Op 24 juli 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Lelystad, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1985. De betrokkene was ter beschikking gesteld op 10 juli 2015, met een verplegingsbevel dat op 25 juli 2015 inging en oorspronkelijk zou eindigen op 25 juli 2017. Het Openbaar Ministerie heeft een vordering ingediend tot verlenging van deze termijn met twee jaar. Tijdens de zitting op 10 juli 2017 zijn zowel de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.A.C. van Vuuren, als de officier van justitie mr. P.E.F. Poppe gehoord. Ook zijn deskundigen gehoord, waaronder drs. [A], GZ-psycholoog, en [B], psychiater.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan schizofrenie en dat er sprake is van identiteitsproblematiek en cognitief verval. De behandeling richt zich op het stabiliseren van de psychotische symptomen, maar de betrokkene staat ambivalent tegenover de behandeling en wijst voorgestelde interventies vaak af. Deskundigen hebben geadviseerd de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, gezien het hoge recidiverisico en het gebrek aan ziektebesef bij de betrokkene. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is, omdat het misdrijf waarvoor de betrokkene ter beschikking is gesteld, gericht was tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De beslissing is genomen op basis van artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier.