ECLI:NL:RBMNE:2017:3023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
07.022010-94
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging in het kader van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2017 uitspraak gedaan over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van betrokkene, die ter beschikking was gesteld op basis van een vonnis van 15 december 1994. De rechtbank had eerder op 6 maart 2017 de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd en de beslissing over de verpleging aangehouden om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken. Betrokkene, geboren in 1973 in Suriname, is bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.A. Huibers, en de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, heeft op 2 juni 2017 in raadkamer zijn zaak gepresenteerd. De rechtbank ontving een rapport van Reclassering Nederland, opgesteld door reclasseringswerker [A], dat de mogelijkheden voor resocialisatie en de voorwaarden voor beëindiging van de dwangverpleging uiteenzette. De reclassering concludeerde dat betrokkene in staat was om zijn zaken op orde te krijgen, maar had twijfels over zijn bereidheid om openheid te geven over zijn relaties.

De rechtbank heeft de standpunten van de reclassering, de kliniek en de officier van justitie in overweging genomen. De reclassering adviseerde om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen, terwijl de officier van justitie zich hiertegen verzette, verwijzend naar de eerdere niet-meewerkende houding van betrokkene. De rechtbank oordeelde dat, gezien de rapporten van deskundigen en de omstandigheden, de dwangverpleging voorwaardelijk moest worden beëindigd onder bepaalde voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering en het regelen van huisvesting. De rechtbank benadrukte dat betrokkene zich aan de voorwaarden moest houden en dat de reclassering verantwoordelijk was voor de begeleiding en toezicht. De beslissing werd genomen met het oog op de noodzaak van resocialisatie en het belang van betrokkene om zijn leven buiten de kliniek opnieuw vorm te geven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht - Strafraadkamer
Parketnummer: 07.022010-94
Uitspraak: 16 juni 2017
Beslissingover voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging in de zaak van:
[betrokkene] ,
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Suriname),
verblijvende in [verblijfplaats] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De procedure

Betrokkene is bij vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 december 1994 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is ingegaan op 28 december 2000. Bij tussenbeslissing van 6 maart 2017 heeft de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling laatstelijk met één jaar verlengd en de beslissing over het bevel tot verpleging van overheidswege aangehouden teneinde de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging nader te onderzoeken.
Voor de aangehaalde stukken verwijst de rechtbank naar de beslissing van deze rechtbank van 6 maart 2017. Nadien heeft de rechtbank van Reclassering Nederland een rapport ”Voorwaardelijke beëindiging TBS dwangverpleging met FPT” van 24 mei 2017 ontvangen, opgesteld door [A] , reclasseringswerker.
Het onderzoek betreffende de verpleging van overheidswege is door de rechtbank op 2 juni 2017 op de openbare terechtzitting behandeld.
Betrokkene, bijgestaan door mr. J.A. Huibers, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie mr. P.E.F. Poppe zijn op 2 juni 2017 in raadkamer in het openbaar gehoord.
Tevens zijn als deskundigen gehoord [B] , als GZ-psycholoog/ hoofdbehandelaar verbonden aan het [verblijfplaats] , en [A] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.

2.Het standpunt van de reclassering

De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de reclassering. Mevrouw
[A] heeft het rapport van 24 mei 2017 van de reclassering ter zitting toegelicht.
Betrokkene wordt in staat geacht om zaken als huisvesting, dagbesteding en financiën op orde te krijgen zonder intensieve begeleiding. Hij zal openheid moeten geven over zijn relaties en contacten met vrouwen. De reclassering heeft twijfels over zijn bereidheid om voldoende openheid te geven, omdat betrokkene vindt dat hij zichzelf voldoende heeft bewezen en de tbs zo snel mogelijk beëindigd wil hebben. Het is van belang dat hij meewerkt aan een terugplaatsanalyse. De reclassering houdt er rekening mee dat betrokkene zich enigszins sociaal wenselijk zal opstellen. De reclassering heeft geconcludeerd dat resocialisatie alleen mogelijk is vanuit zijn verblijf in [verblijfplaats] . Met de kliniek is overeengekomen dat hij daar gedurende de eerste zes maanden van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging kan verblijven. Dit is voldoende om tot een resocialisatie te komen. Geadviseerd wordt om betrokkene in aanmerking te laten komen voor voorwaardelijke beëindiging van de TBS met dwangverpleging, onder de in het rapport van 24 mei 2017 genoemde voorwaarden.
Mevrouw [A] heeft ter zitting verklaard dat na het schrijven van het advies nogmaals contact is geweest met [verblijfplaats] en dat de kliniek heeft laten weten dat de tijd dat betrokkene daar kan verblijven maximaal drie maanden is. Zij heeft het advies in die zin aangepast. Volgens mevrouw [A] is het haalbaar dat betrokkene de praktische zaken heeft geregeld in drie maanden. Indien de praktische zaken niet binnen die drie maanden geregeld kunnen worden, zal er tijdelijke opvang geregeld moeten worden. De praktische zaken moeten geregeld worden vanuit verloven die hij op de behandelafdeling krijgt. Het heeft na overleg met de kliniek niet langer de voorkeur dat betrokkene geplaatst wordt op de resocialisatieafdeling, omdat daar vrij in- en uitgelopen kan worden. De reclassering is volgens mevrouw [A] verantwoordelijk voor de verloven vanuit de behandelafdeling na ingang van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

3.Het standpunt van [verblijfplaats]

Mevrouw [B] heeft ter zitting naar voren gebracht dat als de dwangverpleging voorwaardelijk wordt beëindigd, betrokkene een verblijfsplek kan krijgen in [verblijfplaats] . Dit moet niet langer duren dan strikt noodzakelijk. Mede gelet op de financiering kan betrokkene maximaal drie maanden in [verblijfplaats] blijven.
De kliniek heeft volgens mevrouw [B] op dat moment niets meer te zeggen over de verloven en de behandeling vindt buiten de kliniek plaats. De verantwoordelijkheid ligt bij de reclassering bij een voorwaardelijke beëindiging. Het doel van betrokkene is om de tbs zo snel mogelijk te laten beëindigen. De risicotaxatie is laag, mits betrokkene voldoende openheid geeft en hier toezicht op is. Het geniet de voorkeur van de kliniek om de resocialisatie via het gebruikelijke traject te laten verlopen en niet via een voorwaardelijke beëindiging. Door de kliniek is een conceptaanvraag voor verlof opgesteld. Het verloftraject uitgaande van voortzetting van de dwangverpleging kan binnen een jaar zijn afgerond, afhankelijk van de medewerking van betrokkene. Het opstellen van de terugplaatsanalyse verloopt traag.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich verzet tegen een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Na hervatting van de dwangverpleging op 26 oktober 2015 heeft betrokkene niet meegewerkt aan behandeling. Hij heeft geen verloven gehad. Slechts in een uitzonderlijk geval kan een persoon nog enige tijd in een kliniek verblijven. Die situatie geldt hier niet omdat betrokkene via de normale route kan resocialiseren. Zolang betrokkene in de kliniek verblijft, valt hij onder de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, met de bijbehorende verlofregeling. Het is geen optie dat hij onder de gestelde voorwaarden in de kliniek verblijft. Voor betrokkene is nog geen werk en huisvesting geregeld. Het recidiverisico gaat door de genoemde voorwaarden onvoldoende naar beneden.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen onder de voorwaarden zoals zijn opgenomen in het reclasseringsrapport. De raadsman heeft gesteld dat volgens de deskundigen Masthoff en Oudejans een resocialisatie via verloven te lang zal duren. Een conceptverlofaanvraag is zes maanden geleden al gemaakt door de kliniek en het zal nog een tijd duren voordat betrokkene daadwerkelijk met verlof kan. De deskundige Masthoff, gesteund door deskundige Oudejans, heeft aangegeven dat betrokkene zo snel mogelijk moet terugkeren in de maatschappij. De reclassering heeft geadviseerd om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. De verdediging verzoekt de rechtbank daartoe over te gaan.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is, gelet op het rapport van de reclassering en het verhandelde ter zitting alsook de Pro Justitia rapporten van 17 november 2016 en 24 januari 2017 van dr. mr. E.D.M. Masthoff, psychiater en van 8 december 2016 van J.M. Oudejans, psycholoog, van oordeel dat de dwangverpleging voorwaardelijk dient te worden beëindigd onder de door de reclassering in het rapport van 24 mei 2017 genoemde voorwaarden.
De deskundige Masthoff heeft geadviseerd om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, waarbij de begeleiding ambulant kan plaatsvinden door de reclassering. Betrokkene moet volgens hem in staat worden gesteld om zo spoedig mogelijk zijn leven buiten de kliniek opnieuw vorm te geven. De deskundige Oudejans heeft zelfs een onvoorwaardelijke beëindiging geadviseerd, dan wel een voorwaardelijke beëindiging met minimale voorwaarden.
Uit de rapportages is gebleken dat betrokkene uitbehandeld is. Niets staat aan de voorwaardelijke beëindiging in de weg, behalve de praktische zaken die geregeld moeten worden zoals huisvesting. Deze zaken heeft betrokkene nog niet kunnen regelen omdat er (nog altijd) geen verloven zijn aangevraagd c.q. toegekend. Voor het regelen van die praktische zaken ligt er nu een plan van de reclassering. De kliniek heeft zich bereid verklaard om betrokkene verblijf te bieden teneinde werk en huisvesting te regelen. Omdat de rechtbank betwijfelt of de praktische zaken geregeld kunnen worden binnen een tijdsbestek van drie maanden en het onwenselijk zou zijn als betrokkene na afloop van deze termijn op straat komt te staan, zal de rechtbank uitgaan van het oorspronkelijke advies waarbij overeenstemming bestond tussen de reclassering en [verblijfplaats] dat betrokkene voor een maximale duur van zes maanden in [verblijfplaats] zal verblijven. De rechtbank merkt op dat het uiteraard wenselijk is dat betrokkene zo spoedig mogelijk eigen huisvesting regelt en de rechtbank gaat ervan uit dat betrokkene hiertoe al het mogelijke in het werk zal stellen. De door de officier van justitie ter zitting gedeponeerde stelling dat tijdens het verblijf in de kliniek verantwoordelijkheden (ter uitvoering van verloven om de praktische zaken te regelen) niet over kunnen gaan op de reclassering, staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging onder de door de reclassering, in samenspraak met de kliniek, opgestelde voorwaarden hieromtrent.
De rechtbank zal de time-outplaatsing, die als voorwaarde is opgenomen in het advies van de reclassering, niet als voorwaarde opnemen, omdat in artikel 509jbis van het Wetboek van Strafvordering reeds de mogelijkheid is geboden om een vordering tot een tijdelijke opname in een aangewezen inrichting in te dienen bij de rechtbank. De rechtbank acht dit de geëigende procedure.

7.De beslissing

De rechtbank beëindigt – in aansluiting op de tussenbeslissing van 6 maart 2017, waarbij de terbeschikkingstelling is verlengd met één jaar – de verpleging van overheidswege onder de voorwaarden dat:
betrokkene zich houdt aan de voorwaarden en aanwijzingen die hem gesteld zijn door de toezichthoudende instantie, te weten Reclassering Nederland, locatie [locatie] . In het kader van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) zal er indien nodig overleg zijn tussen de reclassering en [verblijfplaats] , al of niet in aanwezigheid van betrokkene;
betrokkene zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten of zich in situaties zal begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen;
betrokkene zich gedurende de gehele looptijd van de terbeschikkingstelling niet buiten de landsgrenzen van het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden zal begeven;
betrokkene ten behoeve van het vaststellen van de identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meerdere vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
betrokkene bij aanvang van de voorwaardelijke beëindiging verblijft in [verblijfplaats] en hij alvorens hij de [verblijfplaats] verlaat huisvesting – die de instemming van de reclassering heeft – geregeld dient te hebben, waar hij aansluitend aan zijn vertrek uit de kliniek gaat wonen. Hij verandert niet van adres zonder toestemming van de reclassering. Zijn verblijf in [verblijfplaats] zal maximaal zes maanden mogen duren;
betrokkene zich, nadat hij de kliniek heeft verlaten, één keer per week meldt bij Reclassering Nederland. De wekelijkse gesprekken met de reclassering kunnen zowel op kantoor als in het kader van een huisbezoek plaatsvinden;
betrokkene zich zal inspannen om een gestructureerde dagbesteding te vinden en ,indien hij een dagbesteding heeft gevonden, hiervoor toestemming van de reclassering zal vragen. Betrokkene dient zich te houden aan de afspraken die hierover worden gemaakt. De reclassering zal contact onderhouden met zijn werkgever en zal indien geïndiceerd werkbezoeken afleggen. Indien geïndiceerd verleent betrokkene zijn medewerking aan een re-integratietraject vanuit de gemeente. Als betrokkene om wat voor reden niet op zijn werk kan verschijnen, meldt hij dit zowel bij zijn contactpersoon op het werk als bij de reclassering. Hij zal niet veranderen van werk/dagbesteding zonder overleg en toestemming van de reclassering;
betrokkene meewerkt aan een gesprek met de wijkagent en hieraan zal meewerken zo vaak als de reclassering dat nodig acht;
betrokkene begeleid zal worden door het [naam instelling] , of een soortgelijke instelling, en hij zich dient te houden aan de gemaakte afspraken zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Betrokkene zal zijn volledige medewerking verlenen aan het tot stand brengen van een terugplaatsanalyse;
betrokkene openheid geeft over een eventuele partnerrelatie en hij ermee akkoord gaat een kennismakingsgesprek te organiseren en de partner op de hoogte brengt van de TBS-status en de voorwaarden die daarbij horen;
betrokkene zich voor Reclassering Nederland open en controleerbaar opstelt en toestemming geeft aan de reclassering om contact te hebben met alle personen en instellingen uit zijn sociale netwerk. Tevens geeft hij aan deze personen/instellingen toestemming informatie uit te wisselen met de reclassering.
Betrokkene inzage verleent in zijn financiën indien de reclassering dit nodig acht.
De rechtbank geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en betrokkene ten behoeve daarvan te begeleiden.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C.J. Hamming, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2017.