In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, handelend onder de naam [naam], en een gedaagde, een verzekeringstussenpersoon. De eiser had een brandverzekering afgesloten voor zijn auto’s, maar na een brand op 25 januari 2015, waarbij schade aan de auto’s is ontstaan, werd slechts een beperkt bedrag uitgekeerd door de verzekeraar. De eiser vorderde betaling van het schadebedrag van de gedaagde, stellende dat de gedaagde zijn zorgplicht had geschonden door hem niet te waarschuwen dat de dekking van de verzekering niet gold voor auto’s die niet op het verzekerde adres waren gestald.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet tijdig had geklaagd over de tekortkoming van de gedaagde en dat de gedaagde niet bekend kon zijn met de stalling van de auto’s op andere adressen. De rechtbank oordeelde dat de polisvoorwaarden duidelijk waren en dat de eiser als ondernemer in staat moest worden geacht deze voorwaarden te begrijpen. De eiser had de gedaagde niet geïnformeerd over de verplaatsing van de auto’s naar een ander adres, wat gevolgen had voor de dekking van de verzekering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van het niet melden van de verplaatsing van de auto’s voor rekening van de eiser moesten blijven, omdat hij op de hoogte was van de polisvoorwaarden en de risico’s die verbonden waren aan het stallen van de auto’s op een ander adres.