ECLI:NL:RBMNE:2017:3860

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
16.660155.14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling en vaststelling dat deze niet gemaximeerd is

Op 24 juli 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1985. De betrokkene was ter beschikking gesteld op 10 juli 2015, met een verplegingsbevel dat op 25 juli 2015 inging en oorspronkelijk zou eindigen op 25 juli 2017. Het Openbaar Ministerie heeft een vordering ingediend tot verlenging van deze termijn met twee jaar. Tijdens de zitting op 10 juli 2017 zijn zowel de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.A.C. van Vuuren, als de officier van justitie mr. P.E.F. Poppe gehoord. Ook zijn deskundigen gehoord, waaronder drs. [A], GZ-psycholoog, en [B], psychiater.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan schizofrenie en dat er sprake is van identiteitsproblematiek en cognitief verval. De behandeling richt zich op het stabiliseren van de psychotische symptomen, maar de betrokkene staat ambivalent tegenover de behandeling en wijst voorgestelde interventies vaak af. Deskundigen hebben geadviseerd de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, gezien het hoge recidiverisico en het gebrek aan ziektebesef bij de betrokkene. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is, omdat het misdrijf waarvoor de betrokkene ter beschikking is gesteld, gericht was tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De beslissing is genomen op basis van artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.660155.14
Uitspraak: 24 juli 2017
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene] ,

geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende bij [verblijfplaats] te [woonplaats] ,
nader te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
Betrokkene is bij vonnis van deze rechtbank van 10 juli 2015 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 25 juli 2015 en eindigt behoudens nadere voorziening op 25 juli 2017.
Het openbaar ministerie heeft een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaar.
Betrokkene, bijgestaan door mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, zijn op 10 juli 2017 ter zitting in het openbaar gehoord. Tevens zijn als deskundigen gehoord drs. [A] , als GZ-psycholoog en hoofd behandelaar verbonden aan voornoemde kliniek, en [B] , als psychiater verbonden aan voornoemde kliniek.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • een rapport van [verblijfplaats] van 23 mei 2017, uitgebracht door [A] , GZ-psycholoog en hoofd behandelaar, en [C] , psychiater, directeur behandelzaken, hoofd der inrichting en waarnemend geneesheer-directeur;
  • de (wettelijke) aantekeningen van betrokkene, inhoudende de periode van 29 september 2015 tot en met 21 mei 2017;
- de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

OVERWEGINGEN

De vordering is op 2 juni 2017 ter griffie ingediend en derhalve tijdig.
De rechtbank dient thans op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht te beslissen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
Het standpunt en advies van de kliniek
Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie. Daarnaast is sprake van identiteitsproblematiek, cognitief verval en mogelijk een beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling. De huidige behandeling is in de eerste plaats gericht op het stabiliseren van de psychotische symptomen middels medicamenteuze en sociotherapeutische interventies.
Dit heeft slechts beperkt resultaat opgeleverd. Betrokkene staat ambivalent in de behandeling en wijst voorgestelde interventies regelmatig af. De komende periode zal de behandeling zich richten op verdiepende diagnostiek om de behandeling beter bij hem te kunnen laten aansluiten. Curatele wordt voor betrokkene aangevraagd, zodat hij kan worden bijgestaan in het nemen van beslissingen ten aanzien van zijn behandeling. Betrokkene is sterk gericht op het verkrijgen van verlof. Tot op heden wordt er onvoldoende basis gezien om het risicomanagement goed in te richten voor een aanvraag tot begeleid verlof, voornamelijk vanwege het beperkte zicht op de agressieve inhoud van de psychotische belevingen van betrokkene. Het recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege wordt ingeschat als hoog. Betrokkene is wisselend in het nemen van zijn medicatie. Zijn ziektebesef en ziekte-inzicht ontbreken grotendeels en hij laat ondanks medicatie nog steeds een psychotisch toestandsbeeld zien. Geadviseerd wordt de maatregel met twee jaar te verlengen.
Het standpunt ter zitting van deskundige [A]
De deskundige heeft, in aanvulling op het advies, te kennen gegeven dat het recidiverisico hoog blijft omdat het psychotisch toestandsbeeld blijft bestaan. Zowel sociotherapeutische als medicentameuze behandeling is daarom van belang. De belastbaarheid van betrokkene is beperkt. Voor het opstellen van een risicoprognose voor de aanvraag van een verlofmachtiging is het noodzakelijk dat betrokkene openheid in zijn belevingswereld geeft.
Het standpunt van deskundige [B]
De deskundige heeft naar voren gebracht dat voor de behandeling van psychose en schizofrenie elektroschoktherapie tot de mogelijkheden behoort. Eerst moeten echter andere mogelijkheden worden onderzocht. Betrokkene is het niet eens met verdere verhoging van de medicatie. Graag zou de kliniek meer inzicht hebben in de gevoelens van achterdocht van betrokkene.
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft te kennen gegeven dat het goed met hem gaat, dat hij zijn medicatie trouw inneemt, dat hij geen last meer heeft van psychoses en open is over wat er in hem om gaat. Om hetgeen hij heeft geleerd in de praktijk te laten zien is verlof noodzakelijk. Betrokkene vindt het vervelend dat steeds wordt gezegd dat het nog beter kan, ook wat betreft de samenwerking. Het gaat nu op beide gebieden goed.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd in de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren. Ook heeft de officier van justitie verzocht vast te stellen dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is, nu de terbeschikkingstelling is opgelegd voor een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft het al dan niet gemaximeerd zijn van de terbeschikkingstelling heeft de raadsman verzocht de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt mee te nemen in de overweging.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat in het vonnis van deze rechtbank van 10 juli 2015 niet expliciet is bepaald dat de terbeschikkingstelling is opgelegd terzake een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit vaste jurisprudentie volgt echter dat de verlengingsrechter dit ook kan afleiden uit de – al dan niet in onderling verband en samenhang gelezen – overige inhoud van de einduitspraak van de opleggingsrechter, zoals bewezenverklaring, bewijsmiddelen en kwalificatie.
De rechtbank is van oordeel dat, nu betrokkene onder meer is veroordeeld terzake poging tot moord, het evident is dat sprake is van een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Derhalve is sprake van een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt dan ook vast dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is.
De rechtbank is op grond van voornoemde rapportage en het verhandelde ter zitting
van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen dat de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar wordt verlengd. Er bestaat een hoog recidiverisico bij voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Gebleken is dat betrokkene wisselend is in het nemen van zijn medicatie, zijn ziektebesef en –inzicht grotendeels ontbreken en dat er ondanks medicatie nog steeds sprake is van een psychotisch toestandsbeeld.
De beslissing berust op artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
-
verlengtde termijn gedurende welke
[betrokkene]voornoemd ter beschikking is gesteld met
twee jaar.
Aldus gegeven door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en
R.C.J. Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2017.
mrs. C.A. de Beaufort en M.J.A.L. Beljaars zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.