ECLI:NL:RBMNE:2017:3080

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
C/16/437860 / KG ZA 17-300
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over hypotheekrecht en executoriale verkoop

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser sub 1, bijgestaan door zijn advocaat mr. F. Penders, dat de voorzieningenrechter de Volksbank N.V. verbiedt om over te gaan tot de onderhandse verkoop van zijn woning. De Volksbank, vertegenwoordigd door mr. S.W. van Herpen, heeft de executie van de woning overgenomen van de Belastingdienst, die eerder executoriaal beslag had gelegd. Eiser sub 1 stelt dat hij nagenoeg geen achterstand heeft in zijn hypotheekbetalingen en dat de Volksbank misbruik maakt van haar bevoegdheid door de executie voort te zetten. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van eiser sub 1 voldoende aannemelijk is, maar dat de Volksbank geen misbruik maakt van haar recht. De rechter wijst erop dat de Volksbank op grond van haar algemene voorwaarden bevoegd is om de geldschuld op te eisen, omdat de Belastingdienst beslag heeft gelegd. De voorzieningenrechter concludeert dat de Volksbank rechtmatig handelt door de executie voort te zetten en wijst de vorderingen van eiser sub 1 af. Eiser sub 1 wordt veroordeeld in de proceskosten van de Volksbank, die op € 1.434,00 worden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/437860 / KG ZA 17-300
Vonnis in kort geding van 24 mei 2017
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats]
en
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats]
eisers,
advocaat mr. F. Penders te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
VOLKSBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. S.W. van Herpen te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. en de Volksbank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser sub 1] c.s.,
  • de pleitnota van de Volksbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] c.s. en de Volksbank (als rechtsopvolger van SNS Bank N.V.) hebben verschillende overeenkomsten tot hypothecaire geldleningen gesloten (hierna: tezamen aangeduid als de geldlening). Als zekerheid voor terugbetaling van de door de Volksbank verstrekte geldlening werd ten gunste van haar een hypotheekrecht gevestigd op de woning van [eiser sub 1] c.s. gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Op de geldlening zijn de algemene voorwaarden van geldlening en hypotheekverlening van de Bondsspaarbanken (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. In artikel 6 van de algemene voorwaarden is bepaald, voor zover hier van belang, dat de schuld zonder ingebrekestelling opeisbaar is indien - onder meer - op het verbondene executoriaal beslag wordt gelegd.
2.2.
De ontvanger van de Belastingdienst (hierna de Belastingdienst) heeft op 29 juli 2013, 22 april 2014 en 6 oktober 2015 executoriaal beslag laten leggen op de woning.
2.3.
Bij brieven van 5 augustus 2013 en 15 mei 2014 heeft de Volksbank aan de Belastingdienst meegedeeld dat zij de executie van het beslag overneemt.
2.4.
Bij brief van 16 september 2014 heeft de Belastingdienst de Volksbank verzocht de executie op te starten. Bij brief van 9 oktober 2014 heeft de Belastingdienst dit verzoek herhaald.
2.5.
Bij brief van 15 oktober 2014 heeft de Belastingdienst schriftelijk bevestigd dat de Volksbank zal trachten het pand onderhands te verkopen en dat de termijn van onderhandse verkoop eindigt op 1 juni 2015. Op 2 januari 2015 heeft [eiser sub 1] c.s. een volmacht getekend om namens hem de woning te verkopen en te leveren.
2.6.
Op 6 oktober 2015 heeft de Belastingdienst nogmaals beslag gelegd.
2.7.
Bij brief van 19 januari 2016 heeft de Volksbank aan [eiser sub 1] c.s. meegedeeld dat zij de totale geldlening opeist, omdat de Belastingdienst beslag heeft laten leggen op de woning en hem verzocht een bedrag van € 143.365,49 aan de Volksbank te betalen.
2.8.
Bij brief van 17 maart 2016 is [eiser sub 1] c.s. door notariskantoor [naam notariskantoor] te [vestigingsplaats] (hierna: de notaris) geïnformeerd dat de openbare verkoop van de woning zal plaatsvinden op 21 juni 2016.
2.9.
Bij brief van 3 mei 2016 heeft de Belastingdienst de Volksbank verzocht er voor zorg te dragen dat de geplande executoriale verkoop op 21 juni 2016 doorgang vindt.
2.10.
In een op verzoek van [eiser sub 1] c.s. uitgebracht taxatierapport van 7 juni 2016 is de woning getaxeerd op € 250.000,00
2.11.
Omdat [eiser sub 1] c.s. bezwaar en beroep heeft aangetekend tegen een beslissing van de Belastingdienst tot afwijzing van zijn verzoek tot een minnelijke regeling, is de executoriale verkoop van de woning van 21 juni 2016 opgeschort totdat de Belastingdienst op het bezwaar en beroep heeft beslist. Bij besluit van 29 november 2016 heeft de Belastingdienst het beroep ongegrond verklaard.
2.12.
Bij e-mailbericht van 18 januari 2017 heeft de Belastingdienst de Volksbank meegedeeld dat het beroep ongegrond is verklaard en verzocht de executoriale verkoop voort te zetten.
2.13.
Bij brief van 17 februari 2017 heeft de notaris aan [eiser sub 1] c.s. meegedeeld dat de openbare verkoop op 16 mei 2017 zal plaatsvinden.
2.14.
Bij brief van 8 maart 2017 heeft de Belastingdienst aan [eiser sub 1] c.s. meegedeeld dat zijn totale schuld bij de belastingdienst € 252.227,10 bedraagt.
2.15.
Vooruitlopend op de veiling van 16 mei 2017 hebben onderhandse biedingen plaatsgevonden. De Volksbank heeft het hoogste bod van € 241.300,00 geaccepteerd en met deze bieder een koopovereenkomst gesloten. Dit bod is inmiddels voorgelegd aan de voorzieningenrechter te Arnhem. Op grond daarvan zal de executoire openbare verkoop van 16 mei 2017 geen doorgang vinden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert na wijziging van eis dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de Volksbank verbiedt om tot onderhandse verkoop van de woning over te gaan, althans haar te verbieden over te gaan tot parate executie van haar recht van hypotheek ten aanzien van de woning en gedaagde te verbieden enige executiemaatregel ten opzichte van [eiser sub 1] c.s. te treffen zolang hij zijn betalingsverplichting jegens de Volksbank correct nakomt.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat er nagenoeg geen achterstand is in zijn betalingen van de hypotheek. Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft de Volksbank daarom zelf geen gegronde reden om over te gaan tot executoriale verkoop van de woning. Zij heeft de executie overgenomen van de Belastingdienst, zonder de ernstige gevolgen voor [eiser sub 1] c.s. in haar beslissing te laten meewegen en zonder een poging te doen de zaak in de minne op te lossen alvorens van haar bevoegdheid gebruik te maken. Door de hypothecaire geldlening eenzijdig te beëindigen en aanspraak te maken op de totale hypotheekschuld, maakt de Volksbank volgens [eiser sub 1] c.s. misbruik van haar bevoegdheid. Als de executie wordt voortgezet zal dit voor [eiser sub 1] c.s. leiden tot een noodtoestand die zal resulteren in een faillissement.
3.3.
De Volksbank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiser sub 1] c.s. wordt, gelet op de aard van de vordering, voldoende aannemelijk geacht.
4.2.
In een executiegeschil waarin het recht van parate executie als bedoeld in artikel 3:268 lid 1 BW in het geschil is, kan staking van de uitvoering worden bevolen, indien niet aannemelijk is dat aan de vereisten voor het uitoefenen van het recht van parate executie is voldaan. Daarnaast is eveneens grond voor staking, indien wordt geoordeeld dat de executant (de Volksbank) misbruik maakt van recht door haar recht uit te oefenen (artikel 3:13 BW). Hiervan kan slechts onder bijzondere omstandigheden sprake zijn. Misbruik van recht kan onder meer worden aangenomen als de Volksbank geen redelijk te respecteren belang heeft bij de parate executie, mede gelet op de belangen aan de zijde van [eiser sub 1] c.s., die door de executie zullen worden geschaad, of als er aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. een noodsituatie zou ontstaan. Ook kan hiervan sprake zijn als de Volksbank het recht uitoefent met geen ander doel dan het schaden van [eiser sub 1] c.s., of als zij haar recht uitoefent met een ander doel dan waarvoor het is verleend. Het uitgangspunt van de wet is derhalve de bevoegdheid van een hypotheekhouder om gebruik te maken van een aan hem verleend recht van parate executie, en om zich voor de openstaande vorderingen te kunnen verhalen op het onderpand. Gezien dit uitgangspunt mag niet snel worden aangenomen dat sprake is van misbruik van recht.
4.3.
Op grond van artikel 3:278 BW heeft de hypotheekhouder het recht om bij voorrang op de andere schuldeisers te worden voldaan uit de opbrengst van een executoriale verkoop. Indien door een derde executoriaal beslag wordt gelegd, is de hypotheekhouder die op grond van zijn hypotheekrecht bevoegd is tot executoriale verkoop, bevoegd de executie van de beslaglegger over te nemen. Op grond van artikel 509 lid 1 Rv dient de hypotheekhouder die van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken, dit binnen veertien dagen nadat het beslag aan hem is betekend, aan de beslaglegger mee te delen. Indien de hypotheeklegger dit nalaat, is de beslaglegger op grond van artikel 509 lid 3 Rv bevoegd de executie voort te zetten.
4.4.
De Volksbank heeft onbetwist gesteld dat op grond van haar algemene voorwaarden de geldschuld zonder ingebrekestelling opeisbaar is, indien door een derde (in dit geval de Belastingdienst) executoriaal beslag wordt gelegd op de woning en dit beslag niet is opgeheven of komen te vervallen. De Volksbank heeft bij brief van 19 januari 2017 aan [eiser sub 1] c.s. meegedeeld dat geldschuld vanwege het door de Belastingdienst gelegde beslag opeisbaar is geworden en verzocht de totale schuld van € 143.365,49 aan de Volksbank te betalen. Vaststaat dat [eiser sub 1] c.s. niet aan deze aanmaning heeft voldaan en niet in geschil is dat hij ook niet aan deze vordering kan voldoen zonder dat de woning wordt verkocht. De Volksbank is dan ook op grond van artikel 509 Rv bevoegd de executie van de Belastingdienst over te nemen.
4.5.
De Volksbank maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen misbruik van deze bevoegdheid tot overname van de executie. De voorzieningenrechter neemt daartoe het volgende in overweging.
4.6.
Niet in geschil is dat voor [eiser sub 1] c.s. geen rechtsmiddel meer openstaat tegen de vaststelling van de Belastingdienst dat de totale belastingschuld € 252.227,10 bedraagt. Zoals ook de Volksbank naar voren heeft gebracht zou indien zij de executie niet van de Belastingdienst zou hebben overgenomen en/of indien zij niet aan het verzoek van de Belastingdienst zou hebben voldaan om de executie voort te zetten, de Belastingdienst op grond van artikel 509 Rv zelf de executie hebben voortgezet om de belastingschuld te innen. Onder deze omstandigheden kan van de Volksbank niet worden verlangd dat zij afziet van haar bevoegdheid om zelf over te gaan tot executoriale verkoop en er voor te zorgen dat uit de opbrengst daarvan haar vordering op [eiser sub 1] c.s. als eerste wordt voldaan.
4.7.
Het betoog van [eiser sub 1] c.s. dat de Volksbank actiever had moeten optreden en in overleg met de Belastingdienst had moeten treden brengt de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel. Het verwijt van [eiser sub 1] c.s. betreft de onwelwillende houding van de Belastingdienst ten opzichte van [eiser sub 1] c.s. bij de besluitvorming over de (hoogte en de voldoening van) de belastingschuld. Niet valt in te zien welke invloed de Volksbank daarop had kunnen uitoefenen. Zoals de Volksbank naar voren heeft gebracht, heeft zij erop aangedrongen dat de woning onderhands wordt verkocht met het doel een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren.
4.8.
Evenmin kan worden gezegd dat de Volksbank het onderhandse bod van € 241.300,00 niet in redelijkheid heeft kunnen aanvaarden en dat zij [eiser sub 1] c.s. nog langer de tijd had moeten gunnen om een beter bod af te wachten. De gerealiseerde verkoopprijs ligt maar € 8.700,00 onder de in het taxatierapport van 7 juni 2016 bepaalde waarde van € 250.000,00. [eiser sub 1] c.s. heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan het aannemelijk is dat binnen afzienbare tijd een aanmerkelijk beter bod zou zijn gedaan. In dit verband heeft de Volksbank ook nog opgemerkt dat uitstel van de verkoop wederom notaris- en veilingkosten met zich zal brengen, die een eventuele hogere prijs teniet zullen doen. Daar komt nog bij dat de belastingdienst uitdrukkelijk heeft verzocht om de executie voort te zetten op de geplande veilingdatum van 16 mei 2016.
4.9.
Dat de opbrengst onvoldoende is om - naast de hypotheekschuld - de Belastingdienst volledig te kunnen voldoen, is ook onvoldoende reden om te oordelen dat de Volksbank niet tot executoriale verkoop over heeft kunnen gaan. Niet betwist is dat na voldoening van de hypotheekschuld nog € 100.000,00 resteert. Daarmee kan een substantieel deel van de belastingschuld worden betaald. Zelfs indien een verkoop op een later tijdstip zou leiden tot een hogere verkoopprijs, dan zou ook in dat geval de opbrengst onvoldoende zijn om de belastingschuld volledig te voldoen.
4.10.
Het beroep van [eiser sub 1] c.s. op een (financiële) noodtoestand kan evenmin leiden tot een ander oordeel. Het is duidelijk dat het verlies van de woning voor [eiser sub 1] c.s. emotioneel en financieel zwaar is. Dit is echter onvoldoende reden om de executie niet voort te zetten. Zoals hiervoor reeds is overwogen zal uitstel van de verkoop geen oplossing bieden. Ook de omstandigheid dat de verkoop mogelijk zal leiden tot het faillissement van [eiser sub 1] c.s. is onvoldoende reden om te oordelen dat de Volksbank geen gebruik mag maken van haar executiebevoegdheid.
4.11.
[eiser sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Volksbank worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.434,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van Volksbank tot op heden begroot op € 1.434,00
Dit vonnis is gewezen door en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017. [1]

Voetnoten

1.type: SM 4183