ECLI:NL:RBMNE:2017:3683

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
44273 / HA RK 17-152
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft verzoekster op 28 juni 2017 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. D.J. van Maanen, die betrokken was bij een kort geding met het kenmerk C/16/440233 / KG ZA 17/412. Dit verzoek werd behandeld op 7 juli 2017, waarna de wrakingskamer op 12 juli 2017 uitspraak deed. Verzoekster stelde dat mr. D.J. van Maanen een functie bekleedt bij de gedragscode commissie van Bouwend Nederland, en dat deze commissie het bouwbedrijf van haar man had geroyeerd. Verzoekster voerde aan dat dit de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht. De wrakingskamer oordeelde echter dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, omdat verzoekster al voor de zitting op de hoogte was van de nevenfunctie van de rechter. Hierdoor werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien werd vastgesteld dat verzoekster misbruik maakte van het wrakingsmiddel, aangezien zij een nieuw verzoek indiende op dezelfde dag dat haar eerdere verzoek ongegrond was verklaard. De wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in dezelfde zaak niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie Utrecht
Zaaknummer: 44273 / HA RK 17-152
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
12 juli 2017
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoekster] ,wonende te [woonplaats] , (verzoekster),

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 28 juni 2017 een verzoek tot wraking van mr. D.J. van Maanen ingediend bij de behandeling van een kort geding in de zaak met het kenmerk C/16/440233 / KG ZA 17/412, waarin [A] eiser in conventie en verweerder in reconventie is en verzoekster gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. Dit verzoek is ter terechtzitting behandeld op 7 juli 2017. Vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Het wrakingsverzoek is ongegrond verklaard.
1.2.
Nadien heeft verzoekster per e-mail van 7 juli 2017 een nieuw wrakingsverzoek ingediend tegen mr. D.J. van Maanen, naar de wrakingskamer begrijpt eveneens in de zaak met het kenmerk C/16/440233 / KG ZA 17/412. Per e-mail van 11 juli 2017 stuurt verzoekster per e-mail nog een ‘klacht’ tegen mr. D.J. van Maanen naar de wrakingskamer, gevolgd door twee aanvullende e-mails van eveneens 11 juli 2017. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de e-mail van 11 juli 2017 van de advocaat van [A] .
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster voert in haar wrakingsverzoek van 7 juli 2017 aan dat zij er na onderzoek op de website van deze rechtbank achter is gekomen dat mr. D.J. van Maanen een functie bekleedt bij de gedragscode commissie van Bouwend Nederland. Het bouwbedrijf van haar man is door deze commissie geroyeerd. De wederpartij [A] heeft stukken ingebracht die betrekking hebben op dat bedrijf, aldus verzoekster. In de e-mails van 11 juli 2017 stelt verzoekster dat mr. Van Maanen op 7 juli 2017 bij de behandeling van haar eerdere wrakingsverzoek niet de waarheid heeft verteld, omdat hij ter zitting van 28 juni 2017 wel degelijk de mogelijkheid geboden heeft om te laat ingediende stukken alsnog toe te laten. Voorts stelt verzoekster dat zij de aangevoerde grond van 7 juli 2017 niet eerder kon aanvoeren in het kader van het eerste wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat de rechter die een zaak behandelt op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. In artikel 37 Rv is bepaald dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
Het wrakingsverzoek voldoet naar het oordeel van de wrakingskamer niet aan de eis van artikel 37 Rv. Verzoekster voert pas na de behandeling van de zaak met het kenmerk C/16/440233 / KG ZA 17/412 op 28 juni 2017, na het indienen van haar eerdere verzoek tot wraking en na de uitspraak daarop aan dat het bouwbedrijf van haar man is geroyeerd door een commissie waarbij mr. D.J. van Maanen een nevenfunctie bekleedt. Uit haar tweede e-mail van 11 juli 2017 blijkt dat verzoekster in ieder geval al voor de zitting van de wrakingskamer op de hoogte was van de nevenfunctie van de rechter. Dit betekent dat het wrakingsverzoek niet tijdig is gedaan en daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. Indien en voor zover verzoekster met haar eerste bericht van 11 juli 2017 een tweede grond van haar wrakingsverzoek van 7 juli 2017 heeft willen aanvoeren, zal de wrakingskamer deze buiten beschouwing laten, reeds omdat het bericht eerst op 11 juli 2017 verstuurd is en op grond van artikel 37, derde lid, Rv. alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen.
3.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaren.
3.4.
De wrakingskamer ziet aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster, betrekking hebbend op de procedure met kenmerk C/16/440233 / KG ZA 17/412, zal ter voorkoming van verdere onnodige vertraging van de behandeling van de hoofdzaak niet in behandeling worden genomen. Naar het oordeel van de wrakingskamer maakt verzoekster misbruik van het wrakingsmiddel in de zin van genoemde bepaling. Verzoekster dient namelijk een nieuw wrakingsverzoek in op dezelfde dag als waarop haar eerdere wrakingsverzoek ongegrond is verklaard, terwijl niet is gebleken dat zij deze grond niet eerder naar voren heeft kunnen brengen.

4. De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking gericht is, andere betrokken partijen alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met kenmerk C/16/440233 / KG ZA 17/412 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekster tot wraking in de zaak met kenmerk C/16/440233 / KG ZA 17/412 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. drs. R. in ’t Veld en mr. R.M. Berendsen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.