ECLI:NL:RBMNE:2017:273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
16/705891-16 en 16/659747-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor gewelddadige woningoverval en diefstal

Op 23 januari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee 27-jarige mannen uit Heerenveen en Utrecht, die in 2016 een gewelddadige woningoverval hebben gepleegd in Groenekan. De mannen zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 5 en 6 jaar. Tijdens de overval bedreigden zij het slachtoffer met een nepwapen en gebruikten zij een stroomstootwapen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel minder feiten bewezen zijn verklaard dan door de officier van justitie was geëist, de opgelegde straffen recht doen aan de ernst van de feiten. Een 30-jarige vrouw uit Utrecht, die verdacht werd van medeplichtigheid aan de overval, is vrijgesproken omdat niet bewezen kon worden dat zij op de hoogte was van de overval.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de mannen zich schuldig hebben gemaakt aan meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld en opzetheling. De rechtbank heeft de impact van de overval op het slachtoffer meegewogen in de strafmaat, waarbij werd benadrukt dat de overval een grote impact heeft gehad op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en de gewelddadige wijze waarop de overval is gepleegd. De straffen zijn in overeenstemming met de landelijke richtlijnen voor straftoemeting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705891-16 en 16/659747-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 januari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R. Dijkstra, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven.
De tenlastelegging is, zoals nader omschreven, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/705891-16
feit 1: op 14 april 2016, samen met een ander of anderen, een woningoverval heeft gepleegd te [woonplaats] ;
feit 2: op 8 november 2015 te Utrecht een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres] (primair), dan wel zich heeft schuldig gemaakt aan de opzet- of schuldheling van twee koffers (subsidiair);
16/659747-16
feit 1: in de periode van 21 tot en met 22 mei 2016 te Utrecht samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres] (primair), dan wel zich op 5 juni 2016 heeft schuldig gemaakt aan de opzet- of schuldheling van autosleutels (subsidiair);
feit 2: op 21 mei 2016 te Utrecht samen met een ander een auto heeft gestolen met behulp van een gestolen autosleutel (primair), dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan de opzetheling van deze auto (subsidiair);
feit 3: op 14 mei 2016 te Utrecht samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd (primair), dan wel zich op 5 juni 2016 heeft schuldig gemaakt aan de opzet- of schuldheling van een televisie (subsidiair);
feit 4: zich op 5 juni 2016 te Utrecht heeft schuldig gemaakt aan de opzet- of schuldheling van een damesfiets.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1, 2 primair (16/705891-16), 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 subsidiair (16/659747-16) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 3 primair en feit 4 primair (16/659747-16).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat feit 1 (16/705891-16) bewezen kan worden verklaard met uitzondering van de ten laste gelegde geweldshandelingen.
Ten aanzien van de onder feit 3 subsidiair (16/659747-16) ten laste gelegde schuldheling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw vrijspraak betoogd. De specifieke verweren van de raadsvrouw worden, voor zover relevant, besproken onder de bewijsoverwegingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 16/705891-16
Het bewijs voor feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen. [1]
Op 14 april 2016 doet [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aangifte bij de politie. Ze verklaart dat ze op 14 april 2016 in haar woning aan de [adres] in [woonplaats] was. [2] Ze hoorde ineens een mannenstem in het Nederlands roepen: “Geld, geld, geld”. Vrijwel tegelijkertijd voelde ze dat er iets in haar rug werd gedrukt. Toen ze over haar schouder keek zag ze de loop van een pistool. [slachtoffer] zag vervolgens dat er een tweede man (dader 2) voor haar kwam staan en haar met een apparaat stroomstoten gaf in het deel tussen haar hals en linkerschouder en een stroomstoot in haar hals aan de linkerzijde. Ze voelde op dat moment een hevige pijn. Dader 1 haalde een aantal kermishorloges uit de lade en stopte ze in zijn jaszak. Dader 2 pakte een lade uit de secretaire, waarin ongeveer € 300,- tot € 400,- aan bankbiljetten zat. [slachtoffer] zag dat hij de lade met geld bij zich hield en meenam. Vervolgens liepen de daders de woning uit. [3]
Uit de goederenbijlage, die is gevoegd achter de aangifte van [slachtoffer] , blijkt dat ook het spreekgedeelte van de huistelefoon is weggenomen. [4]
Verdachte heeft op de terechtzitting van 9 januari 2017 verklaard dat hij samen met [medeverdachte] de woning is binnengegaan. Ze hadden een balletjespistool en een taser bij zich. Verder heeft verdachte verklaard dat er een aantal ‘klokjes’ (de rechtbank begrijpt: horloges) en een geldbedrag is meegenomen. [5]
Het bewijs voor feit 2 primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 13 november 2015 doet [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ), wonend in een koopwoning aan de [adres] te [woonplaats] , aangifte van diefstal uit zijn woning. [benadeelde 1] verklaart dat hij op 8 november 2015 omstreeks 15.00 uur zijn woning in goede toestand heeft achtergelaten. Omstreeks 22.20 uur kwam hij thuis en zag hij dat de kamers doorzocht waren. [benadeelde 1] zag dat onder meer zijn televisie, de reiskoffers van zijn schoonmoeder en de reservesleutels van zijn woning waren weggenomen. Verder zijn er veel andere goederen weggenomen, die opgenomen zijn in de goederenbijlage. [6]
Uit de goederenbijlage, die is gevoegd achter de aangifte van [benadeelde 1] , blijkt dat onder meer de volgende goederen zijn weggenomen: twee flatscreen televisies [7] , een iPad, twee notebooks [8] , een telefoon (Apple iPhone 4S), twee zonnebrillen (merk Ray Ban (Jackie)) [9] , diverse parfums [10] , een trouwring [11] , twee dameshorloges [12] , diverse sieraden [13] , een metalen geldkist, een geldbedrag van 250 euro [14] , een fotocamera (merk Parasonic), een dekbedovertrek, een kussensloop en drie pakken Pampers [15] .
[getuige] verklaart op 23 juli 2016 dat verdachte een inbraak heeft gepleegd in de straat van haar moeder, in een koopwoning naast de portiek van haar moeder. Ze verklaart dat verdachte hier onder andere een koffer heeft gestolen. [getuige] verklaart dat zij deze koffer bij haar op zolder heeft staan. [16] Deze koffer is paars van kleur. [17] De moeder van [getuige] , [A] , woont op de [adres] . [getuige] verklaart dat ze op enig moment bij haar moeder was en van de vriendin van verdachte hoorde dat verdachte op dat moment aan het inbreken was bij de buren van haar moeder. [18] Ze zag verdachte eerst terugkomen met een grote televisie. Daarna kwam hij terug met een hoeslaken gevuld met spullen, waaronder een laptop, sieraden, een trouwring en luchtjes. Ook had hij luiers meegenomen voor het zoontje van [getuige] . [19]
Op 4 augustus 2016 wordt in de woning van [A] aan de [adres] te [woonplaats] een bruine koffer aangetroffen met aan het handvat een label met de tekst “ [B] ”. Na foto’s van deze koffer te hebben gezien, verklaart aangever [benadeelde 1] dat hij deze koffer onmiskenbaar herkent als de koffer van zijn schoonmoeder [B] , die bij de diefstal uit zijn woning is weggenomen. [20]
Aangever [benadeelde 1] verklaart op 2 augustus 2016 dat hij van de politie twee foto’s heeft ontvangen van een paarse tas/koffer. [benadeelde 1] hoorde van zijn schoonmoeder dat zij de tas op de foto’s herkende als haar eigendom en dat het de tas is die uit hun woning is weggenomen. [21]
Partiële vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank acht op basis van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woning is binnengedrongen door middel van braak, verbreking of inklimming. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.
Bewijsoverweging voor feit 2 primair
De raadsvrouw heeft betoogd dat feit 2 primair niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van [getuige] kan niet als betrouwbaar worden aangemerkt gelet op het feit dat zij alle reden heeft om verdachte te belasten. Verder is er geen bewijs dat verdachte bij deze inbraak betrokken zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [getuige] als betrouwbaar kan worden aangemerkt. [getuige] verklaart gedetailleerd over de locatie van de betreffende inbraak. Dit blijkt overeen te komen met de aangifte. De koffer die [getuige] in haar bezit heeft, en die zij van haar moeder heeft gekregen, blijkt inderdaad te zijn buitgemaakt bij deze inbraak. Bovendien verklaart zij gedetailleerd over andere goederen die door verdachte zouden zijn weggenomen, zoals een grote televisie, een laptop, een trouwring, sieraden, parfums en luiers. Dit blijkt overeen te komen met de goederen die volgens de aangifte van [benadeelde 1] zijn weggenomen. Ook wordt de verklaring van [getuige] dat verdachte de spullen meenam in een hoeslaken ondersteund door het feit dat bij de diefstal een kussensloop en een dekbedovertrek is weggenomen. Dat de verklaring van [getuige] slechts uit rancune zou zijn afgelegd en daarom onbetrouwbaar zou zijn, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. [getuige] verklaart slechts op de momenten dat de verbalisanten hierover doorvragen. In eerste instantie verklaart zij erg summier, pas bij het tweede verhoor en na aanvullende vragen van de verbalisanten verklaart zij de hiervoor genoemde details. Deze omstandigheden duiden er niet op dat [getuige] - zoals door de verdediging is gesteld - er slechts op uit zou zijn om verdachte te belasten. De rechtbank verwerpt dan ook het betoog van de raadsvrouw en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.2
Parketnummer 16/659747-16
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair en subsidiair
Op 5 juni 2016 is verdachte aangetroffen in de auto die is weggenomen bij de inbraak aan de [adres] in [woonplaats] op 21 of 22 mei 2016. In de auto werd een breekijzer aangetroffen die mogelijk gebruikt is bij deze inbraak. Verder werd in de woning van verdachte een tweede autosleutel aangetroffen, behorend bij de gestolen auto. Het dossier bevat echter geen directe aanwijzingen dat verdachte bij deze inbraak en de diefstal van de auto betrokken zou zijn. De enkele aanwezigheid van verdachte in de gestolen auto, twee weken na de inbraak, en het aantreffen van een tweede autosleutel acht de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde inbraak in de woning en de diefstal van de auto.
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte moest weten of redelijkerwijs moest vermoeden dat de autosleutels en de auto van diefstal afkomstig waren. De rechtbank zal verdachte daarom eveneens vrijspreken van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzet- en schuldheling en van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde opzetheling.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de damesfiets een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Vrijspraak feit 3 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarom hiervan vrijspreken.
Het bewijs voor feit 3 subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 subsidiair ten laste gelegde opzetheling heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen. [22]
Op 6 juni 2016 wordt de woning van verdachte doorzocht. Tijdens deze doorzoeking wordt een televisie aangetroffen die weggenomen blijkt te zijn bij een woninginbraak aan de [adres] in [woonplaats] . [23]
Verdachte heeft op 9 januari 2017 ter terechtzitting verklaard dat hij de televisie heeft gekocht van een junk. Verdachte wist dat het niet zuiver was en dat deze junk gestolen goederen verkocht om aan drugs te kunnen komen. [24]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
16/705891-16
1.
hij op 14 april 2016 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een spreekgedeelte van een huistelefoon en een hoeveelheid horloges en een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- die woning van die [slachtoffer] zijn binnen gegaan en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: ‘Geld, geld, geld” en
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de rug van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- vervolgens een stroomstootwapen tegen de hals en de linkerschouder van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- met dat stroomstootwapen meerdere stroomstoten aan die [slachtoffer] heeft gegeven.
2.
Primair
op 08 november 2015 te [woonplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een
woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen
- een hoeveelheid elektronica (waaronder een iPad en twee flatscreen televisies en meerdere Notebooks en een telefoon (merk Apple Iphone 4s) en een fotocamera (merk Parasonic) en
- twee zonnebrillen (merk Ray Ban (Jackie)) en
- een hoeveelheid cosmetica (waaronder parfum) en
- een hoeveelheid sieraden en
- twee dameshorloges en
- een metalen geldkist en
- een geldbedrag (te weten euro 250,-) en
- twee reiskoffers (met daaraan het label met de naam [B] ) en
- reservesleutels van voornoemde woning,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] of een ander dan aan verdachte;
16/659747-16
3.
Subsidiair
op 5 juni 2016 te Utrecht, een goed, te weten een televisie (merk: Philips) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
16/705891-16
feit 1: diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair: diefstal.
16/659747-16
feit 3 subsidiair: opzetheling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 primair (16/705891-16), 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 subsidiair (16/659747-16) bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij niet eerder voor een woninginbraak is veroordeeld en de omstandigheid dat niet alle ten laste gelegde handelingen van feit 1 (16/705891-16) bewezen kunnen worden verklaard.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. Verdachte is samen met een ander de woning binnengedrongen, waarna het slachtoffer is bedreigd met een stroomstootwapen en een (imitatie)wapen. Ook is het stroomstootwapen tegen het slachtoffer gebruikt. Verdachte heeft met zijn mededader gericht in de woning gezocht en onder meer een geldbedrag weggenomen.
Deze overval heeft een enorme impact gehad op het slachtoffer. Dit blijkt ook uit de onderbouwing van de immateriële schade. Het slachtoffer is het gevoel voor veiligheid in haar eigen woning kwijt geraakt en kampt nog steeds met de psychische gevolgen die dit incident bij haar hebben veroorzaakt.
Verdachte en zijn mededader hebben puur voor eigen financieel gewin en zonder enig respect voor de woning en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gehandeld. Daarnaast draagt dit feit ook in bredere zin bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer zwaar aan.
Naast deze woningoverval heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning en aan de opzetheling van een televisie. Ook dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van de verdachte gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2016, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren verschillende keren is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft voorts gelet op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin voor een woningoverval met meer dan licht geweld als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf jaar wordt gegeven. De rechtbank neemt in haar oordeel over de strafoplegging mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, alsook de gewelddadige wijze waarop de overval heeft plaatsgevonden. Daarnaast betrekt de rechtbank voor het bepalen van de strafmaat ook de diefstal uit een woning en de opzetheling die verdachte heeft begaan.
Ondanks dat de rechtbank minder bewezen verklaart dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank de officier van justitie volgen in zijn strafeis en aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Oplegging van een lagere gevangenisstraf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.

9.Het beslag

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen wapen (een taser) te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Taser/stroomstootwapen
De rechtbank is uit de stukken van het dossier niet gebleken dat onder verdachte een taser/stroomstootwapen in beslag is genomen. Gelet hierop is de rechtbank niet in staat hierop een beslissing te nemen.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
De inhoud van de vorderingen
[slachtoffer]
De vordering van [slachtoffer] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde (16/705891-16), te weten een totaalbedrag van € 6.047,53 ter zake van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
[benadeelde 1]
De vordering van [benadeelde 1] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde (16/705891-16), te weten een totaalbedrag van € 3.155,00 ter zake van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
[benadeelde 2]
De vordering van [benadeelde 2] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 en 2 (16/659747-16) ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 3.995,25 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
10.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geheel toe te wijzen. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] heeft de officier van justitie opgemerkt dat de kosten die zijn gemaakt voor het plaatsen van camera’s niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor het overige kan de vordering van [slachtoffer] volgens de officier van justitie geheel worden toegewezen. Verdachte dient hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor laatstgenoemd schadebedrag.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de vordering van [slachtoffer] aangesloten bij de officier van justitie.
Ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft de raadsvrouw primair verzocht deze af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw wat betreft de vordering van [benadeelde 1] verzocht het materiële gedeelte van de vordering af te wijzen nu dit reeds is vergoed door de verzekering en het bedrag aan immateriële schade te matigen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] heeft de raadsvrouw subsidiair bepleit dat het overgrote deel dient te worden afgewezen, omdat een groot deel van de goederen niet in de tenlastelegging is opgenomen. Bovendien zijn deze goederen ook niet bij verdachte aangetroffen.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer]
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor onder 1 (16/705891-16) bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 3.214,03 (drieduizend tweehonderdveertien euro en drie eurocent), te weten € 2.400,00 aan immateriële schade en € 814,03 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij is voor de schade die betrekking heeft op het plaatsen van extra camera’s (€ 2.833,50) niet ontvankelijk nu dit niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade die het gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 1]
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het hiervoor onder 2 (16/705891-16) bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.155,00 (tweeduizend honderdvijfenvijftig euro), te weten € 500,00 aan immateriële schade en € 1.655,00 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij is voor het overige (€ 1.000,00) niet ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 2]
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel wordt opgelegd voor het onder 1 en 2 (16/659747-16) ten laste gelegde, is [benadeelde 2] in de vordering niet-ontvankelijk.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 van 16/659747-16 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair (16/705891-16) en 3 subsidiair (16/659747-16) ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
16/705891-16
feit 1: diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair: diefstal.
16/659747-16
feit 3 subsidiair: opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1, 16/705891-16)
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.214,03 (drieduizend tweehonderdveertien euro en drie eurocent), bestaande uit € 2.400,00 aan immateriële schade en € 814,03 aan materiële schade. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 5,25.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 3.214,03 (drieduizend tweehonderdveertien euro en drie eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 42 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2016 tot de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 2 primair, 16/705891-16)
Wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 2.155,00 (tweeduizend honderdvijfenvijftig euro), bestaande uit € 500,00 aan immateriële schade en € 1.655,00 aan materiële schade. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] , € 2.155,00 (tweeduizend honderdvijfenvijftig euro) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 31 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2015 tot de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 3 subsidiair, 16/659747-16)
Verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. V. van Dam en N. Schapendonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2017.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat
16/705891-16
1.
hij op of omstreeks 14 april 2016 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in
het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]
) heeft/hebben weggenomen een (spreekgedeelte van een)
huistelefoon en/of een hoeveelheid horloges en/of een geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s)
- die woning van die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan/gedrongen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans éénmaal, tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd/geroepen: “Geld, geld, geld” en/of “Meewerken anders
wordt het alleen maar erger”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
in/tegen de rug van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt/geduwd en/of
- ( vervolgens) een stroomstootwapen, althans een op een stroomstootwapen
gelijkend voorwerp, in/tegen de hals en/of op de (linker)schouder, in elk
geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt
en/of gedrukt gehouden en/of
- met dat stroomstootwapen, althans een op een stroomstootwapen gelijkend
voorwerp, meerdere stroomstoten aan die [slachtoffer] heeft/hebben
gegeven;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 08 november 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
(boven)woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen
- een (grote) hoeveelheid elektronica (waaronder een Ipad en twee
(flatscreen)televisies en meerdere Notebooks en een telefoon (merk Apple
Iphone 4s) en/of een fotocamera (merk Parasonic) en/of
- twee zonnebrillen (merk Ray Ban (Jackie)) en/of
- een hoeveelheid cosmetica (waaronder parfum) en/of
- een (grote) hoeveelheid sieraden en/of
- twee (dames)horloges en/of
- een (metalen) geldkist en/of
- een geldbedrag (te weten euro 250,-) en/of
- twee reiskoffers (met daaraan het label met de naam [B]
) en/of
- een bosje (reserve)sleutels (van voornoemde woning),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 november 2015 te Utrecht, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
een goed te weten twee, althans één, (reis)koffer(s) (met daaraan het label met de naam
[B] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 4l7bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Stafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
16/659747-16
1.
Primair
hij in de periode 21 mei 2016 tot en met 22 mei 2016 te Utrecht, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, (gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd) in een woning gelegen aan de [adres] , (alwaar verdachte
en/of zijn mededader(s) zich tegen de wil van de rechthebbende bevond/bevonden)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote
hoeveelheid goederen, waaronder autosleutels, een televisie en/of sieraden, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 5 juni 2016 te Leiden en/of te Utrecht, althans in
Nederland,
een goed te weten autosleutels heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 21 mei 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk:
Renault, type Clio, voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk een of meer
autosleutel(s) die is/zijn weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres]
;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 5 juni 2016 te Leiden, althans in Nederland,
een goed te weten een auto (merk: Renault, type: Clio, voorzien van het
kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op of omstreeks 14 mei 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een hoeveelheid goederen waaronder een televisie en/of een koffiezetapparaat
en/of een notebook, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg
te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 5 juni 2016 te Utrecht,
een goed te weten een televisie (merk: Philips) heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 05 juni 2016 te Utrecht,
een goed te weten een (dames)fiets (merk: gazelle) heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, onderzoek 032Nieuw, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 495). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , van 15 april 2016, pagina 74.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , van 15 april 2016, pagina 75.
4.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , van 15 april 2016, pagina 78.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2017.
6.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 307.
7.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 310 en 311.
8.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 310.
9.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 311.
10.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 312 en 313.
11.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 313.
12.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 314.
13.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 313 tot en met 316.
14.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 316.
15.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 8 november 2015, pagina 317.
16.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 23 juli 2016, pagina 175.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 28 juli 2016, pagina 325.
18.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 28 juli 2016, pagina 324.
19.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 28 juli 2016, pagina 325.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2016, pagina 337.
21.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 1] van 2 augustus 2016, pagina 319.
22.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900 2016174247, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 158). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2016, pagina 51 en 52.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2017.