5.2Ten aanzien van het betoog van eiser dat de ruime bestemming en definitie in de planregels leidt tot de veronderstelling dat onder de bestemming ‘publieksgerichte dienstverlening’ veel activiteiten zijn toegestaan, overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het geldende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. Dit heeft volgens verweerder tot gevolg dat gemengd bestemmen onder omstandigheden is toegestaan, maar dat geen sprake is van een systematiek waarin ruim bestemd wordt. Er is volgens verweerder juist sprake van het begrenzen van functies onder concrete bestemmingen wat in dit geval tot gevolg heeft dat een sportschool onder de bestemming ‘sport’ zou moeten vallen. Nu in het bestemmingsplan ‘ […] ’ helemaal geen bestemming ‘sport’ is opgenomen blijkt daaruit volgens verweerder juist de intentie om sportactiviteiten uit de beschermde omgeving van de […] te weren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee aannemelijk gemaakt dat sportactiviteiten volgens de systematiek van het bestemmingsplan niet onder de bestemming publieksgerichte dienstverlening geschaard kunnen worden. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de activiteiten van [handelsnaam] vanwege de ruime formulering van de planregels wel zijn toegestaan. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert verder aan dat de activiteiten van [handelsnaam] vallen onder de begrippen welzijn en/of zorg zoals bedoeld in de definitie van maatschappelijke voorziening in artikel 1.69 van de planregels. Eiser stelt daartoe dat [handelsnaam] een oplossing biedt voor maatschappelijke problemen zoals fysieke of psychische gezondheidsklachten, bijvoorbeeld bij stress of in het kader van revalidatie.
7. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat onder maatschappelijke voorzieningen in de vorm van welzijn en zorg onder andere moet worden gedacht aan medische voorzieningen zoals de huisarts of andere voorzieningen ten behoeve van het verlenen van zorg. De onderneming van eiser kwalificeert niet als zodanig. Bij [handelsnaam] kunnen leden tegen betaling gebruik maken van bepaalde faciliteiten waardoor de bedrijfsvoering van eiser een commercieel karakter heeft. Van een maatschappelijke voorziening gericht op het verlenen van zorg is daarom geen sprake. De rechtbank volgt dit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht gesteld dat de activiteiten van [handelsnaam] niet zijn aan te merken als een maatschappelijke voorziening. De beroepsgrond slaag niet.
8. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift en dat verweerder, gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, bevoegd, en in beginsel ook gehouden is, daartegen handhavend op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag een bestuursorgaan besluiten van deze bevoegdheid geen gebruik te maken. Hiervan kan sprake zijn indien er concreet zicht bestaat op legalisatie of wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat in die concrete situatie van het opleggen van die last behoort te worden afgezien.
9. Eiser voert aan dat er sprake was van concreet zicht op legalisatie omdat hij in aanmerking komt voor een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik. Eiser heeft op 21 juli 2016 een akoestisch onderzoek laten verrichten door [naam adviesbureau] . Vervolgens heeft eiser de adviezen van [naam adviesbureau] opgevolgd om de geluidsoverlast voor omwonenden te beperken. Eiser heeft verweerder hiervan ook tijdig op de hoogte gesteld. Nu hij voldoet aan de geluidsnormen is er volgens eiser geen reden voor verweerder om hem een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik te weigeren.
10. De rechtbank stelt vast dat eiser op 24 augustus 2016 bij verweerder een aanvraag om omgevingsvergunning voor strijdig gebruik heeft ingediend. Eiser heeft deze aanvraag echter om hem moverende redenen op 4 oktober 2016 weer ingetrokken. Verweerder heeft hieruit mogen afleiden dat eiser afzag van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik, te meer nu op 4 oktober 2016 door verweerder een vergunning is verleend voor het gebruik van de nieuwe locatie van eiser aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Gelet op het voorgaande was er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van concreet zicht op legalisatie. Wat eiser heeft gesteld over het akoestisch rapport en de maatregelen die hij heeft getroffen, kan bij de beoordeling door de rechtbank dan ook geen rol meer spelen. Van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhaving is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder gebruik heeft mogen maken van de bevoegdheid om tot handhaving over te gaan. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.