en pakte deze vast. [11]
Verdachte heeft verklaard [aangeefster 4] bij haar borsten te hebben aangeraakt. [12]
Bewijsoverweging
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 1,2 en 4:
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – aanrandingen van [aangeefster 1] , [aangeefster 2] en [aangeefster 4] .
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het met een minderjarige, [aangeefster 3] , ontuchtige handelingen plegen.
Te bespreken verweer
Het verweer van de verdediging dat er geen sprake is van een seksuele connotatie bij alle ten laste gelegde feiten treft geen doel.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Er is sprake van een ontuchtige handeling indien het gaat om een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Onder meer de omstandigheden van het geval kunnen van belang zijn voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een ontuchtige handeling.
De rechtbank betrekt in haar oordeel de omstandigheden die voorafgaand en ten tijde van de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden. Op 2 juni 2014 zei verdachte tegen
[aangeefster 3] , terwijl hij zijn hand op haar bil legde: “Wat heb je mooi haar”. Toen aangeefster daarop wilde wegstappen zei hij: “Je ouders zullen vast mooi zijn”. Op 13 januari 2015 heeft verdachte voordat hij [aangeefster 1] bij haar borst greep, gevraagd of zij een vriend had. Op het antwoord dat zij al een vriend heeft, reageerde verdachte door ‘jammer’ te zeggen. Op 14 januari 2015 vervoerden aangeefster [aangeefster 2] en getuige [verbalisant 2] verdachte naar het politiebureau. Onderweg draaide verdachte zijn hoofd naar aangeefster toe en hoorde zij hem zeggen: “Ik vind je er wel leuk uit zien, wil je met me trouwen?”.
Dit brengt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Het knijpen, grijpen en/of betasten van de borsten van een vrouw, een voor haar intieme plek, heeft naar het oordeel van de rechtbank reeds naar de uiterlijke verschijningsvorm een seksueel karakter en is objectief gezien zozeer in strijd met de sociaal-ethische norm dat sprake is van een ontuchtige handeling. Hetzelfde geldt voor het onverhoeds aanraken en/of betasten van de billen van een voor verdachte onbekende minderjarige.
De hiervoor weergegeven door verdachte gebezigde bewoordingen voorafgaand en ten tijde van de ten laste gelegde feiten en het gegeven dat het gedrag van verdachte, zoals is aangevoerd door de verdediging, voortkwam uit de ongelooflijk diepe behoefte aan een relatie met een vrouw met de daarbij behorende liefkozingen, maken dat de rechtbank gesterkt wordt in de overtuiging dat sprake is van een seksuele connotatie van de handelingen van verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op 13 januari 2015 te Laren, door een andere feitelijkheid [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handelingen, bestaande uit het knijpen in de borst van die [aangeefster 1] en bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds knijpen in de borst van voornoemde persoon;
2.
hij op 14 januari 2015 te Hilversum, door een andere feitelijkheid [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het grijpen van de borsten van die [aangeefster 2] en bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds grijpen van de borsten van voornoemde persoon;
3.
hij op 02 juni 2014 te Laren, met [aangeefster 3] , (geboren op [1999] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig aanraken en/of betasten van de bil van die [aangeefster 3] ;
4. (oorspronkelijke parketnummer 16/659922-15)
hij op 03 oktober 2015 te Laren, door geweld een andere feitelijkheid [aangeefster 4] heeft gedwongen tot dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het betasten van de borst van die [aangeefster 4] en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
voor die [aangeefster 4] is gaan staan en die ontuchtige handeling onverwachts bij die [aangeefster 4] heeft gepleegd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 4:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 4 maart 2016, opgemaakt door A.J.E. Visscher, psychiater, in opleiding tot rapporteur, onder supervisie van. F. Nhass, psychiater;
- een rapport van 14 maart 2016, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog.
Het rapport, opgemaakt door psychiater A.J.E. Visscher en psychiater F. Nhass, houdt onder meer het volgende in.
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type en alcoholafhankelijkheid. Er bestaat een volledig verband tussen de gestelde diagnose en het ten laste gelegde. De hallucinaties die verdachte ervaart lijken hem te hebben aangespoord tot het verrichten van de aanrandingen. Verdachte is chronisch psychotisch en ervaart, zowel met als zonder gebruik van medicatie, niet aflatende akoestische en visuele hallucinaties die frequent imperatief van aard zijn. Deze hallucinaties kunnen zijn gedragskeuzes en handelingen fors beïnvloeden. De overtuiging van zijn grootheid (als Messias van het universum) leidt tot een gestoorde realiteitstoetsing en een afwezig vermogen tot reflectie op het door zijn wanen en hallucinaties ingegeven grensoverschrijdend gedrag. Er is geen sprake van ziektebesef of –inzicht bij verdachte. Daarnaast gebruikt verdachte vrijwel dagelijks overmatige hoeveelheden alcohol. De deskundigen adviseren verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het rapport, opgemaakt door psycholoog J.P.M. van der Leeuw houdt onder meer het volgende in.
De deskundige heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er is sprake van schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type en van alcoholmisbruik dan wel afhankelijkheid en cannabismisbruik dan wel –afhankelijkheid (al dan niet in remissie). Niet uit te sluiten is dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde.
Verdachte is ten aanzien van het ten laste gelegde ontoerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank is op basis van de conclusies van voornoemde deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 Sr voor de duur van één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet noodzakelijk is, gezien de huidige gedwongen opname van verdachte in het UMC in het kader van de Wet BOPZ. In het UMC is het mogelijk verdachte adequaat te behandelen. Met de maatregel van artikel 37 Sr wordt deze behandeling, waarop de verdediging nu haar hoop heeft gevestigd, doorkruist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van
verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal aanrandingen en het eenmaal plegen van ontuchtige handelingen met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Hoewel verdachte door de rechtbank ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, wil dit niet zeggen dat deze ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit ook, geen ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormen. Van belang is dat dit in de toekomst zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- de Pro Justitia rapportages psychiatrisch en psychologisch onderzoek zoals genoemd onder rubriek 7 in dit vonnis;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 15 mei 2017, uitgebracht door [A] , reclasseringswerker.
De psychiaters merken in hun rapport op dat voortdurend en correct medicatiegebruik essentieel is voor het verkleinen van de kans op recidive. Ook is het van belang dat verdachte geheel abstinent raakt van alcohol. Tevens is het wenselijk dat zijn vader de rol van zorgverlener overdraagt aan de professionals. Het lijkt niet haalbaar het psychotisch beeld van verdachte dusdanig te behandelen dat deze volledig in remissie gaat. Verdachte heeft een lang traject achter de rug van gedwongen opnames in de GGZ. De deskundigen adviseren een intensieve vorm van klinische psychiatrische behandeling in het kader van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
De psycholoog merkt in zijn rapport op dat de psychiatrische problematiek van verdachte tamelijk therapieresistent blijkt te zijn waardoor de kans op voortzetting van psychotische vertekeningen van de werkelijkheid en daaruit voortspruitend bizar gedrag, aannemelijk is. De kans op recidive is groot. De deskundige adviseert om verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis voor de maximale duur van een jaar.
De reclassering geeft aan dat de behandeling in de GGZ is vastgelopen vanwege verschil in visie tussen enerzijds de behandelaren van de GGZ Centraal en anderzijds verdachte en zijn vader. Verdachte behoeft echter dringend een (klinische) behandeling in verband met de psychotische problematiek en de risico’s die nog steeds aanwezig zijn met betrekking tot de borstbetastingen. Verdachte is op verzoek van zijn vader op 11 mei 2017 klinisch opgenomen in het UMC, alwaar hij verder zal worden onderzocht en waarbij GGZ Centraal de RM-houder blijft. De reclassering onthoudt zich van een strafadvies en ziet geen rol voor de reclassering nu verdachte het beste in de GGZ behandeld kan worden.
De rechtbank heeft de hiervoor genoemde rapporten in aanmerking genomen waaruit blijkt dat de deskundigen het recidiverisico van verdachte hoog inschatten. Dit lijkt bevestiging te vinden in de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hem dagelijks wordt verzocht borstbetastingen te verrichten, omdat hij de Messias is. Daarnaast kent verdachte een behandelverleden waaruit naar voren komt dat verdachte zijn eigen voorwaarden stelt en zich steeds voortijdig onttrekt. De rechtbank conformeert zich aan de adviezen van de psychiaters en de psycholoog en acht voldoende aannemelijk geworden dat het gevaar voor anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis van verdachte voor een termijn van een jaar eist. De rechtbank vindt dat niet volstaan kan worden met behandeling van verdachte in het kader van de Wet BOPZ, omdat een dergelijke behandeling onvoldoende zekerheid biedt voor de aanpak van de psychische aandoening van verdachte in samenhang met de beteugeling van het gevaar dat verdachte strafbare feiten pleegt, te minder nu de duur van een dergelijke behandeling thans niet vast te stellen is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37, 57, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van deze feiten;
- gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2015 te Laren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het grijpen en/of vastpakken en/of betasten van en/of knijpen in de borst van die [aangeefster 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (onverhoeds) grijpen en/of vastpakken en/of betasten van en/of knijpen in de borst van voornoemde persoon;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en / of bedreiging met geweld en / of een andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het grijpen en/of vastpakken en/of betasten van de borst(en) van die [aangeefster 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en / of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (onverhoeds) grijpen en/of vastpakken en/of betasten van de borst(en) van voornoemde persoon;
3.
hij op of omstreeks 02 juni 2014 te Laren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [aangeefster 3] , (geboren op [1999] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig knijpen in de bil(len) van die [aangeefster 3] en/of aanraken en/of betasten van de bil(len) van die [aangeefster 3] ;
4. ( oorspronkelijke parketnummer 16/659922-15)
hij op of omstreeks 03 oktober 2015 te Laren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en / of door bedreiging met geweld en /of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 4] heeft gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de borst van die [aangeefster 4] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
voor die [aangeefster 4] is gaan staan en/of die ontuchtige handeling onverwachts bij die [aangeefster 4] heeft gepleegd;

Voetnoten

1.Wanneer hierna met betrekking tot feit 1, 2 en 3 wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 juni 2015, genummerd PL0900-2015167831, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 107. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 60.
3.Pagina 68.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2017.
5.Pagina 85.
6.Pagina 82.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2017.
8.Pagina 100.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2017.
10.Wanneer hierna met betrekking tot feit 4 wordt verwezen naar processen-verbaal betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 juni 2015, genummerd PL0900-2015302937, opgemaakt door politie Midden-Nederland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 4] , met name blad 2 en 3.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het verhoor met verdachte, met name blad 3.