Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het vonnis in incident van 13 juli 2016 (waarin onder “1 De procedure” ten onrechte niet is vermeld de akte van [eiseres] van 25 mei 2016)
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de akte houdende uitlating producties van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en reconventie
huwelijksgemeenschapwaarin beide erflaters waren gehuwd (en waarvoor geldt dat de onverdeelde helft daarvan
de nalatenschap van erflaterbetreft):
in geschil
in geschil
in geschil
in geschil
in geschil
in geschil
in geschil
in geschil
in geschil
in geschil
in geschil
“Onder voorbehoud van alle rechten en weren”. Uit deze brief blijkt niet dat [eiseres] afstand heeft gedaan van haar eerst later ingenomen en in deze procedure gehandhaafde standpunt betreffende de waarde van de woning. In deze brief komt de waarde van de woning bovendien niet rechtstreeks ter sprake. [gedaagde] kon aan deze brief dan ook niet het vertrouwen ontlenen dat [eiseres] zich definitief wilde binden ter zake van de WOZ-waarde van de woning. Hier komt bij dat de van [gedaagde] afkomstige berekening van de erfbelasting (waarop [eiseres] haar aanvankelijke berekening van de legitieme heeft gebaseerd) in de onderhavige procedure door [gedaagde] zelf ook als een “voorlopige” is aangeduid (conclusie van antwoord in conventie, nr. 30).
“op basis van woonkosten huis dat [door [gedaagde] ] is verlaten ten behoeve van de zorg voor moeder”en
“door overlijden vader gedwongen verhuizing naar directe omgeving van moeder”. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat de overeengekomen bedragen, in het licht van de vaststaande zorg die [gedaagde] op zich nam, niet als een reële vergoeding kunnen worden aangemerkt. De omstandigheid dat zowel erflaatster en [gedaagde] bij het sluiten van deze huurovereenkomst reeds een toekomstig conflict voorzagen met [eiseres] , kan op zichzelf niet de gevolgtrekking dragen dat deze overeenkomst is gesloten met als enig doel de rechten van [eiseres] als legitimaris aan te tasten.
vrij van huur en gebruik, per [2013] van de woning ( [adres] , [postcode] [woonplaats] )?
in (deels) verhuurde staat, per [2015] van de woning ( [adres] , [postcode] [woonplaats] )?
erflaters(maar die eerst daarna zijn uitgekeerd) voor de
helftdienen te worden toegerekend aan de
huwelijksgemeenschap van erflaters. Voor zover het gaat om een vordering van
erflatersdie kan worden toegerekend aan
geheel 2013(bijvoorbeeld een teruggave IB of vakantiegeld), acht de rechtbank het redelijk om deze – gelet op de overlijdensdatum van erflater van [2013] en de ook per die datum ontbonden huwelijksgemeenschap – voor 262/365ste deel toe te rekenen aan de huwelijksgemeenschap van erflaters. Aan de hand van de hiervoor genoemde overzichten van partijen (productie 18 van [gedaagde] en productie 39 van [eiseres] ) overweegt de rechtbank als volgt.
€ 248,39
5.De beslissing
woensdag 4 oktober 2017voor het gelijktijdig nemen door beide partijen van de onder rechtsoverweging 4.19. bedoelde akte,