Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De overwegingen van de kantonrechter
€ 400,00(2 punten x tarief € 200,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en [verweerder] over een ontslag op staande voet. [verzoeker] was sinds 1 maart 2013 in dienst bij [verweerder] als bezorger, met een nettoloon van € 370,00 per maand. Op 5 juli 2017 ontving [verzoeker] via WhatsApp een ontslag op staande voet, waarin [verweerder] aangaf dat het ontslag was gebaseerd op de leeftijd van [verzoeker] en de daarmee samenhangende kosten. [verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzocht om vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst, alsook om betaling van achterstallig salaris en andere vergoedingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] niet bevoegd was om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] onverwijld op te zeggen, omdat er geen dringende reden aanwezig was zoals bedoeld in artikel 7:678 BW. De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] om de opzegging te vernietigen toegewezen, waardoor de arbeidsovereenkomst ook na 5 juli 2017 is blijven bestaan. Tevens is [verweerder] veroordeeld om [verzoeker] weer toe te laten tot de werkplek en het achterstallige salaris te betalen, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente.
De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] toegewezen en [verweerder] veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat hij in gebreke blijft met de uitvoering van de beschikking. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.