ECLI:NL:RBMNE:2017:3712

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
5715443 UE VERZ 17-68
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vragen over leeftijdsdiscriminatie en transitievergoeding in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2017 een beschikking gegeven inzake prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De zaak betreft een verzoeker die een geschil heeft met de Stichting Diakonessenhuis over de toepassing van artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in relatie tot richtlijn 2000/78 EG, met name in het kader van mogelijke leeftijdsdiscriminatie. De procedure is gestart met een beschikking van 30 juni 2017, waarin de kantonrechter voornemens was om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om hun standpunten over de voorgestelde vragen kenbaar te maken, waarna de kantonrechter de vragen heeft aangepast en aangevuld.

De kantonrechter heeft in de beschikking van 19 juli 2017 de Hoge Raad de volgende rechtsvragen voorgelegd: of artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd is met richtlijn 2000/78 EG, en in dat geval of de kantonrechter deze bepaling buiten toepassing moet laten. Daarnaast zijn er vragen geformuleerd over de noodzaak van individuele toetsing en de criteria die daarbij gehanteerd moeten worden. De kantonrechter heeft ook vragen gesteld over de beoordeling van de transitievergoeding en de toepassing van artikel 7:673a BW voor werknemers die hun arbeidsovereenkomst beëindigen op of na de pensioen- of AOW-gerechtigde leeftijd.

De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de griffier is opgedragen om een afschrift van deze beschikking, samen met de beschikking van 30 juni 2017, aan de civiele griffie van de Hoge Raad te zenden. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden totdat de Hoge Raad op de gestelde vragen heeft geantwoord.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5715443 UE VERZ 17-68 M/30364
Beschikking van 19 juli 2017
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. H. Aydemir,
tegen:
de stichting
Stichting Diakonessenhuis,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.E. Bos.
Partijen worden hierna [verzoeker] en het Diakonessenhuis genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 30 juni 2017;
  • de brief van het Diakonessenhuis van 12 juli 2017;
  • de brief van [verzoeker] van 13 juli 2017.
1.2.
Tenslotte is uitspraak bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In de beschikking van 30 juni 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld voornemens te zijn prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen.
2.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de voorgestelde vragen.
2.3.
Partijen hebben bij brieven van 12 en 13 juli 2017 op de voorgestelde vragen gereageerd. Naar aanleiding daarvan ziet de kantonrechter aanleiding om de in de beschikking van 30 juni 2017 geformuleerde vragen 5, 6 en 9 aan te passen, althans aan te vullen. Voorts heeft de kantonrechter een aanvullende vraag geformuleerd, vraag 10. De kantonrechter ziet, onder verwijzing naar rechtsoverweging 5.12. van de beschikking van 30 juni 2017, geen aanleiding om in die beschikking geformuleerde vragen niet aan de Hoge Raad te stellen.
2.4.
De kantonrechter zal de Hoge Raad de in het dictum vermelde rechtsvragen stellen ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing.
2.5.
De griffier zal onverwijld een afschrift van deze beslissing tezamen met een afschrift van de beschikking van 30 juni 2017 aan de Hoge Raad zenden.
2.6.
Overeenkomstig artikel 392 lid 5 Rv houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan totdat een afschrift van de beslissing van de Hoge Raad is ontvangen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
stelt de Hoge Raad de volgende rechtsvragen ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing:
Is artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd met richtlijn 2000/78 EG?
Indien artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd is met richtlijn 2000/78/EG, moet de kantonrechter deze bepaling dan buiten toepassing laten?
Kan of dient een individuele toetsing plaats (te) vinden?
Welke criteria dient de kantonrechter bij deze (eventuele) individuele toetsing te hanteren?
Dient bij de beoordeling onderscheid te worden gemaakt naar werknemers wiens arbeidsovereenkomst
op of nade AOW-gerechtigde leeftijd eindigt en werknemers die bij de beëindiging die leeftijd nog niet hebben bereikt, maar wel recht op pensioen hebben?
Dient bij de beoordeling onderscheid te worden gemaakt naar werknemers wiens arbeidsovereenkomst
wegenshet bereiken van hun pensioen- of AOW-gerechtigde leeftijd wordt beëindigd en werknemers (die genoemde leeftijd hebben maar) bij wie er een andere reden aan de beëindiging ten grondslag ligt?
Moet, indien individuele toetsing dient plaats te vinden, de kantonrechter bij de beoordeling van de vraag of de transitievergoeding moet worden betaald, de inkomenssituatie van de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst vergelijken met de inkomenssituatie daarvóór? Dient daarbij ook rekening te worden gehouden met inkomen anders dan uit (pensioen)uitkeringen (bijvoorbeeld uit vermogen)?
Moet de kantonrechter bij de beoordeling van de vraag of de transitievergoeding moet worden betaald dan als norm (voor afwijzing) nemen dat het inkomen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan of hoger is dan het inkomen daarvóór?
Indien de transitievergoeding moet worden betaald, dient deze dan te worden berekend op de in artikel 7:673 lid 2 tot en met 6 BW bepaalde wijze? Indien van deze berekeningswijze dient te worden afgeweken, hoe dient de transitievergoeding dan te worden berekend? Dient daarbij nog rekening te worden gehouden met bijvoorbeeld een vanwege het pensioen ontvangen gratificatie?
Dient voor werknemers wiens arbeidsovereenkomst eindigt op of na de pensioen- of AOW-gerechtigde leeftijd tevens artikel 7:673a BW te worden toegepast?
3.2.
bepaalt dat de griffier onverwijld een afschrift van deze beschikking tezamen met de beschikking van 30 juni 2017 zendt aan de civiele griffie van de Hoge Raad;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017.