ECLI:NL:RBMNE:2017:5048

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
16/659257-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens aanranding en diefstal in Utrecht

Op 12 maart 2017 heeft de verdachte zich in Utrecht schuldig gemaakt aan meerdere seksuele aanrandingen en diefstal. In de vroege ochtend heeft hij vier vrouwen benaderd en hen tegen hun wil vastgepakt, waarbij hij hen op ontuchtige wijze heeft betast. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van aangiften van de slachtoffers, camerabeelden en verklaringen van getuigen. De verdachte is op basis van deze bewijsmiddelen veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid en diefstal van een mobiele telefoon. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot verkrachting. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat, en heeft een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659257-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Libië),
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel, te Ter Apel.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 juni 2017, 4 augustus 2017 en 22 september 2017. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 4 augustus 2017 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1] op 12 maart 2017 te Utrecht.
Diefstal van een mobiele telefoon van [slachtoffer 1] op 12 maart 2017 te Utrecht.
Primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 2] op 12 maart 2017 te Utrecht.
Subsidiair: poging tot feitelijke aanranding.
4. Primair: verkrachting van [slachtoffer 3] op 12 maart 2017 te Utrecht.
Subsidiair: poging tot verkrachting.
Meer subsidiair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
5. Primair: poging tot verkrachting van [slachtoffer 4] op 12 maart 2017 te Utrecht.
Subsidiair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de overeenkomsten tussen de verschillende aangiften wat betreft het signalement van verdachte, de wijze waarop de handelingen plaatsvonden en het korte tijdsbestek waarbinnen de handelingen hebben plaatsgevonden. Verder heeft zij verwezen naar de camerabeelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman voert daartoe aan dat sprake is van het ontbreken van voldoende wettig bewijs, nu de verklaringen van aangeefsters onvoldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. Gelet op de ‘unus testis’-regel zou dan ook vrijspraak moeten volgen van verdachte. Evenmin kan volgens de raadsman gebruik worden gemaakt van schakelbewijs, aangezien daarvoor geldt dat sprake moet zijn van ten minste één zelfstandig gefundeerd en bewezen verklaard feit, hetgeen in het onderhavige geval niet kan, omdat bij geen van de feiten is voldaan aan het bewijsminimum. Bovendien is voor het gebruik van schakelbewijs noodzakelijk dat sprake is van een ‘werkwijze die op essentiële punten overeenkomt’ hetgeen hier niet het geval is, aldus de raadsman. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat er sprake is van contra-indicaties wat betreft de schuld van verdachte, omdat verschillende aangeefsters dezelfde tijdstippen noemen en verdachte niet op drie plaatsen tegelijk heeft kunnen zijn. Ten aanzien van feit 4 primair heeft de raadsman nog aangevoerd dat hij niet aannemelijk acht dat verdachte heeft kunnen binnendringen gezien de kleding en de tassen van aangeefster. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman gesteld dat aangeefster zelf dusdanig onder invloed van alcohol verkeerde dat niet kan worden uitgegaan van haar verklaring, dan wel dat geen sprake was van dwang, omdat zij zelf heeft verklaard dat zij verdachte makkelijk kon wegduwen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Algemeen ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5
Proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden)
Verbalisant [verbalisant 1] , zedenrechercheur, heeft de camerabeelden van cameratoezicht uitgekeken.
Op camera 1 (UTR-CM-538-Wijde Begijnestraat-Breedstraat) ziet hij op de beelden van 12 maart 2017 van 5:43:59 tot 5:45:29 uur:
Ik herken ambtshalve de Breedstraat. Ik zie een manspersoon op een fiets voorbij fietsen. De man komt uit de richting van de Voorstraat en fietst in de richting van de Van Asch van Wijckskade. De man heeft een donkere jas aan en het lijkt erop dat hij een klein staartje heeft. Ik zie uit de richting van de Van Asch van Wijckskade een vrouw lopen in de richting van de Voorstraat. Ik zie haar achterom kijken. Ik zie dan een man op een fiets uit dezelfde richting komen rijden en de vrouw inhalen. De vrouw heeft donker haar en draagt een donkere jas tot op de knieën. Zij draagt een soort sporttas op haar rug. Verder zie ik dat zij een lichte tas in haar hand houdt. De omschrijving van de vrouw heeft heel sterke overeenkomsten met aangeefster [slachtoffer 3] .
De man op de fiets kan ik als volgt omschrijven [2] : donkere jas, iets lichtere broek, donkere schoenen met witte zolen, kort donker haar dragend in een knotje/klein staartje. De man rijdt op een donkerkleurige omafiets.
Om 5:44:52 uur verdwijnen beiden uit beeld.
Om 5:45:11 uur zie ik dezelfde man uit de richting van de Voorstraat komen rijden van de stoep waar net de vrouw op was gelopen richting de Voorstraat.
Om 5:45:29 verdwijnt de man uit beeld.
Op camera 3 (UTR-CM-547-Voorstraat-Jansveld) bekijkt de verbalisant beelden van 12 maart 2017 van 5:43:42 tot 5:43:59:
Ik zie twee vrouwen lopen over de Voorstraat. Ik zie een fietser aan komen rijden over het fietspad van de Voorstraat. Ik zie dat de man niet helemaal recht rijdt. Hij slingert een beetje. Ik zie dat de man op de fiets naar één van de vrouwen rijdt. Ik zie vervolgens dat deze man met zijn rechterhand op de billen van de vrouw slaat. Ik herken deze man als zijnde dezelfde man als op camera 1. De man heeft zijn haar strak naar achteren en draagt een klein staartje/knotje. Hij rijdt op een donkere omafiets.
Op camera 4 (Breedstraat-Hardebollenstraat) bekijkt de verbalisant beelden van 12 maart 2017 van 5:43:00 tot 5:43:29 uur:
Ik herken de Hardebollenstraat. Ik zie een man op een soort omafiets vanaf de Breedstraat komen. Ik zie dat de man sterke gelijkenissen toont met de man op de camera’s 1 en 3. [3]
Op maandag 13 maart 2017 heb ik [verdachte] gehoord als verdachte van een aanranding die nacht. Ik vind het signalement van verdachte [verdachte] sterke overeenkomsten hebben met de man op deze camera’s. [4]
Proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2017
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de camerabeelden UTR-CM-507 van 05:09 uur bekeken. Ik herkende verdachte [verdachte] op deze beelden met honderd procent zekerheid. Ik herkende hem aan zijn opvallende kapsel, zijn postuur, zijn opvallende kledingsignalement en zijn manier van lopen. Ik heb ook de camerabeelden UTR-CM-547 en UTR-CM-538 bekeken. Ik zag dat [verdachte] zich hier verplaatste op een oude zwartkleurige damesfiets, ook wel opoefiets genoemd. Ik herken deze fiets als zijnde eenzelfde soort fiets als waar [verdachte] op werd aangehouden. Ik herkende op alle bovenstaande camerabeelden met honderd procent zekerheid verdachte [verdachte] . Toen verdachte was aangehouden, heb ik met mijn mobiele telefoon een foto gemaakt. Deze foto heb ik bij het dossier gevoegd. [5]
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat de persoon op de genoemde camerabeelden verdachte is. Dit is overigens ook niet betwist door de verdediging.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1]
Op 12 maart 2017 deed [slachtoffer 1] , wonende te Utrecht, aangifte van aanranding en diefstal. [6]
Op 12 maart 2017 rond 05:15 uur liep ik naar huis. Ik zie ineens links over mijn schouder een man naast mij staan. Ik schrok. Hij stond echt direct naast mij. Ineens greep hij mij in mijn kruis. Best wel diep en met zijn volle hand. Ik schrok ontzettend. Ik schreeuwde. Hij greep mij daarna. Toen kregen we een worsteling. Hij deed het nog een keer. Ik viel toen in de bosjes. Toen kwam hij op mij af. Hij zag dat mijn telefoon uit mijn jas gevallen was. Hij greep naar mijn telefoon. Hij pakte hem. Ik bevatte dat de situatie gevaarlijk was en toen ben ik hard gaan sprinten, omdat hij op mij af kwam. Ik ben naar de Oudegracht richting de Bijenkorf gelopen. Binnen korte tijd was er een politieauto. We hebben op de telefoon van de politie ingelogd om mijn telefoon te tracken. [7]
Aangeefster wijst op de kaart aan dat zij op de Predikherenkerkhof en de 2e Achterstraat door de man aangeraakt werd. De eerste keer dat hij in mijn kruis greep, voelde ik volledige angst. Ik plaste ook in mijn broek. Hij duwde heel hard met zijn hand. Heel diep. Hij heeft mij vol in het kruis gegrepen. Hij wilde echt bij het gat van mijn vagina. Dat hij met zijn hand ramde tegen het gat deed pijn. Hij had heel veel kracht. Dat was ook eng. Ik kreeg ook een klap op mijn wenkbrauw. Ik probeerde hem weg te duwen. Hij was sterk. [8] Hij probeerde zijn hand in mijn kruis te houden en ondertussen hield hij mij met zijn andere hand of arm vast.
Ik herinner mij dat hij mijn telefoon had en toen even verzwakte. Toen kwam hij toch weer naar mij toe en ben ik gevlucht. Hij kwam ook nog een heel stuk achter mij aan. [9]
Hij was niet langer dan ik (1.76m). Zijn haar was met inhammen. Ik kon de lengte van zijn haar niet zien, maar het was wel naar achteren geveegd. Zijn haar was zwart en steil.
Er wordt door de verbalisanten een aantal foto’s gemaakt van het zichtbare letsel bij aangeefster. [10]
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] van 12 maart 2017
Op 12 maart 2017 omstreeks 05:45 uur reed ik, verbalisant, op de Potterstraat in de richting van de Viebrug te Utrecht. Ik zag dat er aan de rechterzijde van de weg een vrouw (hierna: aangeefster) mijn aandacht probeerde te trekken. Ik zag dat aangeefster hevig geëmotioneerd was. Ik zag dat de tranen over haar wang rolden. Ik hoorde dat zij bijna niet uit haar woorden kwam doordat zij aan één stuk aan het huilen was. Ik hoorde dat ze zei dat ze was aangerand. Ik hoorde dat ze zei dat ze in haar kruis was gegrepen. Ik hoorde dat ze zei dat verdachte haar telefoon had gestolen. Ik hoorde dat zij verklaarde dat zij over de Oudegracht, ter hoogte van het Nijntje Pleintje liep. Dat zij uit het niets in de bosjes werd geduwd en daarbij in haar kruis werd gegrepen. [11]
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] van 12 maart 2017
Toen wij, verbalisanten, op de Viebrug aankwamen, zag ik, verbalisant, een vrouw staan naast mijn collega. Ik zag dat zij aan het huilen was. Zij vertelde dat zij door een onbekende man die in een voor haar onbekende taal sprak bij haar kruis gepakt was en de bosjes in geduwd. Ze vertelde dat de man haar telefoon in zijn bezit had. Wij hebben vervolgens ingelogd op de app ‘Find my Samsung’. [12]
Ik zag dat de locatie van de telefoon De Neude betrof. Daarna zag ik dat de locatie Janskerkhof was. Wij zijn direct die kant op gereden. Ik zag dat het signaal linksaf de FC Donderstraat in ging. Gezien de snelheid waarmee dit ging, vermoedde ik dat de verdachte zich op een fiets verplaatste. Op de Maliebaan zag ik een collega achter een manspersoon aan fietsen. Ik hoorde die collega zeggen dat die persoon aan het signalement voldeed. Ik heb verdachte aangesproken. Ik heb hierop wederom ingelogd op de app en ik zag dat het GPS signaal zich niet meer verplaatste. Ik heb vervolgens op de app de optie om een alarm af te laten gaan bij de gestolen telefoon aangeklikt. Ik hoorde een alarm afgaan op het lichaam van verdachte. Collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hielden de verdachte vervolgens aan. [13] De verdachte betrof [verdachte] . [14] Ik trof in de rechter buitenzak van zijn trui een Samsung Galaxy aan. Deze is hierop in beslag genomen. Op het politiebureau bleek de telefoon inderdaad van aangeefster te zijn. [15]
Proces-verbaal van verhoor verdachte
Verdachte is gehoord over de aangifte door [slachtoffer 1] . Hij heeft het volgende verklaard:
Ik heb de telefoon afgepakt. Ik heb de telefoon in mijn tas gegooid. Toen ik wegfietste, zat de telefoon in mijn tas. [16]
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2]
Ik fietste op 12 maart 2017 rond 05:45 uur vanuit mijn werk naar huis via Vredenburg, Oudegracht en het Nijntje Pleintje te Utrecht [17] op de Singel. Toen ik de brug over ging, zag ik hem staan. Hij was een beetje aan het zwalken met zijn fiets. Ik fietste naar huis. Ik kwam op de Lange Humboltstraat (de rechtbank begrijpt: Van Humboldtstraat). Ik zag een schaduw achter mij, keek om, toen zat hij met zijn fiets en hoofd echt naast mij. Zodra ik om keek naar hem, zwaaide hij zijn fiets naar rechts, de fietsen vielen, maar wij bleven staan. Twee meter zat er ongeveer tussen ons. Ik zei iets van ‘let even op’. Toen was het even stil, ik dacht, dit is iets anders, niet goed. Hij liep over de fietsen heen of er om heen, hij pakte mij vast en drukte mij tegen de muur. Ik had een leren jasje aan en toen probeerde hij met zijn handen onder mijn jasje te gaan. Ik voelde dat hij aan mijn bh-bandje in het midden trok, aan de voorzijde. Ik begon heel hard te gillen en om hulp te roepen en hem weg te duwen, dat probeerde ik. Hij was wel sterk maar ik kon hem wel telkens wegduwen. Hij voelde niet nuchter. Ik had mijn riem van mijn broek erg strak zitten en mijn shirt er in zitten dus hij kon niet bij mijn huid, maar hij trok aan mijn broekriem, voelde ik, met zijn handen. Dat ging een paar keer door, dat ik hem duwde en hij onder mijn jas probeerde te komen. Hij gaf mij een klap en kwam tegen mijn wenkbrauw. Aan de overkant van de straat deed iemand de gordijnen open en klopte op het raam. Hij deinsde achteruit. Ik ben naar de overkant gerend. Toen is hij op de fiets gestapt en fietste weg. [18]
Hij was niet langer dan 1.70 m. Hij was slank en licht getint en had een grijze joggingbroek aan. Hij had een grijze capuchon en een donker jack. Hij had een omafiets. Hij zat met zijn hand onder mijn jas en trui. [19]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1]
De getuige wordt verteld dat er aangifte is gedaan door een vrouw die in de vroege ochtend van 12 maart 2017 heeft geschreeuwd in de straat van getuige. Zij verklaart vervolgens:
Het was in de nacht. Ik sliep. Ik hoorde een meisje op straat heel hard gillen. Ik heb mijn gordijn open gedaan. Ik zag dat meisje met een jongeman. Ik heb op het raam geklopt. Ik zag dat hij meteen wegging. [20] Ik heb mijn raam opengemaakt en gevraagd of zij oké was. Ze zei letterlijk ‘Hij probeerde in mijn broek te komen.’ Ik was naar het raam gegaan door dat gillen van dat meisje. Dat was geen gewoon gegil, het was echt nood. Ik zag een man en een vrouw en dat de man tegen haar aan stond. Hij had een capuchon op. Zij was aan het gillen en hij stond tegen haar aan. De man ging weg op de fiets. [21]
Proces-verbaal van verhoor verdachte
Verdachte is gehoord. De verbalisant vraagt:
een vrouw heeft bij de politie verklaard dat zij een man op een brug zag staan die dronken leek. Zij is doorgefietst en bij de Van Humboldtstraat, de kruising, fietste de man naast haar en zwaaide hij zijn fiets tegen die van haar zodat de fietsen kwamen te vallen. Reageer hier eens op?
Verdachte: En zij is op de grond gevallen? Ik weet dat tijdens het fietsen ben ik ergens bij een… een… niet recht door rijden, maar schuin rijden. Kwam ik heel dicht bij een dame die aan het fietsen was. Ik heb geprobeerd om niet met haar te botsen en toen viel ik met de fiets op de grond. [22]
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte heeft geprobeerd om het lichaam van [slachtoffer 2] op ontuchtige wijze te betasten, maar daarin niet is geslaagd. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 meer subsidiair
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
Op 15 maart 2017 werd meldster, [slachtoffer 3] , gehoord:
Op 12 maart 2017 rond 05:40 uur ging ik met veel tassen naar Amsterdam. Ik liep over de Wijde Begijnestraat (te Utrecht). Toen reed er een man op de fiets in tegenovergestelde richting. De man stapte ineens van zijn fiets af en rende naar mij toe. Hij kwam van linksachter. Hij betastte mij bij mijn kruis en billen. Ik heb de man afgeschud omdat hij niet goed bij mij kon komen door de vele tassen. Hij ging weg met de fiets. Ik liep naar de Voorstraat. Ik dacht dat hij weg ging, maar hij keerde terug en begon mij weer te betasten. De man was slank, getint, rond de 175 cm lang en had kort, donker haar. Met getint bedoel ik een Arabisch uiterlijk. [23] De man kwam dronken over. Hij liep niet helemaal soepel maar wel snel. Hij stortte zich echt een beetje op mij. Hij sloeg zijn armen om mij heen. Hij pakte mij bij de billen en vervolgens naar mijn kruis en daar betastte hij mij. Het was onder mijn jas maar over mijn broek. Het was aan de onderkant van mijn bil bij mijn been en dan gaat hij via de achterkant naar mijn kruis. Hij is op de fiets gestapt en ik liep naar de Voorstraat. Hij reed op de fiets naar de Voorstraat maar draaide ineens om en kwam weer naar mij toe en heeft mij voor de tweede keer lastig gevallen. [24]
Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3]
Aangeefster doet aangifte van aanranding op 12 maart 2017 op de Wijde Begijnestraat te Utrecht. Zij verklaart als volgt:
Ik vertrok van huis in de ochtend iets van 05:35 uur om kleding te gaan verkopen. Ik liep over de Wijde Begijnestraat. Ik zag een man op de fiets die in tegenovergestelde richting fietste. Ineens stapte hij van zijn fiets af. Hij liep/rende mijn richting in. Voor ik het wist, had hij mij vast. Hij greep mij bij mijn kruis en toen heb ik mij los gewurmd. Toen dacht ik dat hij weer wegging want hij liet los en deed niets meer. Ik liep een stukje door en toen draaide hij zich om op de fiets en stond weer tegenover mij. Hij greep mij weer in mijn kruis en toen heb ik hem weggeduwd. Ik liep door naar de Voorstraat en toen heb ik niet meer omgekeken. Ik heb vervolgens mijn vriend gebeld en verteld dat ik was aangerand. Ik kwam uit de richting van de Van Asch van Wijckskade en liep in de richting van de Voorstraat. [25]
Hij benaderde mij van linksachter en deed beide armen om mij heen. Daarna ging hij naar mijn billen en betaste mij aan mijn billen en vandaaruit ging hij naar kruis. Toen hij naar voren ging hield hij mij nog steeds vast bij mijn bovenarm. [26] Ik schrok heel erg. Het deed ook wel pijn. [27]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]
Op 24 april 2017 is de getuige [getuige 2] gehoord in verband met de aangifte die zijn vriendin [slachtoffer 3] heeft gedaan van aanranding. Hij verklaarde als volgt:
Ik lag te slapen. Ik weet dat ze gebeld heeft. [28] Ze zei gelijk dat zij net was aangerand. Ik zei dat zij 112 moest bellen. Zij zei dat ze bij een restaurantje aan de Voorstraat stond. [29]
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Aangeefster heeft ook verklaard dat verdachte in haar vagina heeft gepord en dat hij in haar vagina probeerde te komen (terwijl zij haar broek aan had). Dit gebeurde gedurende een kort moment op straat waarbij verdachte haar onder haar jas maar over haar broek heen heeft betast. In het licht hiervan acht de rechtbank de tenlastegelegde (poging tot) verkrachting niet bewezen. Uit de bewijsmiddelen komt wel naar voren dat sprake is geweest van aanranding van [slachtoffer 3] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde en veroordelen voor de meer subsidiair ten laste gelegde aanranding.
Ten aanzien van feit 5 subsidiair
Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
Op 16 maart 2017 werd aangever [slachtoffer 4] gehoord:
Ik ben echt heel verdrietig en mij dood geschrokken. Ik had een feestje gehad op mijn studentenvereniging bij de Nobelstraat. Daar was ik rond 5 uur in de ochtend van 12 maart 2017. Ik fietste naar huis. Ik ben gaan lopen. Ik was goed aangeschoten. Ik weet dat ik mijn fiets vastzette aan de paal, toen draaide ik mij om en zag de jongen aan komen lopen. Ik herkende hem en dacht dit is niet goed ik moet zo snel mogelijk naar binnen. En toen ging het snel. [30] Hij kwam mijn richting op en deed een arm om mijn middel en ging met zijn arm onder mijn rokje en met kracht ook door mijn panty. Ik dacht hij moet weg en duwde hem weg. Hij was kleiner dan 1.76 meter, tenger van postuur, donker haar. Ik had het gevoel dat het een buitenlandse man was. Ik had mijn fiets neergezet ter hoogte van de Hardebollenstraat. Ik had een dunne zwarte panty aan en een zwart wit kort rokje. [31]
Ik voelde iets hards dat hij mijn bot had aangeraakt, dus net voor mijn vagina. Ik had ook echt het gevoel dat het daarna daar pijn deed. Hij was daar waar hij niet hoorde te komen. Boven mijn schaamlippen. Op mijn schaambot. [32] Het is gebeurd op de Breedstraat te Utrecht. [33]
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris
Ik woon op de Breedstraat. Ik zette mijn fiets voor mijn huis. Ik draaide mij om en zag een man naar mij toe komen lopen. Toen ben ik wel richting mijn huis gelopen en wilde naar binnen gaan. Hij wilde ook mijn huis binnen komen. Hij pakte mijn middel vast en greep onder mijn rokje. Ik had een kort rokje aan met een panty. In die panty zaten achteraf twee gaten. Toen ben ik gauw naar boven gegaan naar mijn huisgenootje. Ik voelde dat hij door mijn panty heen wilde gaan. Ik heb hem op dat moment weggeduwd. Het klopt dat hij mijn schaambot heeft geraakt. [34]
Proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2017
Wij, verbalisanten, hoorde de huisgenoot van [slachtoffer 4] zeggen dat [slachtoffer 4] omstreeks 05:45 uur huilend haar kamer binnenkwam. Ze vertelde dat er ongeveer 5 minuten heeft gezeten tussen het moment dat ze de deur heeft gehoord dat [slachtoffer 4] binnenkwam tot het moment dat zij in haar kamer kwam. [35]
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Nadere bewijsoverweging
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de vier incidenten allemaal hebben plaatsgevonden in de vroege ochtend, toen het nog heel rustig was op straat, in een heel kort tijdbestek en blijkens de aangiften en de camerabeelden op locaties allemaal heel dicht bij elkaar in de buurt. Daarbij komt dat de feiten en omstandigheden steeds vergelijkbaar waren: verdachte was op de fiets (een omafiets) of lopend, hij leek onder invloed van alcohol en/of drugs en hij pakte zijn slachtoffers steeds op min of meer dezelfde manier beet: plotseling, met kracht, eerst bij de arm of bij hun middel en greep dan hard in hun kruis. Ook het signalement dat de slachtoffers van verdachte geven lijkt op elkaar: hij was tussen de 1.70 en 1.75 m lang, getint, had donker haar, een buitenlands uiterlijk en had een slank postuur.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte bij de politie, inhoudende dat hij de jonge vrouwen om hulp heeft gevraagd niet aannemelijk. Los van de omstandigheid dat hij dit verder op geen enkele wijze heeft onderbouwd, acht de rechtbank dit, onder andere gelet op de reacties van de vrouwen (huilen, gillen, in broek plassen) en de verklaring van verdachte zelf inhoudende dat hij de telefoon van [slachtoffer 1] heeft gepakt omdat zij de politie wilde bellen, geenszins aannemelijk.
Door de raadsman gevoerd verweer
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefsters onvoldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal en/of dat dit bewijsmateriaal voortkomt uit dezelfde bron. Gezien de ‘unus testis’-regel zou daarom vrijspraak moeten volgen van verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van iedere aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan de verklaring van de aangeefster zelf. Zo worden nagenoeg alle verklaringen ondersteund door de camerabeelden waaruit volgt dat verdachte zich (op een omafiets) beweegt op verschillende van de genoemde locaties op die tijdstippen en is op enig moment te zien dat hij een andere vrouw op de billen slaat. Verdachte heeft zelf ook verklaard - ten aanzien van de feiten 2 en 3 - dat hij toen en daar aanwezig was. Daarnaast is sprake van ondersteuning van de verklaringen van aangeefsters in de vorm van een verklaring van een derde persoon: bij [slachtoffer 1] in de vorm van verbalisant [verbalisant 3] , bij [slachtoffer 2] in de vorm van getuige [getuige 1] , bij [slachtoffer 3] in de vorm van getuige [getuige 2] en bij [slachtoffer 4] in de vorm van haar huisgenoot. Weliswaar leveren deze verklaringen geen zelfstandig steunbewijs, omdat daarin wordt weergegeven wat aangeefsters hebben verklaard, maar op enkele punten is wel sprake van een zelfstandige waarnemingen die de verklaringen van aangeefsters ondersteunen, bijvoorbeeld ten aanzien van het (globale) tijdstip waarop het incident heeft plaatsgevonden en de gemoedstoestand van de aangeefsters.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters elkaar over een weer ondersteunen wat betreft de aard van de handelingen gepleegd door verdachte en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden. Het feit dat vier verschillende vrouwen aangifte hebben gedaan van - door een op verdachte lijkend persoon - gepleegde handelingen versterkt naar het oordeel van de rechtbank de ‘bewijskracht’ van de door de vrouwen afgelegde verklaringen. De rechtbank heeft in haar bewijsoverweging ook gewezen op die samenhang en dat onderlinge verband.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het verweer van de raadsman verwerpt: van een schending van artikel 342, tweede lid, Sv is geen sprake.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 12 maart 2017 te Utrecht, door geweld en een andere feitelijkheid te weten het onverhoeds benaderen van [slachtoffer 1] en het slaan van die [slachtoffer 1] tegen de wenkbrauw en het met kracht vastpakken van de arm van die [slachtoffer 1] en het duwen en trekken van die [slachtoffer 1] , die [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het twee keer onverhoeds met kracht betasten van haar met kleding bedekte vagina;
2.
op 12 maart 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
3. ( subsidiair)
op 12 maart 2017 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- door met zijn, verdachtes, fiets aan te rijden tegen de fiets waarop die [slachtoffer 2] fietste, die [slachtoffer 2] heeft gedwongen te stoppen en
- die [slachtoffer 2] vastgepakt en tegen een muur heeft geduwd en gedrukt heeft gehouden en
- die [slachtoffer 2] tegen haar hoofd heeft geslagen en
- zijn hand onder de jas en trui van die [slachtoffer 2] heeft geduwd en
- aan de door die [slachtoffer 2] gedragen BH heeft getrokken en
- aan de broeksriem van die door die [slachtoffer 2] gedragen broek heeft getrokken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4. ( meer subsidiair
)
hij op 12 maart 2017 te Utrecht door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer 3] door
- het op de openbare weg op een zondag rond 05.40 uur plotseling en onverhoeds benaderen van [slachtoffer 3] en
- het vastpakken en vervolgens vasthouden van die [slachtoffer 3] ,
gedwongen te dulden dat die [slachtoffer 3]
- onverhoeds bij haar (met kleding bedekte) billen werd vastgepakt en
- ( twee keer) onverhoeds aan haar (met kleding bedekte) vagina (met kracht) werd betast;
5. ( subsidiair)
op 12 maart 2017 te Utrecht door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij door die [slachtoffer 4] plotseling en onverhoeds vast te pakken en bij haar middel vast te houden gedwongen te dulden dat die [slachtoffer 4] onverhoeds bij haar met kleding bedekte vagina werd betast.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 2:diefstal;
Feit 3: poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 4:feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 5:feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de vroege ochtend van 12 maart 2017 viermaal schuldig gemaakt aan het onverhoeds en tegen de wil van de slachtoffers vastpakken van hen en vervolgens het met kracht grijpen in de met kleding bedekte vagina van de slachtoffers, dan wel een poging tot het op ontuchtige wijze betasten van het lichaam van het slachtoffer. Door dit te doen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen (lust)gevoelens en zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ook in dit geval hebben de slachtoffers traumatische ervaringen opgelopen, die zij nooit meer geheel zullen kwijtraken. Dit blijkt mede uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] en de bij haar vordering tot schadevergoeding gevoegde onderbouwing. Voorts brengen dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in de samenleving in het algemeen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon van één van de slachtoffers.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een gevangenisstraf.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2017 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het psychiatrisch rapport van Pro Justitia d.d. 19 juni 2017, opgemaakt door I.F.F.M. Elzakkers, psychiater. Uit dit rapport volgt dat geen sprake is van psychopathologie. Wel is zeer waarschijnlijk sprake geweest van intoxicatie met diverse middelen ten tijde van de ten laste gelegde feiten die verdachte heeft doen ontremmen. De hoeveelheid middelen die gebruikt zijn, waren voor betrokkene zeer hoog, maar er is wel een moment van reflectie geweest ten tijde van het innemen. Het gebruik van middelen brengt ook niet mee dat het ten laste gelegde in een verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen is, nu verdachte zich ervan bewust was dat het gebruik onverstandig was en er toch mee door ging, maar ook nu in het algemeen bekend mag worden verondersteld dat de controle op het eigen gedrag vermindert bij het gebruik van dergelijke middelen, zeker in combinatie met elkaar.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 6 juli 2017, opgemaakt door M. van Elst. Hieruit volgt dat de reclassering zich onthoudt van advies over een eventuele sanctie, maar indien verdachte schuldig wordt bevonden mogelijkheid ziet om uitvoering te geven aan de bijzondere voorwaarden van meldplicht, van een behandelverplichting (ambulant) bij forensische polikliniek De Waag en van een drugs- en alcoholverbod.
De rechtbank ziet onvoldoende reden voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Eventuele voorwaarden kunnen te zijner tijd in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling worden opgelegd..
Gelet op de andere bewezenverklaring waartoe de rechtbank komt, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1]
, vertegenwoordigd door mr. Durdabak, advocaat te Hilversum, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.520,-, met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 20,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 3]
, vertegenwoordigd door mr. Durdabak, advocaat te Hilversum, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,- met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2]
, vertegenwoordigd door mr. Durdabak, advocaat te Hilversum, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.200,- met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie de vorderingen van de benadeelde partijen integraal dienen te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, gezien zijn standpunt dat vrijspraak moet volgen van verdachte voor alle ten laste gelegde feiten, bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.520,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.520,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.200,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.200,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 63, 246 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 primair, 4 primair en subsidiair en 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 meer subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.520,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.520,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.500,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.200,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter,
mrs. S.C.A. van Kuijeren en H.F. Koenis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt – na wijziging – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid te weten het onverhoeds benaderen van [slachtoffer 1] en/of het slaan van die [slachtoffer 1] tegen de wenkbrauw, althans in het gezicht en/of het met kracht vastpakken van de arm van die [slachtoffer 1] en/of het duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] , die [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het (twee keer) onverhoeds (met kracht) betasten en/of vastpakken en/of vasthouden van haar (met kleding bedekte) vagina;
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer 2] door
- met zijn, verdachtes, fiets aan te rijden/botsen tegen de fiets waarop die [slachtoffer 2] fietste, die [slachtoffer 2] gedwongen te stoppen en/of
- die [slachtoffer 2] met kracht vast te pakken en/of tegen een muur te duwen en/of te drukken en/of gedrukt te houden en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen haar hoofd te slaan
die [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat hij, verdachte,
- met zijn hand onder de jas en/of trui van die [slachtoffer 2] is gegaan en/of
- aan de door die [slachtoffer 2] gedragen BH heeft getrokken en/of
- aan de broeksriem en/of broeksband van die door die [slachtoffer 2] gedragen broek heeft getrokken;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misderijf om door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij
- door met zijn, verdachtes, fiets aan te rijden/botsen tegen de fiets waarop die [slachtoffer 2] fietste, die [slachtoffer 2] gedwongen te stoppen en/of
- die [slachtoffer 2] met kracht vast gepakt en/of tegen een muur geduwd en/of gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen haar hoofd geslagen en/of
- zijn hand onder de jas en/of trui van die [slachtoffer 2] geduwd en/of
- aan de door die [slachtoffer 2] gedragen BH getrokken en/of
- aan de broeksriem en/of broeksband van die door die [slachtoffer 2] gedragen broek getrokken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
Primair
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en / of een andere feitelijkheid bestaande uit
- het op openbare weg op een zondag rond 05.40 uur plotseling en/of onverhoeds benaderen van [slachtoffer 3] en/of
- het vastpakken en/of (vervolgens) met kracht vasthouden van die [slachtoffer 3] ,
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- onverhoeds de (met kleding bedekte) billen van die [slachtoffer 3] vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( door de door die [slachtoffer 3] gedragen kleding heen), een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 3] geduwd en/of gebracht;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en / of een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
- die [slachtoffer 3] op de openbare weg op een zondag rond 05.40 uur plotseling en/of onverhoeds te benaderen van [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of (vervolgens) met kracht vast te houden en/of
- onverhoeds de (met kleding bedekte) billen van die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of te houden en/of
- ( door/over de door die [slachtoffer 3] gedragen kleding heen), geprobeerd heeft een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 3] te duwen en/of te brengen door zijn hand in/op het kruis van die [slachtoffer 3] te plaatsen en/of houden en/of met een of meer vingers met kracht te duwen op/tegen de vagina van die [slachtoffer 3] ,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer 3] door
- het op openbare weg op een zondag rond 05.40 uur plotseling en/of onverhoeds benaderen van [slachtoffer 3] en/of
- het vastpakken en/of (vervolgens) met kracht vasthouden van die [slachtoffer 3] ,
gedwongen te dulden dat die [slachtoffer 3]
- onverhoeds bij haar (met kleding bedekte) billen werd vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( twee keer) onverhoeds aan/bij haar (met kleding bedekte) vagina(met kracht) werd betast en/of vastgepakt en/of vastgehouden;
art 246 Wetboek van Strafrecht
5.
Primair
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en / of een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
- die [slachtoffer 4] plotseling en/of onverhoeds heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- terwijl hij die [slachtoffer 4] met een hand om haar middel vast hield, zijn andere hand onder haar rokje heeft geplaatst en/of met een of meer van zijn vingers door de door die [slachtoffer 4] gedragen panty heeft geduwd in de richting van haar vagina,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer 4] door die [slachtoffer 4] ploteling en/of onverhoeds vast te pakken en/of bij haar middel vast te houden gedwongen te dulden dat die [slachtoffer 4] ,
- onverhoeds aan/bij haar (met kleding) bedekte vagina (met kracht) werd betast en/of vastgepakt en/of vastgehouden.
art 246 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2017074995 (Onderzoek 09NIJNTJE96), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 237. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2017, blz. 178.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2017, blz. 179.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2017, blz. 180.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2017, blz. 98 met bijlage (foto verdachte), blz. 99.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 12 maart 2017, blz. 77.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , blz. 78.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , blz. 79.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , blz. 80.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , blz. 81.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] van 12 maart 2017, blz. 90.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] van 12 maart 2017, blz. 92.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2017, blz. 93.
14.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 29.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2017, blz. 93.
16.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 mei 2017, blz. 48.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 17 maart 2017, blz. 120.
18.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 17 maart 2017, blz. 121.
19.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 17 maart 2017, blz. 121.
20.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 28 april 2017, blz. 132.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 28 april 2017, blz. 133.
22.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 mei 2017, blz. 50.
23.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 15 maart 2017, blz. 157.
24.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 15 maart 2017, blz. 158.
25.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] van 21 maart 2017, blz. 162.
26.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] van 21 maart 2017, blz. 164.
27.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] van 21 maart 2017, blz. 165.
28.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 24 april 2017, blz. 173.
29.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 24 april 2017, blz. 174.
30.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 16 maart 2017, blz. 108.
31.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 16 maart 2017, blz. 109.
32.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 16 maart 2017, blz. 110.
33.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 16 maart 2017, blz. 111.
34.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 september 2017.
35.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2017, blz. 104-105.