Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[betrokkene] ,
OVERWEGINGEN
BESLISSING
wijst afde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2017 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de betrokkene, geboren in 1994. De maatregel was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 21 juni 2011 en was laatstelijk verlengd op 12 september 2016. De rechtbank moest beslissen of de termijn van de maatregel, die op 13 juli 2017 zou eindigen, met zes maanden verlengd moest worden. De rechtbank heeft de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, en de officier van justitie op 10 juli 2017 gehoord. De deskundige, een GZ-psycholoog, heeft ook een advies uitgebracht over de situatie van de betrokkene.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een hoog recidiverisico is, maar dat verlenging van de maatregel niet in het belang is van de verdere ontwikkeling van de betrokkene. De deskundige heeft aangegeven dat de betrokkene emotioneel afvlakt en dat een nieuw behandeltraject niet haalbaar is gezien de beperkte tijd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene in een ambulant kader de noodzakelijke hulp kan zoeken en dat de vordering tot verlenging van de maatregel moet worden afgewezen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de raadsvrouw om de vordering af te wijzen, gehonoreerd.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om de vordering tot verlenging van de maatregel af te wijzen, met de hoop dat de betrokkene de hulp zal zoeken die hij nodig heeft na beëindiging van de maatregel.