4.3Het oordeel van de rechtbank
Algemeen ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5
Proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden)
Verbalisant [verbalisant 1] , zedenrechercheur, heeft de camerabeelden van cameratoezicht uitgekeken.
Op camera 1 (UTR-CM-538-Wijde Begijnestraat-Breedstraat) ziet hij op de beelden van 12 maart 2017 van 5:43:59 tot 5:45:29 uur:
Ik herken ambtshalve de Breedstraat. Ik zie een manspersoon op een fiets voorbij fietsen. De man komt uit de richting van de Voorstraat en fietst in de richting van de Van Asch van Wijckskade. De man heeft een donkere jas aan en het lijkt erop dat hij een klein staartje heeft. Ik zie uit de richting van de Van Asch van Wijckskade een vrouw lopen in de richting van de Voorstraat. Ik zie haar achterom kijken. Ik zie dan een man op een fiets uit dezelfde richting komen rijden en de vrouw inhalen. De vrouw heeft donker haar en draagt een donkere jas tot op de knieën. Zij draagt een soort sporttas op haar rug. Verder zie ik dat zij een lichte tas in haar hand houdt. De omschrijving van de vrouw heeft heel sterke overeenkomsten met aangeefster [slachtoffer 3] .
De man op de fiets kan ik als volgt omschrijven: donkere jas, iets lichtere broek, donkere schoenen met witte zolen, kort donker haar dragend in een knotje/klein staartje. De man rijdt op een donkerkleurige omafiets.
Om 5:44:52 uur verdwijnen beiden uit beeld.
Om 5:45:11 uur zie ik dezelfde man uit de richting van de Voorstraat komen rijden van de stoep waar net de vrouw op was gelopen richting de Voorstraat.
Om 5:45:29 verdwijnt de man uit beeld.
Op camera 3 (UTR-CM-547-Voorstraat-Jansveld) bekijkt de verbalisant beelden van 12 maart 2017 van 5:43:42 tot 5:43:59:
Ik zie twee vrouwen lopen over de Voorstraat. Ik zie een fietser aan komen rijden over het fietspad van de Voorstraat. Ik zie dat de man niet helemaal recht rijdt. Hij slingert een beetje. Ik zie dat de man op de fiets naar één van de vrouwen rijdt. Ik zie vervolgens dat deze man met zijn rechterhand op de billen van de vrouw slaat. Ik herken deze man als zijnde dezelfde man als op camera 1. De man heeft zijn haar strak naar achteren en draagt een klein staartje/knotje. Hij rijdt op een donkere omafiets.
Op camera 4 (Breedstraat-Hardebollenstraat) bekijkt de verbalisant beelden van 12 maart 2017 van 5:43:00 tot 5:43:29 uur:
Ik herken de Hardebollenstraat. Ik zie een man op een soort omafiets vanaf de Breedstraat komen. Ik zie dat de man sterke gelijkenissen toont met de man op de camera’s 1 en 3.
Op maandag 13 maart 2017 heb ik [verdachte] gehoord als verdachte van een aanranding die nacht. Ik vind het signalement van verdachte [verdachte] sterke overeenkomsten hebben met de man op deze camera’s.
Proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2017
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de camerabeelden UTR-CM-507 van 05:09 uur bekeken. Ik herkende verdachte [verdachte] op deze beelden met honderd procent zekerheid. Ik herkende hem aan zijn opvallende kapsel, zijn postuur, zijn opvallende kledingsignalement en zijn manier van lopen. Ik heb ook de camerabeelden UTR-CM-547 en UTR-CM-538 bekeken. Ik zag dat [verdachte] zich hier verplaatste op een oude zwartkleurige damesfiets, ook wel opoefiets genoemd. Ik herken deze fiets als zijnde eenzelfde soort fiets als waar [verdachte] op werd aangehouden. Ik herkende op alle bovenstaande camerabeelden met honderd procent zekerheid verdachte [verdachte] . Toen verdachte was aangehouden, heb ik met mijn mobiele telefoon een foto gemaakt. Deze foto heb ik bij het dossier gevoegd.
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat de persoon op de genoemde camerabeelden verdachte is. Dit is overigens ook niet betwist door de verdediging.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1]
Op 12 maart 2017 deed [slachtoffer 1] , wonende te Utrecht, aangifte van aanranding en diefstal.
Op 12 maart 2017 rond 05:15 uur liep ik naar huis. Ik zie ineens links over mijn schouder een man naast mij staan. Ik schrok. Hij stond echt direct naast mij. Ineens greep hij mij in mijn kruis. Best wel diep en met zijn volle hand. Ik schrok ontzettend. Ik schreeuwde. Hij greep mij daarna. Toen kregen we een worsteling. Hij deed het nog een keer. Ik viel toen in de bosjes. Toen kwam hij op mij af. Hij zag dat mijn telefoon uit mijn jas gevallen was. Hij greep naar mijn telefoon. Hij pakte hem. Ik bevatte dat de situatie gevaarlijk was en toen ben ik hard gaan sprinten, omdat hij op mij af kwam. Ik ben naar de Oudegracht richting de Bijenkorf gelopen. Binnen korte tijd was er een politieauto. We hebben op de telefoon van de politie ingelogd om mijn telefoon te tracken.
Aangeefster wijst op de kaart aan dat zij op de Predikherenkerkhof en de 2e Achterstraat door de man aangeraakt werd. De eerste keer dat hij in mijn kruis greep, voelde ik volledige angst. Ik plaste ook in mijn broek. Hij duwde heel hard met zijn hand. Heel diep. Hij heeft mij vol in het kruis gegrepen. Hij wilde echt bij het gat van mijn vagina. Dat hij met zijn hand ramde tegen het gat deed pijn. Hij had heel veel kracht. Dat was ook eng. Ik kreeg ook een klap op mijn wenkbrauw. Ik probeerde hem weg te duwen. Hij was sterk.Hij probeerde zijn hand in mijn kruis te houden en ondertussen hield hij mij met zijn andere hand of arm vast.
Ik herinner mij dat hij mijn telefoon had en toen even verzwakte. Toen kwam hij toch weer naar mij toe en ben ik gevlucht. Hij kwam ook nog een heel stuk achter mij aan.
Hij was niet langer dan ik (1.76m). Zijn haar was met inhammen. Ik kon de lengte van zijn haar niet zien, maar het was wel naar achteren geveegd. Zijn haar was zwart en steil.
Er wordt door de verbalisanten een aantal foto’s gemaakt van het zichtbare letsel bij aangeefster.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] van 12 maart 2017
Op 12 maart 2017 omstreeks 05:45 uur reed ik, verbalisant, op de Potterstraat in de richting van de Viebrug te Utrecht. Ik zag dat er aan de rechterzijde van de weg een vrouw (hierna: aangeefster) mijn aandacht probeerde te trekken. Ik zag dat aangeefster hevig geëmotioneerd was. Ik zag dat de tranen over haar wang rolden. Ik hoorde dat zij bijna niet uit haar woorden kwam doordat zij aan één stuk aan het huilen was. Ik hoorde dat ze zei dat ze was aangerand. Ik hoorde dat ze zei dat ze in haar kruis was gegrepen. Ik hoorde dat ze zei dat verdachte haar telefoon had gestolen. Ik hoorde dat zij verklaarde dat zij over de Oudegracht, ter hoogte van het Nijntje Pleintje liep. Dat zij uit het niets in de bosjes werd geduwd en daarbij in haar kruis werd gegrepen.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] van 12 maart 2017
Toen wij, verbalisanten, op de Viebrug aankwamen, zag ik, verbalisant, een vrouw staan naast mijn collega. Ik zag dat zij aan het huilen was. Zij vertelde dat zij door een onbekende man die in een voor haar onbekende taal sprak bij haar kruis gepakt was en de bosjes in geduwd. Ze vertelde dat de man haar telefoon in zijn bezit had. Wij hebben vervolgens ingelogd op de app ‘Find my Samsung’.
Ik zag dat de locatie van de telefoon De Neude betrof. Daarna zag ik dat de locatie Janskerkhof was. Wij zijn direct die kant op gereden. Ik zag dat het signaal linksaf de FC Donderstraat in ging. Gezien de snelheid waarmee dit ging, vermoedde ik dat de verdachte zich op een fiets verplaatste. Op de Maliebaan zag ik een collega achter een manspersoon aan fietsen. Ik hoorde die collega zeggen dat die persoon aan het signalement voldeed. Ik heb verdachte aangesproken. Ik heb hierop wederom ingelogd op de app en ik zag dat het GPS signaal zich niet meer verplaatste. Ik heb vervolgens op de app de optie om een alarm af te laten gaan bij de gestolen telefoon aangeklikt. Ik hoorde een alarm afgaan op het lichaam van verdachte. Collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hielden de verdachte vervolgens aan.De verdachte betrof [verdachte] .Ik trof in de rechter buitenzak van zijn trui een Samsung Galaxy aan. Deze is hierop in beslag genomen. Op het politiebureau bleek de telefoon inderdaad van aangeefster te zijn.
Proces-verbaal van verhoor verdachte
Verdachte is gehoord over de aangifte door [slachtoffer 1] . Hij heeft het volgende verklaard:
Ik heb de telefoon afgepakt. Ik heb de telefoon in mijn tas gegooid. Toen ik wegfietste, zat de telefoon in mijn tas.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2]
Ik fietste op 12 maart 2017 rond 05:45 uur vanuit mijn werk naar huis via Vredenburg, Oudegracht en het Nijntje Pleintje te Utrechtop de Singel. Toen ik de brug over ging, zag ik hem staan. Hij was een beetje aan het zwalken met zijn fiets. Ik fietste naar huis. Ik kwam op de Lange Humboltstraat (de rechtbank begrijpt: Van Humboldtstraat). Ik zag een schaduw achter mij, keek om, toen zat hij met zijn fiets en hoofd echt naast mij. Zodra ik om keek naar hem, zwaaide hij zijn fiets naar rechts, de fietsen vielen, maar wij bleven staan. Twee meter zat er ongeveer tussen ons. Ik zei iets van ‘let even op’. Toen was het even stil, ik dacht, dit is iets anders, niet goed. Hij liep over de fietsen heen of er om heen, hij pakte mij vast en drukte mij tegen de muur. Ik had een leren jasje aan en toen probeerde hij met zijn handen onder mijn jasje te gaan. Ik voelde dat hij aan mijn bh-bandje in het midden trok, aan de voorzijde. Ik begon heel hard te gillen en om hulp te roepen en hem weg te duwen, dat probeerde ik. Hij was wel sterk maar ik kon hem wel telkens wegduwen. Hij voelde niet nuchter. Ik had mijn riem van mijn broek erg strak zitten en mijn shirt er in zitten dus hij kon niet bij mijn huid, maar hij trok aan mijn broekriem, voelde ik, met zijn handen. Dat ging een paar keer door, dat ik hem duwde en hij onder mijn jas probeerde te komen. Hij gaf mij een klap en kwam tegen mijn wenkbrauw. Aan de overkant van de straat deed iemand de gordijnen open en klopte op het raam. Hij deinsde achteruit. Ik ben naar de overkant gerend. Toen is hij op de fiets gestapt en fietste weg.
Hij was niet langer dan 1.70 m. Hij was slank en licht getint en had een grijze joggingbroek aan. Hij had een grijze capuchon en een donker jack. Hij had een omafiets. Hij zat met zijn hand onder mijn jas en trui.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1]
De getuige wordt verteld dat er aangifte is gedaan door een vrouw die in de vroege ochtend van 12 maart 2017 heeft geschreeuwd in de straat van getuige. Zij verklaart vervolgens:
Het was in de nacht. Ik sliep. Ik hoorde een meisje op straat heel hard gillen. Ik heb mijn gordijn open gedaan. Ik zag dat meisje met een jongeman. Ik heb op het raam geklopt. Ik zag dat hij meteen wegging.Ik heb mijn raam opengemaakt en gevraagd of zij oké was. Ze zei letterlijk ‘Hij probeerde in mijn broek te komen.’ Ik was naar het raam gegaan door dat gillen van dat meisje. Dat was geen gewoon gegil, het was echt nood. Ik zag een man en een vrouw en dat de man tegen haar aan stond. Hij had een capuchon op. Zij was aan het gillen en hij stond tegen haar aan. De man ging weg op de fiets.
Proces-verbaal van verhoor verdachte
Verdachte is gehoord. De verbalisant vraagt:
een vrouw heeft bij de politie verklaard dat zij een man op een brug zag staan die dronken leek. Zij is doorgefietst en bij de Van Humboldtstraat, de kruising, fietste de man naast haar en zwaaide hij zijn fiets tegen die van haar zodat de fietsen kwamen te vallen. Reageer hier eens op?
Verdachte: En zij is op de grond gevallen? Ik weet dat tijdens het fietsen ben ik ergens bij een… een… niet recht door rijden, maar schuin rijden. Kwam ik heel dicht bij een dame die aan het fietsen was. Ik heb geprobeerd om niet met haar te botsen en toen viel ik met de fiets op de grond.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte heeft geprobeerd om het lichaam van [slachtoffer 2] op ontuchtige wijze te betasten, maar daarin niet is geslaagd. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 meer subsidiair
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
Op 15 maart 2017 werd meldster, [slachtoffer 3] , gehoord:
Op 12 maart 2017 rond 05:40 uur ging ik met veel tassen naar Amsterdam. Ik liep over de Wijde Begijnestraat (te Utrecht). Toen reed er een man op de fiets in tegenovergestelde richting. De man stapte ineens van zijn fiets af en rende naar mij toe. Hij kwam van linksachter. Hij betastte mij bij mijn kruis en billen. Ik heb de man afgeschud omdat hij niet goed bij mij kon komen door de vele tassen. Hij ging weg met de fiets. Ik liep naar de Voorstraat. Ik dacht dat hij weg ging, maar hij keerde terug en begon mij weer te betasten. De man was slank, getint, rond de 175 cm lang en had kort, donker haar. Met getint bedoel ik een Arabisch uiterlijk.De man kwam dronken over. Hij liep niet helemaal soepel maar wel snel. Hij stortte zich echt een beetje op mij. Hij sloeg zijn armen om mij heen. Hij pakte mij bij de billen en vervolgens naar mijn kruis en daar betastte hij mij. Het was onder mijn jas maar over mijn broek. Het was aan de onderkant van mijn bil bij mijn been en dan gaat hij via de achterkant naar mijn kruis. Hij is op de fiets gestapt en ik liep naar de Voorstraat. Hij reed op de fiets naar de Voorstraat maar draaide ineens om en kwam weer naar mij toe en heeft mij voor de tweede keer lastig gevallen.
Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3]
Aangeefster doet aangifte van aanranding op 12 maart 2017 op de Wijde Begijnestraat te Utrecht. Zij verklaart als volgt:
Ik vertrok van huis in de ochtend iets van 05:35 uur om kleding te gaan verkopen. Ik liep over de Wijde Begijnestraat. Ik zag een man op de fiets die in tegenovergestelde richting fietste. Ineens stapte hij van zijn fiets af. Hij liep/rende mijn richting in. Voor ik het wist, had hij mij vast. Hij greep mij bij mijn kruis en toen heb ik mij los gewurmd. Toen dacht ik dat hij weer wegging want hij liet los en deed niets meer. Ik liep een stukje door en toen draaide hij zich om op de fiets en stond weer tegenover mij. Hij greep mij weer in mijn kruis en toen heb ik hem weggeduwd. Ik liep door naar de Voorstraat en toen heb ik niet meer omgekeken. Ik heb vervolgens mijn vriend gebeld en verteld dat ik was aangerand. Ik kwam uit de richting van de Van Asch van Wijckskade en liep in de richting van de Voorstraat.
Hij benaderde mij van linksachter en deed beide armen om mij heen. Daarna ging hij naar mijn billen en betaste mij aan mijn billen en vandaaruit ging hij naar kruis. Toen hij naar voren ging hield hij mij nog steeds vast bij mijn bovenarm.Ik schrok heel erg. Het deed ook wel pijn.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]
Op 24 april 2017 is de getuige [getuige 2] gehoord in verband met de aangifte die zijn vriendin [slachtoffer 3] heeft gedaan van aanranding. Hij verklaarde als volgt:
Ik lag te slapen. Ik weet dat ze gebeld heeft.Ze zei gelijk dat zij net was aangerand. Ik zei dat zij 112 moest bellen. Zij zei dat ze bij een restaurantje aan de Voorstraat stond.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Aangeefster heeft ook verklaard dat verdachte in haar vagina heeft gepord en dat hij in haar vagina probeerde te komen (terwijl zij haar broek aan had). Dit gebeurde gedurende een kort moment op straat waarbij verdachte haar onder haar jas maar over haar broek heen heeft betast. In het licht hiervan acht de rechtbank de tenlastegelegde (poging tot) verkrachting niet bewezen. Uit de bewijsmiddelen komt wel naar voren dat sprake is geweest van aanranding van [slachtoffer 3] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde en veroordelen voor de meer subsidiair ten laste gelegde aanranding.
Ten aanzien van feit 5 subsidiair
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
Op 16 maart 2017 werd aangever [slachtoffer 4] gehoord:
Ik ben echt heel verdrietig en mij dood geschrokken. Ik had een feestje gehad op mijn studentenvereniging bij de Nobelstraat. Daar was ik rond 5 uur in de ochtend van 12 maart 2017. Ik fietste naar huis. Ik ben gaan lopen. Ik was goed aangeschoten. Ik weet dat ik mijn fiets vastzette aan de paal, toen draaide ik mij om en zag de jongen aan komen lopen. Ik herkende hem en dacht dit is niet goed ik moet zo snel mogelijk naar binnen. En toen ging het snel.Hij kwam mijn richting op en deed een arm om mijn middel en ging met zijn arm onder mijn rokje en met kracht ook door mijn panty. Ik dacht hij moet weg en duwde hem weg. Hij was kleiner dan 1.76 meter, tenger van postuur, donker haar. Ik had het gevoel dat het een buitenlandse man was. Ik had mijn fiets neergezet ter hoogte van de Hardebollenstraat. Ik had een dunne zwarte panty aan en een zwart wit kort rokje.
Ik voelde iets hards dat hij mijn bot had aangeraakt, dus net voor mijn vagina. Ik had ook echt het gevoel dat het daarna daar pijn deed. Hij was daar waar hij niet hoorde te komen. Boven mijn schaamlippen. Op mijn schaambot.Het is gebeurd op de Breedstraat te Utrecht.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris
Ik woon op de Breedstraat. Ik zette mijn fiets voor mijn huis. Ik draaide mij om en zag een man naar mij toe komen lopen. Toen ben ik wel richting mijn huis gelopen en wilde naar binnen gaan. Hij wilde ook mijn huis binnen komen. Hij pakte mijn middel vast en greep onder mijn rokje. Ik had een kort rokje aan met een panty. In die panty zaten achteraf twee gaten. Toen ben ik gauw naar boven gegaan naar mijn huisgenootje. Ik voelde dat hij door mijn panty heen wilde gaan. Ik heb hem op dat moment weggeduwd. Het klopt dat hij mijn schaambot heeft geraakt.
Proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2017
Wij, verbalisanten, hoorde de huisgenoot van [slachtoffer 4] zeggen dat [slachtoffer 4] omstreeks 05:45 uur huilend haar kamer binnenkwam. Ze vertelde dat er ongeveer 5 minuten heeft gezeten tussen het moment dat ze de deur heeft gehoord dat [slachtoffer 4] binnenkwam tot het moment dat zij in haar kamer kwam.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Nadere bewijsoverweging
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de vier incidenten allemaal hebben plaatsgevonden in de vroege ochtend, toen het nog heel rustig was op straat, in een heel kort tijdbestek en blijkens de aangiften en de camerabeelden op locaties allemaal heel dicht bij elkaar in de buurt. Daarbij komt dat de feiten en omstandigheden steeds vergelijkbaar waren: verdachte was op de fiets (een omafiets) of lopend, hij leek onder invloed van alcohol en/of drugs en hij pakte zijn slachtoffers steeds op min of meer dezelfde manier beet: plotseling, met kracht, eerst bij de arm of bij hun middel en greep dan hard in hun kruis. Ook het signalement dat de slachtoffers van verdachte geven lijkt op elkaar: hij was tussen de 1.70 en 1.75 m lang, getint, had donker haar, een buitenlands uiterlijk en had een slank postuur.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte bij de politie, inhoudende dat hij de jonge vrouwen om hulp heeft gevraagd niet aannemelijk. Los van de omstandigheid dat hij dit verder op geen enkele wijze heeft onderbouwd, acht de rechtbank dit, onder andere gelet op de reacties van de vrouwen (huilen, gillen, in broek plassen) en de verklaring van verdachte zelf inhoudende dat hij de telefoon van [slachtoffer 1] heeft gepakt omdat zij de politie wilde bellen, geenszins aannemelijk.
Door de raadsman gevoerd verweer
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefsters onvoldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal en/of dat dit bewijsmateriaal voortkomt uit dezelfde bron. Gezien de ‘unus testis’-regel zou daarom vrijspraak moeten volgen van verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van iedere aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan de verklaring van de aangeefster zelf. Zo worden nagenoeg alle verklaringen ondersteund door de camerabeelden waaruit volgt dat verdachte zich (op een omafiets) beweegt op verschillende van de genoemde locaties op die tijdstippen en is op enig moment te zien dat hij een andere vrouw op de billen slaat. Verdachte heeft zelf ook verklaard - ten aanzien van de feiten 2 en 3 - dat hij toen en daar aanwezig was. Daarnaast is sprake van ondersteuning van de verklaringen van aangeefsters in de vorm van een verklaring van een derde persoon: bij [slachtoffer 1] in de vorm van verbalisant [verbalisant 3] , bij [slachtoffer 2] in de vorm van getuige [getuige 1] , bij [slachtoffer 3] in de vorm van getuige [getuige 2] en bij [slachtoffer 4] in de vorm van haar huisgenoot. Weliswaar leveren deze verklaringen geen zelfstandig steunbewijs, omdat daarin wordt weergegeven wat aangeefsters hebben verklaard, maar op enkele punten is wel sprake van een zelfstandige waarnemingen die de verklaringen van aangeefsters ondersteunen, bijvoorbeeld ten aanzien van het (globale) tijdstip waarop het incident heeft plaatsgevonden en de gemoedstoestand van de aangeefsters.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters elkaar over een weer ondersteunen wat betreft de aard van de handelingen gepleegd door verdachte en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden. Het feit dat vier verschillende vrouwen aangifte hebben gedaan van - door een op verdachte lijkend persoon - gepleegde handelingen versterkt naar het oordeel van de rechtbank de ‘bewijskracht’ van de door de vrouwen afgelegde verklaringen. De rechtbank heeft in haar bewijsoverweging ook gewezen op die samenhang en dat onderlinge verband.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het verweer van de raadsman verwerpt: van een schending van artikel 342, tweede lid, Sv is geen sprake.