Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2017 op het verzet van
de Minister van Veiligheid en Justitie, opposant,
Procesverloop
Overwegingen
Kamerstukken II2014/15, 34 106, nr. 3, p. 5). Niet valt in te zien waarom verweerder ten tijde van het indienen van het verweerschrift, te weten 9 maanden na het indienen van verzoek, nog geen onderbouwing kon geven van de termijn die het nog nodig dacht te hebben. De rechtbank kan niet volgen dat vanwege het niet noemen in het verweerschrift van de volgens opposant nog benodigde tijd, de rechtbank een zitting had moeten arrangeren om opposant alsnog die mogelijkheid te bieden. Bovendien is de rechtbank tegemoetgekomen aan het verzoek van opposant om uit te gaan van een ruimere beslistermijn door in plaats van de standaardtermijn van twee weken (conform artikel 8:55, eerste lid, van de Awb) opposant – terwijl ten tijde van de uitspraak al elf maanden waren verstreken – nogmaals vier weken de tijd te geven om alsnog op het verzoek te beslissen.
Kamerstukken II2014/15, 34 106, nr. 3, p. 6) staat: “Ingevolge artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Awb kan de beslistermijn worden opgeschort voor zover de verzoeker daarmee instemt. Bij omvangrijke verzoeken op grond van de Wob waarbij de wettelijke beslistermijn te kort blijkt, ligt het dan ook primair op de weg van het bestuursorgaan en de verzoeker om in onderling overleg te komen tot een bij het verzoek passende beslistermijn. Het bestuursorgaan zal dit overleg binnen de wettelijke beslistermijn moeten initiëren.” Nog daargelaten dat opposant in dit geval pas na het verstrijken van de beslistermijn voor het eerst aan geopposeerden heeft gevraagd om in te stemmen met een later besluit, kan het eenmalig voorstellen van een latere datum om te beslissen niet worden aangemerkt als het initiëren van een overleg om te komen tot een passende beslistermijn. Dat er nadien omstandigheden zijn geweest waardoor de besluitvorming langer op zich heeft laten wachten, zoals het indienen van een uitgebreide zienswijze, speelt naar het oordeel van de rechtbank geen rol bij de vraag of geopposeerden hebben meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over een opschorting van de beslistermijn. De rechtbank is daar in de uitspraak van 3 april 2017 dan ook terecht aan voorbij gegaan.
3 april 2017 in stand blijft.
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2017.