In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2017 uitspraak gedaan over het verzoek van een werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer. De werknemer, geboren in 1973, was sinds 1 juni 2016 in dienst van de werkgever als Senior Adviseur Human Talent, maar meldde zich op 28 september 2016 ziek. De werkgever voerde aan dat er een evidente mismatch was tussen de functie-eisen en de kwaliteiten van de werknemer, wat leidde tot een verstoorde arbeidsrelatie. De werknemer voerde verweer en stelde dat de werkgever onvoldoende had gereageerd op signalen dat zij het werk niet aankon en dat er geen sprake was van disfunctioneren.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever op grond van artikel 7:671b BW de arbeidsovereenkomst kon ontbinden, ondanks het opzegverbod wegens ziekte. De rechter concludeerde dat de aanhoudende arbeidsongeschiktheid en de spanningen tussen partijen maakten dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet in het belang van de werknemer was. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer niet aan de verwachtingen van de werkgever kon voldoen en dat terugkeer naar de werkplek niet meer aan de orde was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 mei 2017, zonder toekenning van een transitievergoeding of billijke vergoeding, en de proceskosten werden gecompenseerd.