Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[handelsnaam],
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van eiseres.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
10.890,25
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die op 22 september 2017 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee uitvaartondernemingen die beide de aanduiding 'Puur' in hun handelsnaam gebruiken. Eiseres, die sinds 2010 actief is onder de handelsnaam '[handelsnaam]', vordert dat gedaagden, die hun onderneming in 2016 hebben opgericht onder de handelsnaam '[gedaagde sub 1]', het gebruik van de aanduiding 'Puur' staken. Eiseres stelt dat er verwarring kan ontstaan bij het publiek door de gelijkenis in de handelsnamen en de overlap in hun activiteiten en werkgebied.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er inderdaad sprake is van verwarringsgevaar, omdat beide handelsnamen beginnen met het woord 'Puur', dat als kenmerkend wordt beschouwd. De rechter wijst erop dat de overige woorden in de handelsnamen beschrijvend zijn en dat het woord 'Puur' meer bij het publiek zal blijven hangen. De rechter concludeert dat gedaagden inbreuk maken op de handelsnaam van eiseres en dat de vorderingen van eiseres in beginsel toewijsbaar zijn.
De voorzieningenrechter legt gedaagden verschillende verplichtingen op, waaronder het staken van het gebruik van de aanduiding 'Puur' in hun handelsnaam en het wijzigen van hun statutaire handelsnaam. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan deze verplichtingen voldoen. Gedaagden worden ook veroordeeld in de proceskosten, die door eiseres zijn gemaakt in verband met deze procedure.