In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van een pand ten behoeve van kamerverhuur. Eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. I.F.M. Kwint, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, dat op 25 augustus 2015 een omgevingsvergunning heeft verleend. Eiser was van mening dat het bestreden besluit, dat op 7 maart 2016 werd genomen, onterecht was, omdat verweerder geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om gebreken in het besluit te herstellen, zoals geboden in een eerdere tussenuitspraak van 19 oktober 2016.
Tijdens de zitting op 27 juli 2016 is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door mr. R.C. Alblas. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om de gebreken te herstellen, wat heeft geleid tot de gegrondverklaring van het beroep.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken na de verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 755,10, en moet het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.