ECLI:NL:RBMNE:2017:4819

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
652601-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstallen met geweld door verdachte in Emmeloord

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die in de periode van februari tot en met mei 2017 zeven winkeldiefstallen heeft gepleegd. Bij twee van deze diefstallen heeft de verdachte geweld gebruikt of gedreigd met geweld tegen personeelsleden van de winkels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het eigendomsrecht van anderen heeft geschonden en aanzienlijke overlast heeft veroorzaakt, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare vermogensdelicten, wat zijn recidiverisico verhoogt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met een tussentijdse beoordeling na acht maanden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de problematiek van de verdachte, waaronder langdurige verslavingsproblematiek en een niet-aangeboren hersenbeschadiging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel nodig heeft om de kans op herhaling te verkleinen en om hem te helpen bij zijn gedragsverandering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652601-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1962] te [geboorteplaats]
gedetineerd te PI Flevoland - HvB Almere Binnen
.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. I. Stas, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 12 mei 2017 bij de Albert Heijn te Emmeloord twee pakken kaas heeft gestolen, welke diefstal werd gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
feit 2: op 8 mei 2017 bij de Albert Heijn te Emmeloord kaas en/of vleeswaren heeft gestolen;
feit 3: op 6 februari 2017 bij de Albert Heijn te Emmeloord vleeswaren en/of zuivelproducten heeft gestolen;
feit 4: op 2 februari 2017 bij de Albert Heijn te Emmeloord vleeswaren en/of zuivelproducten heeft gestolen;
feit 5: op 2 maart 2017 bij de Aldi te Emmeloord twee stukken kaas heeft gestolen;
feit 6: op 20 maart 2017 bij de Blokker te Emmeloord een koekenpan heeft gestolen;
feit 7: op 4 mei 2017 bij de Albert Heijn te Emmeloord, diverse pakken/flessen wasmiddel heeft gestolen, welke diefstal werd gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 3] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het volgende betoogd.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Hij is op 12 mei 2017 niet in de Albert Heijn geweest. Hij was toen bij zijn moeder. Verdachte herkent zichzelf niet op de camerabeelden. Voorts bezit hij geen heggenschaar.
Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van feit 2. De screenshots van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden zijn onduidelijk. Daarnaast wordt verdachte niet door het personeel herkend. Verdachte was op dat moment aan het werk als tuinman. De getuigen bevestigen ook dat verdachte op 8 mei 2017 bij hen in te tuin heeft gewerkt.
De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 3 en feit 4 aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 5. Hij was in de Aldi aanwezig, maar heeft geen kaas weggenomen. Hij had de kassa’s nog niet gepasseerd toen hij werd aangehouden.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 6. Verdachte heeft een koekenpan uit de schappen gepakt, maar moest deze terughangen van de verkoper.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 7. Verdachte heeft de boodschappen afgerekend. Hij heeft deze goederen niet gestolen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feit 1 [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan namens de Albert Heijn aan de Haarlemmermeer 2 te Emmeloord. Op vrijdag 12 mei 2017 omstreeks 12:00 uur was hij als filiaalmanager werkzaam in deze winkel. Hij hoorde van een collega dat [verdachte] in de winkel was. De collega wist dit omdat [verdachte] een winkelverbod heeft gekregen voor deze winkel. Aangever heeft vervolgens samen met deze collega op de camerabeelden gekeken of [verdachte] goederen mee had genomen. Aangever zag op de camerabeelden dat [verdachte] 2 pakken kaas in zijn jas stopte. Aangever is samen met collega [slachtoffer 2] de winkel uitgelopen en achter [verdachte] aangelopen. Hij zag dat [verdachte] zich omdraaide met zijn gezicht hun kant op. Aangever zag dat [verdachte] in beide handen een heggenschaar had en met de heggenschaar een zwaaiende beweging richting hen maakte. Aangever hoorde hem zeggen: “ik heb niks”. De afstand tussen aangever, zijn collega [slachtoffer 2] en [verdachte] was ongeveer twee meter toen hij zwaaiende bewegingen maakte. Aangezien de heggenschaar ook nog een halve meter was moesten zij naar achteren springen. Op het moment dat [verdachte] die zwaaiende beweging richting hen maakte voelde aangever zich bedreigd. [2]
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 12 mei 2017 samen met zijn collega [aangever 1] achter [verdachte] is aangelopen. Vervolgens zag hij dat [verdachte] zich omdraaide en in zijn hand een heggenschaar had. Hij zag dat [verdachte] een zwaaiende beweging maakte in de richting van de getuige en collega [aangever 1] . De getuige schat de afstand tussen hem en [verdachte] op ongeveer twee meter. Door de zwaaiende bewegingen met de heggenschaar voelde de getuige zich bedreigd en was geschrokken. [3]
Op 12 mei 2017 heeft verbalisant [verbalisant 1] de camerabeelden van de Albert Heijn, gevestigd aan de Haarlemmermeer 2 te Emmeloord, bekeken. Tijdens het bekijken van de camerabeelden herkende de verbalisant de persoon die op de camerabeelden de winkeldiefstal pleegde als [verdachte] .
De verbalisant ziet op de camerabeelden dat [verdachte] om 12:02 uur de winkel binnen komt. [verdachte] loopt rond in de winkel met verpakte stukken kaas in zijn handen en stopt vervolgens verpakte stukken kaas in zijn jas. De jas van [verdachte] staat bol ter hoogte van de buik. [verdachte] loopt langs de kassa. Hierbij heeft [verdachte] niets ter betaling aangeboden. [verdachte] verlaat de winkel om 12:04 uur en pakt buiten een voorwerp dat tegen de gevel van de winkel stond. Op de beelden is te zien dat winkelpersoneel naar de uitgang van de winkel rent, de winkel uit en achter [verdachte] aan. [verdachte] draait zich om en zwaait met zijn arm in de richting van het winkelpersoneel. Het winkelpersoneel maakt een stap achteruit. [4]
Feit 2
Aangever [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan namens de Albert Heijn aan de Haarlemmermeer 2 te Emmeloord. Op maandag 8 mei 2017 omstreeks 13:10 uur zag hij op de camerabeelden dat de voor hem bekende [verdachte] in de Albert Heijn aanwezig was. Aangever zag dat [verdachte] naar de kaasafdeling liep en twee verpakkingen met kaas uit de schappen haalde. Vervolgens zag aangever dat hij richting de vleesafdeling liep en hier beide verpakkingen kaas in zijn jas stopte. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden bekeken van 8 mei 2017 van de Albert Heijn, gevestigd aan de Haarlemmermeer 2 te Emmeloord. Tijdens het bekijken van de camerabeelden herkende de verbalisant de persoon die op de camerabeelden de winkeldiefstal pleegde als [verdachte] . [verdachte] komt de winkel binnen om 13:10 uur. [verdachte] loopt de winkel rond met verpakte stukken kaas in zijn hand en stopt deze met zijn rechterhand in zijn jas. Hij loopt langs de kassa en heeft hierbij niets ter betaling aangeboden. [verdachte] verlaat de winkel om 13:11 uur en loopt de uitgang uit de straat op. [6] Verbalisant kent [verdachte] omdat hij hem in de afgelopen 6 maanden vaker heeft gezien en gesproken. Hij herkent hem aan zijn loopje, postuur en gelaat. [7]
Aangezien verdachte feit 3 en feit 4 heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 3 [8]
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2017; [9]
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , namens supermarkt Albert Heijn. [10]
Feit 4
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2017; [11]
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , namens supermarkt Albert Heijn; [12]
- een proces-verbaal van bevindingen. [13]
Feit 5
Aangever [aangever 2] heeft aangifte gedaan namens Aldi Supermarkt aan de Zuiderkade 6 in Emmeloord. Op 2 maart 2017 omstreeks 19:00 uur was aangever werkzaam in de Aldi. Hij zag een man de winkel binnen komen. Aangever zag vervolgens de man richting de kaasafdeling lopen. De man pakte een stuk kaas uit het schap en stopte deze kaas onder zijn witte wollen vest. Vervolgens zag aangever dat deze man nog een stuk kaas uit het schap pakte en dit stuk op dezelfde wijze onder zijn vest stopte. Aangever zag dat de man de kassa voorbij liep en richting de uitgang liep. Aangever vroeg de man of hij zijn jas wilde open doen. Hij zag dat de man twee stukken kaas onder zijn witte wollen vest tevoorschijn haalde. [14]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op donderdag 2 maart 2017 in de Aldi te Emmeloord aanwezig was. Hij zag dat een man de kassa voorbij liep en zich richting de uitgang bewoog. De getuige zag dat een mannelijke medewerker van de Aldi achter de man liep, hem aansprak en vasthield vlak voor de uitgang. De getuige zag dat de mannelijke medewerker een tweetal kazen uit de jas van de man haalde. De getuige weet zeker dat de man de kazen niet heeft afgerekend. [15]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] kregen op 2 maart 2017, omstreeks 19:10 uur, de opdracht om te gaan naar de Aldi supermarkt te Emmeloord in verband met een gepleegde winkeldiefstal. Ter plaatste is gebleken dat de persoon waarvan melding was gedaan van winkeldiefstal [verdachte] betrof. [16]
Feit 6
Aangever [aangever 3] heeft aangifte gedaan namens Blokker aan de Lange Nering 23 25 te Emmeloord. Op 20 maart 2017 hoorde aangever van een verkoopster dat [verdachte] in de winkel was. Hij had een koekenpan in zijn handen. Toen hij de winkel verliet had hij die koekenpan niet meer in zijn handen. Aangever heeft vervolgens de camerabeelden bekeken en zag dat een man een koekenpan van de wand haalde en richting de hoofdingang liep. Toen hij halverwege het gangpad was zag aangever dat hij even om zich heen keek en vervolgens de koekenpan in zijn jas verstopte. Hierop zag aangever de man de winkel verlaten. [17]
Verbalisant [verbalisant 1] zag videofragmenten van de winkeldiefstal bij de Blokker gepleegd door een manspersoon op 20 maart 2017. Verbalisant herkende deze manspersoon als [verdachte] . Te zien is dat [verdachte] een koekenpan onder zijn jas stopt. [18]
Feit 7
Aangever [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan namens de Albert Heijn aan de Lange Nering 200 te Emmeloord. Op 4 mei 2017 omstreeks 14:30 uur was aangever werkzaam in de Albert Heijn. Hij hoorde dat collega [getuige 2] over de portofoon zei: “winkeldiefstal! Ik sta buiten de Albert Heijn met een persoon die iets gestolen heeft”. Aangever herkende de persoon als [verdachte] . Hij herkende hem van eerder gepleegde winkeldiefstallen in deze supermarkt. [verdachte] wilde niet mee naar binnen en probeerde weg te lopen. Aangever hield hem vast aan zijn jas en vroeg hem nogmaals te blijven staan. [verdachte] bleef weglopen. Aangever hoorde hem zeggen: “Laat me los anders sla ik je!”. Aangever zag dat hij met gebalde buist stond. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd. Hij hoorde [verdachte] tevens zeggen: “Ik geef je alle spullen terug als jullie mij laten gaan”. Aangever zag dat er ondertussen een fles Ariel wasmiddel uit zijn jaszak viel. Hierop haalde [verdachte] nog drie flessen Ariel wasmiddel uit zijn jaszakken. [19]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] naar de pleger van de winkeldiefstal toeliep en hem aansprak. Getuige zag dat de man door bleef lopen en [slachtoffer 3] de man vastpakte. De getuige zag dat de man duwde en trok om los te komen, maar [slachtoffer 3] bleef hem vasthouden. Zij zag dat de man bewegingen maakte om te proberen zichzelf los te rukken, maar zag dat dat niet lukte. De man hief zijn rechterarm op en balde zijn rechterhand tot een vuist. De getuige hoorde dat de man op een agressieve boze toon tegen [slachtoffer 3] zei: “Als je mij niet laat gaan, dan…..”. Daarbij zag de getuige dat de man zijn gebalde vuist in de richting van het hoofd van [slachtoffer 3] hield. Vervolgens zag zij dat de man vier flessen wasmiddel van het merk Ariel bij zich had en deze aan [slachtoffer 3] terug gaf. [20]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft de camerabeelden bekeken van de Albert Heijn ter zake de winkeldiefstal met geweld gepleegd op 4 mei 2017. De verbalisant herkende de persoon getoond op de camerabeelden als zijnde [verdachte] . Op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] om 14:32 uur de winkel binnen loopt en het gangpad van de wasmiddelen in loopt. Hij heeft zijn rechterhand in zijn jaszak en pakt met zijn linkerhand op ooghoogte een voorwerp uit het schap. [verdachte] brengt het witte voorwerp uit het schap naar zijn borst. Vervolgens zijn de handen van [verdachte] leeg en is het voorwerp uit het zicht verdwenen. Hij pakt weer een wit voorwerp uit het schap en brengt deze richting zijn borst, waarna zijn handen wederom leeg zijn en het voorwerp uit het zicht is verdwenen. [verdachte] pakt voor de derde maal een wit voorwerp uit het schap en brengt deze naar zijn borst. Op dit moment loopt [verdachte] weg. Zijn handen zijn weer leeg en het witte voorwerp is verdwenen uit het zicht. [verdachte] pakt voor de vierde maal een witkleurig voorwerp uit het schap met wasmiddel. Het is zichtbaar dat hij met twee handen/armen ter hoogte van zijn borst handelingen verricht. [verdachte] loopt zonder af te rekenen tussen kassa 2 en 3 door, gaande in de richting van de schuif-/toegangsdeuren van de winkel. [verdachte] begint te rennen. [21]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 12 mei 2017 te Emmeloord, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee pakken kaas, toebehorende aan Albert Heijn, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte zich heeft omgedraaid naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- verdachte in zijn hand een heggenschaar vast had en
- verdachte (vervolgens) met een heggenschaar in de richting van die [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] heeft gezwaaid, in elk geval een heggenschaar heeft getoond;
2.
op 08 mei 2017 te Emmeloord, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kaas toebehorende aan de Albert Heijn;
3.
op 06 februari 2017 te Emmeloord, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid vleeswaren en zuivelproducten toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn;
4.
op 02 februari 2017 te Emmeloord, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vleeswaren en zuivelproducten toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn;
5.
op 02 maart 2017 te Emmeloord, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee stukken kaas toebehorende aan Aldi (gelegen aan de Zuiderkade);
6.
op 20 maart 2017 te Emmeloord, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een koekenpan toebehorende aan de Blokker;
7.
op 04 mei 2017 te Emmeloord, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse pakken/flessen wasmiddel, toebehorende aan Albert Heijn, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
- verdachte (dreigend) zijn vuist heeft gebald en hierbij zijn arm heeft opgeheven, terwijl hij aan voornoemde [slachtoffer 3] toevoegde dat deze [slachtoffer 3] hem los moest laten en dat hij hem
anders zou slaan, en
- verdachte, nadat hij door de heer [slachtoffer 3] was vastgegrepen, zich meermalen heeft geprobeerd los te trekken en te rukken, en
- verdachte de heer [slachtoffer 3] heeft geduwd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het geslotene te verzekeren;
ten aanzien van feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 7:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het geslotene te verzekeren.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren met een tussentijdse toetsing na acht maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd.
Aan verdachte is niet eerder een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden opgelegd. Verdachte heeft hulp nodig en wil meewerken aan begeleiding en behandeling. De raadsvrouw heeft hierover contact gehad met de reclassering. Verdachte zou terecht kunnen bij Domus+. Hij past in de doelgroep en deze instelling heeft geen wachtlijsten. De enige voorwaarde is dat verblijf en begeleiding door Domus+ door de reclassering moet worden geadviseerd.
De raadsvrouw doet het verzoek om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen en hierbij verblijf bij Domus+ als bijzondere voorwaarde op te leggen. Indien de rechtbank hierover twijfelt verzoekt de raadsvrouw tot heropening van het onderzoek teneinde de reclassering in de gelegenheid te stelen om te rapporteren over de invulling van de bijzondere voorwaarden.
Indien de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel oplegt bepleit de raadsvrouw dat de maatregel wordt opgelegd voor de duur van 1 jaar met een tussentijdse toetsing.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de periode februari 2017 tot en met mei 2017 zeven winkeldiefstallen gepleegd, waarbij hij bij twee van deze diefstallen geweld heeft gebruikt tegen personeelsleden of hen heeft bedreigd met geweld toen zij hem staande wilden houden. Hij heeft het eigendomsrecht van anderen geschonden en veel overlast veroorzaakt. Bovendien heeft hij genoemde personeelsleden angst aangejaagd en een bijdrage geleverd aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Uit de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juni 2017 blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 18 juli 2017, opgemaakt door P. Leek, reclasseringswerker. Uit het reclasseringsadvies blijkt het volgende. Verdachte heeft vanaf 1992 een strafblad van intussen 19 pagina’s. Het betreft vrijwel uitsluitend vermogensdelicten in de vorm van winkeldiefstallen. In de periode 2003 tot 2014 vinden er geen veroordelingen plaats. Vanaf 2014 pleegt verdachte opnieuw veelvuldig winkeldiefstallen. Het betreft een progressief delictpatroon, waarbij de toename van winkeldiefstallen in 2017 (ondanks lokaalverboden) in het oog springt, alsook het begin van het gebruik van geweld. Het recidiverisico word ingeschat als hoog.
Uit referenteninformatie blijkt dat verdachte langdurige en ernstige verslavingsproblematiek heeft. Hij is jarenlang verslaafd aan heroïne en krijgt van Amethist Verslavingszorg dagelijks een hoeveelheid van 50 milligram methadon verstrekt. Uit urinecontroles blijkt dat verdachte daarnaast heroïne blijft gebruiken. Verdachte heeft ook een niet aangeboren hersenbeschadiging. De niet aangeboren hersenbeschadiging en de langdurige verslavingsproblematiek hebben een negatieve invloed op zijn zelfinzicht. Elke vorm van ambulante begeleiding/behandeling is mislukt. Er wordt niet verwacht dat een nieuwe poging positief effect zal sorteren. Verdachte heeft een negatieve houding ten opzichte van begeleiding/behandeling. Uit referenteninformatie van GGD Flevoland blijkt dat verdachte ambulante begeleiding na verloop van tijd verbreekt.
De reclassering adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Een verplichte intramurale behandeling en/of plaatsing in een beschermde woonvorm onder reclasseringstoezicht wordt onhaalbaar geacht. Voorwaarden binnen een ambulante reclasseringstoezicht zijn te vrijblijvend, gezien de ervaringen en inspanningen van ambulante hulpverlening tot nu toe. Binnen de ISD-maatregel kan geprobeerd worden verdachte in een langdurige setting te plaatsen, hetgeen ook mogelijk is bij Domus+ Groot Batelaar.
De rechtbank overweegt dat ter zake van de verdachte is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m lid 1 van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders.
De door verdachte begane misdrijven betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan dit feit tenminste driemaal ter zake van misdrijven onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld. Het bewezen verklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en voorts moet er, mede gelet op voormelde rapportage, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom misdrijven zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waartoe wordt verwezen naar het feit dat verdachte steeds weer nieuwe strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt.
Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank het standpunt van de reclassering en van de officier van justitie dat de noodzakelijke gedragsverandering van verdachte alleen te realiseren valt binnen het kader van een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de maximale duur van twee jaren. Gelet op de langdurige problematiek van verdachte, de tijd die nodig zal zijn om te komen tot een diagnose en het vervolgens bepalen van een te volgen traject is de rechtbank van oordeel dat een ISD maatregel voor de duur van een jaar, zoals door de raadsvrouw bepleit, onvoldoende is.
De rechtbank zal bepalen dat de tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht uiterlijk acht maanden na de aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 38o, 38s, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
- gelast de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel en beveelt het openbaar ministerie de rechtbank binnen 8 (acht) maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis daarover te berichten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2017.
Mr. J. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 mei 2017 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee pakken kaas, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en /
of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat
- verdachte zich heeft omgedraaid naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- verdachte in zijn hand een heggenschaar vast had en/of
- verdachte (vervolgens) met een heggenschaar in de richting van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] heeft gezwaaid, in elk geval een heggenschaar heeft getoond;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 mei 2017 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen kaas en/of vleeswaren, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 februari 2017 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid vleeswaren en
zuivelproducten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 02 februari 2017 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vleeswaren en/of
zuivelproducten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 02 maart 2017 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee stukken kaas, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi (gelegen aan de
Zuiderkade), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 20 maart 2017 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een koekenpan, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Blokker, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 04 mei 2017 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse pakken/flessen
wasmiddel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert
Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal
werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte (dreigend) zijn vuist heeft gebald en/of hierbij zijn arm heeft
opgeheven, terwijl hij aan voornoemde [slachtoffer 3] toevoegde dat deze [slachtoffer 3] hem
los moest laten en dat hij hem anders zou slaan, en/of
- verdachte, nadat hij door de heer [slachtoffer 3] was vastgegrepen, zich meermalen
heeft geprobeerd los te trekken en te rukken, en/of
- verdachte de heer [slachtoffer 3] heeft geduwd.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 2017141279 en 2017141437, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 72. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 32 en 33.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 37 en 38.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 40 en 41.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 65.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 67.
7.Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, pagina 71.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2017038720, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 46. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2017.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , namens supermarkt Albert Heijn, pagina 11 en 12.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2017.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , namens supermarkt Albert Heijn, pagina 25 en 26.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 28 en 29.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , PL0900-2017064822-1.
15.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , PL0900-2017064822-3.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2017064822-3.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , PL0900-2017087252-1.
18.Een proces-verbaal van bevindingen herkenning persoon door opsporingsambtenaar, PL0900-2017087252-3.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , PL0900-2017132747-1.
20.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , PL0900-2017132747-3.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2017132747-14.