In deze zaak hebben verzoekers, een echtpaar, op 27 juli 2016 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland met het doel een verklaring voor recht te verkrijgen. Deze verklaring zou moeten vaststellen dat aan de voorwaarden voor erkenning van een in het buitenland gegeven beslissing tot adoptie is voldaan. De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, dat op 2 november 2016 is opgesteld. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had eerder toestemming verleend voor het opnemen van een eerste buitenlands kind ter adoptie. De minderjarige, geboren in Kenia, is sinds april 2015 door verzoekers verzorgd en opgevoed. De rechtbank moest beoordelen of de adoptiebeslissing van de Keniaanse autoriteiten onder het Haags Adoptie Verdrag valt en of deze beslissing in Nederland erkend kan worden. De rechtbank concludeert dat de Keniaanse autoriteiten geen verklaring hebben afgegeven zoals vereist door artikel 23 van het Verdrag, waardoor de adoptie niet in overeenstemming met de Verdragsprocedure tot stand is gekomen. Hierdoor is de adoptiebeslissing niet voor erkenning in Nederland vatbaar, en het verzoek tot erkenning wordt afgewezen. Vervolgens heeft de rechtbank het verzoek tot adoptie van de minderjarige door verzoekers naar Nederlands recht beoordeeld. Gelet op de overgelegde stukken en het rapport van de Raad, zijn er geen bezwaren tegen de verzochte adoptie. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en de geboortegegevens van de minderjarige vastgesteld, evenals de voornaamswijziging. De beschikking is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, kinderrechter, en is op 2 februari 2017 openbaar uitgesproken.