ECLI:NL:RBMNE:2017:4115

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
11 augustus 2017
Zaaknummer
16-703125-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor reiskosten, tijdsverzuim en kosten van de raadsman in het kader van een beklagprocedure

In deze zaak heeft verzoekster een vergoeding aangevraagd voor reiskosten, tijdsverzuim en de kosten van haar raadsman in verband met een beklagprocedure op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen een bevel op basis van artikel 126a Sv. De beklagprocedure eindigde met een niet-ontvankelijkheidsverklaring van verzoekster, waarop de officier van justitie aanvoerde dat er geen wettelijke basis was voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van de raadsman. De rechtbank heeft echter overwogen dat, ondanks de niet-ontvankelijkheid, verzoekster recht heeft op een vergoeding voor de kosten van de raadsman, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift op 7 april 2017 is ingediend en dat de behandeling in openbare raadkamer op 25 juli 2017 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere beslissingen van de Hoge Raad en de intrekking van het bevel tot uitlevering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de reiskosten en tijdsverzuim voor vergoeding in aanmerking komen, en heeft de bedragen vastgesteld op respectievelijk € 169,12 en € 754,40.

Wat betreft de kosten van de raadsman heeft de rechtbank geconcludeerd dat deze kosten, ondanks de niet-ontvankelijkheidsverklaring, voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft de kosten van de raadsman vastgesteld op € 19.905,91, en heeft in totaal een vergoeding van € 21.379,43 toegewezen aan verzoekster. De beslissing is genomen door mr. R.B. Eigeman, rechter, en is uitgesproken in openbare raadkamer op 8 augustus 2017. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open voor zowel verzoekster als het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16-703125-13
Rekestnummer: 17-1101
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het op 7 april 2017 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift op grond van het bepaalde in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van

De vennootschap onder forma [verzoeker] , (hierna te noemen: verzoeker),

gevestigd [vestigingsplaats] , [adres] ,
domicilie kiezende ten kantore van diens raadsman, mr. P.G. Grijpstra, advocaat te Deurne.
Het verzoekschrift is in openbare raadkamer behandeld op 25 juli 2017.
Gehoord zijn de officier van justitie, A. van Hoorn namens verzoeker en de raadsman van verzoeker, mr. P.G. Grijpstra.
Het verzoek strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor de reiskosten ten bedrage van € 169,12, de kosten vanwege tijdverzuim ten bedrage van € 754,40, de kosten van de raadsman ten bedrage van € 19.905,91 en de kosten van de raadsman voor het indienen en mondeling behandelen van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft kennis genomen van voornoemd verzoekschrift, het schriftelijke advies van de officier van justitie d.d. 22 mei 2017, het standpunt wat betreft de verletkosten ingebracht tijdens de behandeling in raadkamer door A. van Hoorn.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige beklag uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
Op 3 november 2014 heeft de politie bij bevel ex artikel 126a Sv bevolen opgave te doen of inzage of afschrift te geven van alle inhoudelijke gegevens inzake alle sale-lease-back transacties waarin verzoekster en/of aan haar gerelateerde (rechts)personen betrokken zijn en/of waarbij (mede) betrokkenheid is van één of meerdere van een zevental (rechts)personen;
Op 14 november 2014 heeft verzoekster ex artikel 552a Sv een klaagschrift ingediend, welk klaagschrift bij beschikking van 24 maart 2015 ongegrond is verklaard;
De Hoge Raad heeft bij beschikking van 23 februari 2016 voormelde beschikking van 24 maart 2015 vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank;
Bij beschikking van 6 juli 2016 (en de herstelbeslissing van 7 juli 2016) is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag omdat het bevel tot uitlevering was ingetrokken. De intrekking was op 3 juni 2016 per e-mail aan de rechtbank en de raadsman medegedeeld en bij de behandeling in raadkamer door de officier van justitie bevestigd;
De Hoge Raad heeft bij beschikking van 10 januari 2017 verzoekster niet-ontvankelijk verklaard;
Op 7 april 2017 is onderhavig verzoekschrift ex artikel 591 jo. 591a Sv binnengekomen bij de rechtbank.
Overwegingen

Reis- en verblijfkostenDe rechtbank is van oordeel dat voor zover het verzoek ziet op reis- en verblijfkosten, deze voor vergoeding in aanmerking komen, zij het dat de vergoeding krachtens artikel 591a Sv moet worden berekend aan de hand van het bij of krachtens de Wet Tarieven in Strafzaken bepaalde. Dat brengt met zich dat nu reizen met het openbaar vervoer redelijkerwijs niet aan de orde was, een kilometervergoeding wordt berekend van € 0,28 per kilometer, derhalve in totaal € 169,12.

TijdverzuimVoor zover het verzoek ziet op de kosten van tijdverzuim voor de behandeling van de zaak in raadkamer, overweegt de rechtbank dat kosten waar verzoeker vergoeding van heeft gevraagd voor vergoeding in aanmerking komen. Daartoe overweegt de rechtbank dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten van tijdverzuim voor de behandelingen van de zaak in raadkamer redelijk en billijk zijn. De gevraagde vergoeding van € 754,40 zal dan ook worden toegekend.

Kosten rechtsbijstand

De officier van justitie heeft aangevoerd dat een wettelijke grondslag ontbreekt om een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman nu de zaak is geëindigd in een niet-ontvankelijkheidsverklaring van verzoekster.
De raadsman heeft aangevoerd dat de kosten voor rechtsbijstand, ondanks dat de zaak is geëindigd in een niet-ontvankelijkheidsverklaring van verzoekster, wel in aanmerking komen voor vergoeding, omdat het onredelijk zou zijn om de kosten niet te vergoeden.
De rechtbank overweegt dat een redelijke wetstoepassing met zich mee brengt dat, ondanks dat de zaak is geëindigd in een niet-ontvankelijkheidsverklaring van klaagster, verzoekster recht heeft op een vergoeding. De officier van justitie heeft pas het bevel tot uitlevering ingetrokken nadat de Hoge Raad klaagster in het gelijk had gesteld. Daarnaast heeft de officier van justitie – blijkens het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 28 juni 2016 – aangevoerd dat, indien klaagster ontvankelijk zou zijn in haar klaagschrift, het klaagschrift gegrond diende te worden verklaard omdat de intrekking van het bevel heeft plaatsgevonden als gevolg van de procedure.
De rechtbank overweegt gezien het bovenstaande dat de raadsman namens verzoekster in raadkamer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat alle verrichte en gedeclareerde werkzaamheden met het oog op een behoorlijke verdediging noodzakelijk zijn geweest. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties en het beloop daarvan valt niet als bovenmatig aan te merken. De gevraagde vergoeding van € 19.905,91 zal dan ook worden toegekend.

Kosten indienen en mondeling toelichten verzoek

De rechtbank is van oordeel dat aan kosten van de raadsman voor het indienen en mondeling toelichten van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten €550,- (inclusief btw).
In totaal is derhalve naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een vergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 21.379,43.
Beslissing
De rechtbank:
- kent toeaan verzoeker uit 's Rijks kas een vergoeding ten bedrage van
€ 21.379,43(zegge: eenentwintigduizenddriehonderdennegenzeventig euro en drieënveertig eurocent);
- beveeltde griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer NL31RABO0121430111, t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Goorts & Coppens Advocaten B.V. te Deurne, o.v.v. 20140652
Deze beslissing is gewezen door mr. R.B. Eigeman, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van P. Lootsma, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 8 augustus 2017.
Tegen deze beslissing staat voor verzoekster en het openbaar ministerie hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.