ECLI:NL:RBMNE:2017:3454

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
C/16/17/28 F
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing faillissement wegens onvoldoende belang bij voortzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2017 uitspraak gedaan over de opheffing van het faillissement van de schuldenaar, die op 17 januari 2017 in staat van faillissement was verklaard. De rechter-commissaris had de opheffing voorgedragen, maar de schuldenaar verzet zich hiertegen. Hij stelde dat hij de kans moest krijgen om een akkoord aan te bieden en had een klacht ingediend tegen de curator, die niet behandeld was. Tijdens de zitting op 28 juni 2017 zijn de schuldenaar, zijn echtgenote en de curator gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er tot op heden geen baten zijn gerealiseerd in het faillissement. De curator heeft de salariskosten geschat op ongeveer € 7.500, terwijl de vorderingen van preferente en concurrente schuldeisers samen oplopen tot meer dan € 175.000. De schuldenaar heeft een lening van € 2.000 van zijn broer ontvangen om een akkoord aan te bieden, maar dit bedrag is onvoldoende om de faillissementskosten te dekken.

De rechtbank oordeelt dat er geen belang is bij voortzetting van het faillissement, aangezien er geen baten zijn en de schuldenaar niet heeft aangetoond dat zijn klacht tegen de curator enige invloed zou hebben op de voortgang van het faillissement. De rechter-commissaris heeft geen verplichting om op de klacht te reageren voordat het faillissement wordt opgeheven. De rechtbank beveelt daarom de opheffing van het faillissement en stelt de faillissementskosten vast op nihil, aangezien er geen middelen zijn om deze te betalen. Het verzoek van de schuldenaar wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/17/28 F

beschikking van de enkelvoudige kamer inzake het faillissement van:

[schuldenaar],
wonende te [woonplaats] ,
nader te noemen: [schuldenaar] ,
curator: mr. F.B. Bosvelt.

1.Verloop van de procedure

1.1.
[schuldenaar] is bij vonnis van deze rechtbank van 17 januari 2017 in staat van faillissement verklaard. De rechter-commissaris heeft de opheffing van het faillissement van [schuldenaar] aan de rechtbank voorgedragen.
1.2.
[schuldenaar] heeft zich tegen de opheffing verzet. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat hem de gelegenheid moet worden gegeven een akkoord aan te bieden. Daarnaast heeft hij een klacht tegen de curator ingediend bij de rechter-commissaris. Deze klacht werd niet behandeld. Aldus [schuldenaar] .
1.3.
De schuldenaar, zijn echtgenote [A] en de curator zijn ter terechtzitting van 28 juni 2017 gehoord. De beschikking is bepaald op 30 juni 2017.

2.Beoordeling van het verzoek

2.1.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt het navolgende.
2.1.1.
In het faillissement zijn tot op heden geen baten gerealiseerd. De curator heeft ingeschat dat de salariskosten een bedrag van ongeveer € 7.500 belopen. In het faillissement zijn vorderingen van preferente schuldeisers ingediend voor een totaalbedrag van ongeveer € 23.000,00. Daarnaast zijn vorderingen van concurrente schuldeisers ingediend voor een totaalbedrag van € 152.057,38, waaronder een huurvordering. Het bestaan van deze huurvordering heeft [schuldenaar] betwist.
2.1.2.
[schuldenaar] heeft een bedrag van € 2.000,00 van zijn broer kunnen lenen om daarmee een akkoord aan te bieden.
2.1.3.
Bij brief van 27 maart 2017 heeft [schuldenaar] de rechter-commissaris aangeschreven en geklaagd over de werkwijze van de curator. Deze klacht komt er - kort gezegd - op neer dat de curator onvoldoende onpartijdig handelt, omdat hij de vordering van de verhuurder heeft erkend. Daarnaast zouden zaken uit een loods zijn gestolen, nadat de curator de inhoud van de loods had laten bekijken. De griffie van de rechtbank heeft deze klacht op 5 april 2017 aan de curator gezonden en hem verzocht daarop te reageren. De griffie van de rechtbank heeft op dezelfde datum hiervan bericht gedaan aan [schuldenaar] , met de mededeling dat de rechter-commissaris na ontvangst van de reactie van de curator op de klacht zal reageren. De rechter-commissaris heeft geen beslissing op de klacht gegeven.
2.2.
In de Faillissementswet is geen antwoord te vinden op de vraag of een rechter-commissaris klachten over een curator in behandeling moet nemen en op welke wijze daarop moet worden beslist. Dit betekent dat de rechter-commissaris een grote mate van vrijheid heeft in de wijze waarop op klachten over een curator wordt gereageerd.
2.3.
Hoewel in dit geval niet duidelijk is op welke wijze de rechter-commissaris de klacht heeft afgedaan, bestaat in het niet reageren op de klacht onvoldoende aanleiding het faillissement voort te zetten. In de klacht van [schuldenaar] heeft hij de rechter-commissaris niet gevraagd om maatregelen te nemen of in te grijpen in de wijze waarop de curator aan zijn taak invulling geeft. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat [schuldenaar] met zijn klacht ook niet heeft beoogd dat de curator alsnog bepaalde handelingen in het faillissement zou verrichten. Opheffing van het faillissement betekent ook niet dat [schuldenaar] zijn bevoegdheid tot betwisting van de door de curator erkende huurvordering van € 104.752,54 verliest. Nu de curator van [schuldenaar] stukken heeft ontvangen waaruit blijkt dat aanwezige goederen in een loods van zijn schoonmoeder zijn, heeft de boedel geen belang bij verdere afhandeling van de diefstal van deze goederen. De curator heeft ter zitting aangeboden alle foto’s die zijn gemaakt van de bezichtiging van de loods aan [schuldenaar] toe te zenden. Uit de geschetste omstandigheden blijkt derhalve niet van een belang bij [schuldenaar] of de gezamenlijke schuldeisers bij een voortzetting van het faillissement.
2.4.
Op grond van de Faillissementswet dienen de faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator, en de preferente schuldeisers volledig betaald te worden voordat aan de concurrente schuldeisers een akkoord kan worden aangeboden. Nu het boedelsaldo nihil is en het bijeen te brengen bedrag van € 2.000,00 niet toereikend is om daarvan de faillissementskosten te betalen, bestaat onvoldoende belang bij voortzetting van het faillissement.
2.5.
Nu blijkt dat niet voldoende baten beschikbaar zijn voor de voldoening van de faillissementskosten en de overige boedelschulden, zal de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 16 van de Faillissementswet de opheffing van het faillissement bevelen. Aangezien de curator bij afwezigheid van een saldo op de boedelrekening afziet van salaris, zal de rechtbank het bedrag van de faillissementskosten op nihil bepalen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- beveelt de opheffing van het faillissement van:
[schuldenaar], geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Turkije),
woonadres: [adres] [woonplaats] , [adres] ,
voorheen h.o.d.n.
[café]en
[café-bar], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] , vestigingsadres: [vestigingsplaats] ;
  • stelt het bedrag van de faillissementskosten vast op nihil;
  • wijst het verzoek van de schuldenaar af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2017.