ECLI:NL:RBMNE:2017:3858

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
07.661073.10
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2017 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de betrokkene, geboren in 1994. De maatregel was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 21 juni 2011 en was laatstelijk verlengd op 12 september 2016. De rechtbank moest beslissen of de termijn van de maatregel, die op 13 juli 2017 zou eindigen, met zes maanden verlengd moest worden. De rechtbank heeft de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, en de officier van justitie op 10 juli 2017 gehoord. De deskundige, een GZ-psycholoog, heeft ook een advies uitgebracht over de situatie van de betrokkene.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een hoog recidiverisico is, maar dat verlenging van de maatregel niet in het belang is van de verdere ontwikkeling van de betrokkene. De deskundige heeft aangegeven dat de betrokkene emotioneel afvlakt en dat een nieuw behandeltraject niet haalbaar is gezien de beperkte tijd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene in een ambulant kader de noodzakelijke hulp kan zoeken en dat de vordering tot verlenging van de maatregel moet worden afgewezen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de raadsvrouw om de vordering af te wijzen, gehonoreerd.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om de vordering tot verlenging van de maatregel af te wijzen, met de hoop dat de betrokkene de hulp zal zoeken die hij nodig heeft na beëindiging van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.661073.10
Uitspraak: 24 juli 2017
Beslissing op de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:

[betrokkene] ,

geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
verblijvende in de [verblijfplaats] te [woonplaats] ,
nader te noemen: betrokkene.
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 juni 2011 de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd, welke maatregel is ingegaan op 16 juli 2011. Deze maatregel is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 12 september 2016. In hoger beroep is deze beslissing bevestigd door de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beslissing van 15 december 2016. Behoudens nadere voorziening eindigt de maatregel op 13 juli 2017.
Het openbaar ministerie heeft een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met zes maanden.
Betrokkene, bijgestaan door mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere, en de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, zijn op 10 juli 2017 ter zitting achter gesloten deuren gehoord. Tevens is als deskundige gehoord drs. [A] , als GZ-psycholoog verbonden aan voormelde inrichting.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- een PIJ-verlengingsadvies van 17 mei 2017 van de [verblijfplaats] , uitgebracht door drs. [B] , hoofd behandeling, drs. [C] , behandelcoördinator, en mr. [D] , directeur en hoofd van de inrichting;
- de (wettelijke) aantekeningen, bestaande uit het Zestiende en Zeventiende Perspectiefplan, inhoudende de periode van 20 mei 2016 tot en met 20 januari 2017;
- de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

OVERWEGINGEN

De vordering is op 2 juni 2017 ter griffie ingediend en derhalve tijdig.
De rechtbank dient thans op grond van het bepaalde in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht te beslissen of de termijn van de opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen moet worden verlengd.
Het standpunt en advies van de inrichting
De afgelopen periode kan worden beschreven als periodiek explosief. De indruk is dat betrokkene steeds meer emotioneel afvlakt, nauwelijks het gesprek meer aangaat en steeds meer internaliserende problematiek begint te vertonen. Betrokkene laat een terugkerend patroon zien waarin hij goed bezig is met zijn traject maar bij tegenslag of faalervaring vervalt hij in fatalistisch denken, apathisch en zelfdestructief gedrag waardoor hij zijn eigen traject tegenhoudt. Dit roept de vraag op wat de PIJ-maatregel betrokkene geboden heeft en nog kan bieden. Daarom is besloten betrokkene aan te melden voor een observatietraject bij de [naam instelling] , zodat er van buitenaf meegedacht kan worden over het meest passende traject voor betrokkene. In december 2016 heeft betrokkene zich tijdens onbegeleid verlof schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Uit de Savry komt een hoog recidiverisico naar voren vanwege onder andere de beperkte copingvaardigheden van betrokkene, zijn middelengebruik, zijn impulsieve gedrag, zijn geringe empathische vermogen en zijn delictgeschiedenis in combinatie met het meermalen recidiveren binnen de PIJ-maatregel.
Gelet op de aard en omvang van het recidiverisico is het noodzakelijk dat, in het belang van zijn zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling, betrokkene de komende tijd verder gaat werken aan zijn behandeldoelen. Daarvoor heeft hij nog zeker zes maanden nodig.
Het standpunt ter zitting van deskundige drs. [A]
De deskundige heeft, in aanvulling op het advies, te kennen gegeven dat het doorlopen van
een STP-traject niet meer haalbaar is gelet op de beperkte duur waarvoor de maatregel nog verlengd zou kunnen worden. Het behandelplafond van betrokkene is bereikt. Verlenging van de maatregel zal in de praktijk leiden tot verkapte detentie, temeer nu de onbegeleide verlofstatus van betrokkene is komen te vervallen als gevolg zijn de observatie in [naam instelling] . Meerdere familieleden van betrokkene zijn bereid hem onderdak te bieden en hij komt in aanmerking voor een uitkering. Bij beëindiging van de maatregel wordt betrokkene niet aan zijn lot over gelaten en zal de inrichting hem daar waar mogelijk helpen. Het is in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene om de vordering af te wijzen.
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft te kennen gegeven dat hij zich heeft ingezet voor behandeling, tot het moment dat hij plotseling te horen kreeg dat hij zeven weken ter observatie werd overgebracht naar [naam instelling] . Wat hem betreft wordt de maatregel beëindigd. In dat geval kan betrokkene volgend schooljaar starten met zijn nieuwe opleiding.
Het standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd de ingediende vordering tot verlenging af te wijzen, nu de deskundige zeer stellig is in haar standpunt dat verlenging niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht de maatregel met twee maanden te verlengen om het één en ander in orde te maken voor het moment dat betrokkene vrij komt.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering moet worden afgewezen, omdat verlenging niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene. Bovendien staat betrokkene open voor ambulante hulp.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat uit voornoemde rapportage en het verhandelde ter zitting blijkt dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Verlenging van de maatregel moet op grond van de artikelen 77c, derde lid, en artikel 77s, eerste lid, onder b en c van het Wetboek van Strafrecht echter ook in het belang zijn van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake, hetgeen ook door de deskundige ter zitting is benadrukt. Betrokkene is reeds ruim vijf jaar de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd en de indruk is dat hij steeds meer emotioneel afvlakt en internaliserende problematiek begint te vertonen. Bovendien is het doorlopen van een nieuw STP-traject niet haalbaar gelet op de beperkte duur die de maatregel nog verlengd zou kunnen worden en is betrokkene zijn onbegeleid verlofstatus kwijt. Verlenging van de maatregel zou leiden tot het enkel uitzitten van de resterende tijd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank overeenkomstig de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de raadsvrouw de vordering tot verlenging afwijzen. De rechtbank hoopt dat betrokkene in een ambulant kader de voor hem noodzakelijke hulp zal zoeken en gebruik zal maken van hulp die de inrichting hem na beëindiging van de maatregel nog kan bieden.

BESLISSING

De rechtbank:
-
wijst afde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
.
Aldus gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. R.C.J. Hamming, rechter, en M.J.A.L. Beljaars, rechter en tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2017.
mrs. C.A. de Beaufort en M.J.A.L. Beljaars zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.