ECLI:NL:RBMNE:2017:5182

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
5575498
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de nakoming van een overeenkomst tot verzekering van een bedrijfsauto en de gevolgen van een tekortkoming in die nakoming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Stern Auto B.V. over de nakoming van een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van een Mercedes-Benz bedrijfsauto, de Vito. [eiseres] had de Vito in de zomer van 2016 gekocht van Stern, die een actie had lopen waarbij een all-risk verzekering voor het eerste jaar kon worden verkregen voor een premie van € 595,-. Na de levering van de Vito op 18 januari 2016, bleek dat de verzekering niet definitief was afgesloten, omdat [eiseres] het benodigde vragenformulier niet had teruggestuurd. Dit leidde tot een geschil over de aansprakelijkheid van Stern voor het niet kunnen afsluiten van de verzekering tegen het actietarief.

De kantonrechter oordeelde dat Stern tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Hoewel Stern had geprobeerd [eiseres] te ondersteunen in het afsluiten van de verzekering, was het niet voldoende om te voldoen aan de verwachtingen die [eiseres] had op basis van de communicatie en de opdrachtbevestiging. De rechter concludeerde dat Stern de schade moest vergoeden die [eiseres] had geleden door deze tekortkoming, en stelde het bedrag vast op € 2.576,84 voor de schadevergoeding en € 386,53 voor buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente.

In reconventie vorderde Stern betaling van stallingskosten en verwijdering van de Vito van haar terrein. De kantonrechter oordeelde dat Stern recht had op stallingskosten vanaf 15 september 2016 en dat [eiseres] de Vito binnen zeven dagen moest verwijderen, op straffe van een dwangsom. De rechter wees ook de vordering tot betaling van verkeersboetes toe, maar wees de vordering tot incassokosten af, omdat deze onredelijk bezwarend werd geacht. De proceskosten werden toegewezen aan de grotendeels in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5575498 UC EXPL 16-18395 HAB/17443
Vonnis van 27 september 2017
inzake
[eiseres],
woonplaats [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stern Auto B.V.,
gevestigd in Utrecht ,
verder ook te noemen Stern ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: Stern Groep N.V.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 februari 2017
  • de akte van [eiseres] houdende vermeerdering van eis in conventie
  • de akte van Stern houdende producties
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de zittingsaantekeningen van de comparitie van 25 augustus 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stern verkoopt voertuigen van het merk Mercedes-Benz. [eiseres] heeft in de zomer van 2016 van Stern een Mercedes-Benz bedrijfswagen model Vito (hierna: de Vito) gekocht. Er liep op dat moment een landelijke actie bij Mercedes-Benzdealers (zoals Stern ) dat bij aanschaf van een bedrijfswagen een all-risk verzekering kon worden verkregen voor een premie van € 595,- voor het eerste jaar (hierna: de actie en het actietarief).
Op de opdrachtbevestiging van 3 september 2016 staat vermeld:
“Buiten de standaard- of lineuitvoering heeft deze auto de onderstaande opties:
[…]
Mercedes-Benz verzekering € 595,- all-risk 0,00
[…]”
2.2.
Stern heeft de Vito op 18 januari 2016 aan [eiseres] geleverd. Stern heeft toen de all-risk verzekering, tegen het actietarief, voor [eiseres] aangevraagd bij Mercedes-Benz Insurance Service Nederland B.V. (hierna: MBI) en de Vito is toen in voorlopige dekking genomen door MBI. Stern heeft aan [eiseres] meegedeeld dat er met haar contact zou worden opgenomen over de verzekering.
2.3.
Bovemij Finance B.V., de tussenpersoon die door BMI is ingeschakeld, heeft op 26 februari 2016 een vragenformulier toegestuurd aan [eiseres] met daarbij het verzoek:
“Graag zie ik deze getekend retour om de definitieve polis in orde te maken.”
2.4.
Eind juli 2016 is [eiseres] ervan op de hoogte gekomen dat de Vito niet definitief in verzekering is genomen en dat de voorlopige dekking met terugwerkende kracht is ingetrokken. Na navraag door [eiseres] bij MBI bericht MBI haar dat zij het vragenformulier niet retour hebben gekregen van [eiseres] , dat zij haar daarover tweemaal hebben gerappelleerd en dat vervolgens de voorlopige dekking is beëindigd.
2.5.
[eiseres] heeft hierop op 12 augustus 2016 aan MBI bericht dat zij het ingevulde vragenformulier wel degelijk heeft terug gestuurd en dat zij de brieven van MBI hierover niet heeft ontvangen. Zij verzoekt MBI om de Vito alsnog in verzekering te nemen tegen het actietarief en heeft het ingevulde vragenformulier aan MBI gestuurd.
2.6.
MBI heeft vervolgens aan [eiseres] in de mail van 16 augustus 2016 bericht dat de vorige verzekeraar van [eiseres] acht negatieve schadejaren heeft afgegeven en dat negatieve schadevrije jaren niet acceptabel zijn zodat zij de Vito niet kunnen verzekeren. In de mail van 19 augustus 2016 schrijft MBI het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] :
“Uw cliënt[ [eiseres] , rb]
heeft vanuit Mercedes-Benz Insurance Services nooit een offerte/aanbod gekregen. Als cliënt deze wel zou hebben ontvangen, dan had zij kennis kunnen nemen van het feit dat onze offertes/aanbiedingen altijd onder voorbehoud van acceptatie zijn. Zoals geldt bij alle verzekeraars is er geen acceptatieplicht bij autoverzekeringen en wordt een verzekeringsnemer altijd getoetst op schadeverleden (Roy-data).
Cliënt beroept zich op de opdrachtbevestiging van de dealer – Stern Auto Almere met daarin opgenomen de zinsnede over een verzekering t.w.v. € 595,- tegen € 0,-. Zoals reeds aangegeven is dat geen document/offerte/aanbod van Mercedes-Benz Insurance Services. […] Voor vragen over de opdrachtbevestiging verwijzen wij u graag naar Stern Auto Almere .
Dat de communicatie tussen partijen (cliënt – Stern Auto Almere – Mercedes-Benz Insurance Services) niet optimaal is geweest valt te betreuren. Derhalve willen wij alsnog een aangepast voorstel doen.
Ondanks het feit dat normaliter op basis van het schadeverleden van uw cliënt geen verzekeringsaanvraag zal worden geaccepteerd, willen wij coulancehalve een uitzondering maken. Dit aanbod treft u als bijlage aan […]. Aanspraak maken op het actietarief van€ 595,- is uitgesloten. Cliënt heeft voor dit actietarief immers vanuit Mercedes-Benz Insurance Services nooit een schriftelijk aanbod/bevestiging gekregen.”
2.7.
In de bijlage bij dit emailbericht biedt MBI aan om de Vito te verzekeren tegen een jaarpremie van € 3.171,84. [eiseres] heeft dit aanbod niet aanvaard. Zij heeft de Vito vanaf 6 augustus 2016, in overleg met Stern , gestald op het terrein van Stern . Stern heeft haar van 6 augustus tot 14 september 2016 een leenauto ter beschikking gesteld zonder daarvoor een vergoeding te vragen. De Vito bevindt zich nog steeds op het terrein van Stern .

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
a. nakoming van de verplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst ter zake van de all-risk Mercedes-Benz verzekering met een jaarpremie van € 595,00 door het afsluiten van zo’n verzekering voor de Vito;
Subsidiair:
betaling van vervangende schadevergoeding van € 9.799,68;
Primair en subsidiair:
Betaling van de gevolgschade van € 1.257,87;
Betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.071,55;
Betaling van de wettelijke rente over het onder b, c en d gevorderde vanaf 16 augustus 2016;
Veroordeling in de proceskosten;
Veroordeling in de nakosten van de procedure.
3.2.
Stern heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Stern vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. betaling van € 1.425,- aan stallingskosten binnen veertien dagen na de datum van het vonnis, vermeerderd met € 7,50 per dag en wettelijke handelsrente vanaf 15 februari 2017;
II. verwijdering van de Vito van het terrein van Stern binnen zeven dagen na de datum van het vonnis, op straffe van een dwangsom;
III. betaling van de verkeersboetes, vermeerderd met incassokosten en wettelijke handelsrente van in totaal € 315,93, binnen veertien dagen na de datum van het vonnis, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 15 februari 2017;
met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.5.
[eiseres] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van Stern in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De kantonrechter moet in deze procedure vaststellen wat de afspraak tussen partijen inhoudt over de all-risk verzekering van de Vito en of Stern die afspraak niet is nagekomen. [eiseres] stelt dat Stern aan haar een aanbod heeft gedaan om de Vito all-risk te verzekeren tegen een jaarpremie (voor het eerste jaar) van € 595,- en dat zij dat aanbod heeft aanvaard. Stern moet dan ook die afspraak nakomen en ervoor zorgen dat de Vito tegen het actietarief wordt verzekerd, aldus [eiseres] . Stern stelt dat de actie werd aangeboden door BMI, de verzekeraar van Mercedes-Benz, dat zij dat zo heeft gecommuniceerd en dat [eiseres] dat heeft moeten begrijpen. De verplichting van Stern voortvloeiend uit de koopovereenkomst houdt alleen in dat hij de verzekeringsaanvraag doorgeleidt naar BMI en aan die verplichting heeft zij voldaan.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de primaire vordering niet kan worden toegewezen. Stern kan niet worden verplicht om een verzekering voor de Vito af te (laten) sluiten. Zij is immers geen verzekeraar en niet valt in te zien hoe zij een verzekeraar zou kunnen verplichten om de Vito van [eiseres] te verzekeren. In die zin is de primaire vordering voor Stern onmogelijk om uit te voeren.
4.3.
De all-riskverzekering staat op de opdrachtbevestiging vermeld, zonder een nadere omschrijving. Vaststaat dat Stern de Vito te koop heeft aangeboden, waarbij onderdeel van het aanbod was: het gebruik maken van de actie om de Vito het eerste jaar all-risk te laten verzekeren tegen een jaarpremie van € 595,-. Vaststaat verder dat [eiseres] bij het kopen van de Vito gebruik wilde maken van de actie en het actietarief en dat zij dit uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt aan Stern . Partijen zijn het er ook over eens dat de actie gold op het moment dat [eiseres] de Vito kocht bij Stern en dat zij in aanmerking kwam voor de actie.
Geen van partijen heeft schriftelijke actievoorwaarden overgelegd, dus de kantonrechter gaat voor wat betreft de voorwaarden waaronder de actie gold, uit van dat wat partijen naar voren hebben gebracht. [eiseres] stelt dat er bij het sluiten van de koop geen nadere voorwaarden voor het in aanmerking komen voor de verzekering aan de orde zijn gekomen. Namens Stern is ter zitting verklaard dat aan [eiseres] is meegedeeld dat de verzekering altijd onder voorbehoud van acceptatie van de verzekeraar is. Stern heeft daarover nader toegelicht dat de verzekeraar kan besluiten dat de persoon van de verzekeringnemer voor haar niet acceptabel is. Als voorbeeld heeft zij genoemd: een (eerdere) ontzegging van de rijbevoegdheid. Partijen zijn het erover eens dat bij de actie het aantal schade(vrije) jaren van een in te ruilen voertuig niet relevant was, terwijl dat bij de normale afsluiting van een all-risk verzekering (dus buiten de actie om) wel relevant is. Dit is ter zitting namens Stern verklaard. [eiseres] heeft dit ook zo begrepen bij het sluiten van de koop. Zij heeft immers verklaard dat er door Stern niet is gevraagd naar een eventuele bonus/malusregistratie van de in te ruilen bedrijfswagen. Dit terwijl Stern wél naar zo’n registratie vroeg voor wat betreft twee andere bedrijfswagens die zij ook in de Mercedes Benz-verzekering wilde onderbrengen. Uit deze omstandigheden heeft [eiseres] , terecht volgens Stern , afgeleid dat eventuele schadejaren niet relevant waren voor het in aanmerking komen voor de actie en het actietarief.
4.4.
Over eventuele andere voorwaarden van de actie (termijn, inhoud) hebben partijen niets naar voren gebracht. Gelet op dat wat partijen hebben besproken over de actie voor het sluiten van de koop, vindt de kantonrechter dat de afspraken tussen partijen over de verzekering als volgt moeten worden uitgelegd. De verplichting die voor Stern voortvloeit uit de overeenkomst moet niet worden gezien als een zuivere resultaatsverbintenis in die zin dat Stern de all-risk verzekering tegen het actietarief voor [eiseres] zou afsluiten. [eiseres] moet immers redelijkerwijs hebben begrepen dat Stern een autodealer is en niet (ook) een verzekeraar. Voor haar moet dan ook duidelijk zijn geweest dat aan dit aanbod van Stern een verzekeraar was verbonden. Ook heeft zij moeten begrijpen dat de mogelijkheid altijd bestaat dat de (aan de actie verbonden) verzekeraar haar niet zou accepteren als verzekeringnemer. Wél houdt de overeenkomst voor Stern de verplichting in dat hij ervoor instaat dat, als [eiseres] aan de actievoorwaarden voldoet en ook als persoon voor de verzekeraar acceptabel is als verzekeringnemer, zij de verzekering tegen het actietarief kan afsluiten. Het aanbod is immers door Stern gedaan (bij de verkoop), en niet door BMI. Stern heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat niet Stern , maar BMI het aanbod heeft gedaan of waaruit [eiseres] dat heeft moeten afleiden. Uit de opdrachtbevestiging blijkt juist het tegendeel. Dat BMI hetzelfde standpunt huldigt (namelijk dat Stern dit aanbod heeft gedaan), blijkt uit haar mail van 19 augustus 2016 aan [eiseres] . Stern heeft onvoldoende uitgelegd dat zijn verplichting uit de overeenkomst alleen inhield dat hij de verzekeringsaanvraag zou doorgeleiden. [eiseres] heeft dan ook redelijkerwijs mogen begrijpen dat, als zij zou voldoen aan de actievoorwaarden en ook als persoon voor de verzekeraar acceptabel zou zijn als verzekeringnemer, Stern ervoor zou instaan dat zij de verzekering kon afsluiten tegen het actietarief. Daarbij was bij het sluiten van de koop duidelijk dat het aantal schade(vrije) jaren van de in te ruilen bedrijfswagen niet relevant was voor de actie.
4.5.
Niettemin constateert de kantonrechter dat BMI uiteindelijk de verzekering van de Vito tegen het actietarief heeft geweigerd omdat de vorige verzekeraar van [eiseres] acht negatieve schadejaren had afgegeven (zie de mail van 16 augustus 2016). Stern heeft weliswaar ter zitting gesteld dat BMI [eiseres] niet meer in aanmerking liet komen voor de actie omdat de actie toen inmiddels was verlopen, maar dat blijkt niet uit die mail of uit andere stukken. Stern heeft sowieso niet gesteld hoe lang de actie liep en bovendien staat vast dat [eiseres] de Vito heeft gekocht toen de actie liep. Als het al zo was dat de actie in augustus 2016 was afgelopen en dat dat de reden was dat BMI haar niet in aanmerking liet komen voor de actie, valt – zonder nadere onderbouwing die ontbreekt – niet goed in te zien waarom [eiseres] toen niet meer in aanmerking kwam voor de actie. Voor zover ervan uit moet worden gegaan dat [eiseres] het vragenformulier niet tijdig heeft geretourneerd (wat zij betwist), verkeerde zij enige tijd in schuldeisersverzuim. Dat schuldeisersverzuim is echter opgeheven op het moment dat zij alsnog het ingevulde vragenformulier aan BMI heeft gemaild. Stern heeft niet onderbouwd waarom [eiseres] (vanaf dat moment) niet alsnog in aanmerking zou moeten komen voor de actie en het actietarief. Om die reden kan ook in het midden blijven of [eiseres] nalatig is geweest met het tijdig indienen van het benodigde formulier.
4.6.
De kantonrechter concludeert dan ook dat Stern tekort is geschoten in het nakomen van zijn verplichtingen onder de overeenkomst met [eiseres] . Hij heeft er immers niet voor ingestaan dat [eiseres] de Vito tegen het actietarief kon verzekeren, terwijl -op basis van dat wat partijen hebben gesteld- [eiseres] wel aan de actievoorwaarden voldeed en kennelijk ook als persoon voor de verzekeraar acceptabel was als verzekeringnemer. Die tekortkoming is ook toerekenbaar aan Stern . De kantonrechter neemt op basis van wat partijen hebben aangevoerd aan dat Stern haar uiterste best heeft gedaan om [eiseres] te ondersteunen in het alsnog kunnen afsluiten van de beoogde verzekering bij BMI. In die zin valt haar niets te verwijten. Maar gezien de verplichting die Stern op zich heeft genomen, moet een eventueel tekortschieten van BMI in de contractuele verhouding met [eiseres] voor rekening van Stern komen.
4.7.
Dit betekent dat Stern de schade moet vergoeden die [eiseres] heeft geleden door de tekortkoming. [eiseres] stelt dat die schade bestaat uit de volgende posten:
De jaarpremie die zij moet betalen voor een all-risk verzekering van de Vito, te weten
€ 9.799,68. Zij verwijst in dat verband naar een offerte van Rialto / De Vereende ;
Reparatie van de oude bedrijfswagen, te weten € 1.257,87;
Buitengerechtelijke kosten van € 1.071,55;
Wettelijke rente over deze bedragen.
Deze posten worden hierna afzonderlijk besproken.
Verzekering Vito en reparatie oude bedrijfswagen
4.8.
[eiseres] stelt dat een vergelijkbare verzekering voor de Vito aan jaarpremie
€ 9.799,68 kost. Zij wenst dit bedrag vergoed te krijgen. Stern wijst erop dat daarvan in ieder geval een bedrag van € 595 af moet worden getrokken omdat [eiseres] dat hoe dan ook had moeten betalen. Bovendien heeft [eiseres] niet aan haar schadebeperkingsplicht voldaan door niet het aanbod van BMI te aanvaarden. Het is niet redelijk dat Stern opdraait voor de hoge verzekeringspremie én de reparatiekosten van de oude bedrijfswagen, aldus Stern . Zij wijst erop dat zij [eiseres] al enorm tegemoet is gekomen door haar ruim een maand kosteloos een bedrijfswagen ter beschikking te stellen en de Vito te stallen op het terrein van Stern . [eiseres] vindt dat zij wel aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan. Het afsluiten van de verzekering die BMI aanbood, was voor haar – mede met het oog op de premie die zij in de jaren erna zou moeten betalen – niet haalbaar. Zij heeft toen voor de op dat moment (voor haar) goedkoopste oplossing gekozen, namelijk om haar oude bedrijfswagen te laten repareren.
4.9.
De kantonrechter vindt dat [eiseres] in verband met haar plicht om de schade zoveel mogelijk te beperken, het aanbod van BMI had moeten accepteren. Op dat moment was duidelijk dat BMI niet van plan was om haar alsnog in aanmerking te laten komen voor het actietarief. Ook moest voor haar duidelijk zijn dat Stern niet in staat zou zijn om een dergelijke verzekering voor de Vito af te (laten) sluiten. Zij heeft op dat moment redelijkerwijs moeten overzien dat het aanbod van BMI aantrekkelijk was in verhouding tot wat andere verzekeraars haar konden bieden. Het aanvaarden van dat aanbod zou haar schade in grote mate beperken getuige het verschil tussen dat aanbod en de offerte van Rialto. Het had immers tot gevolg dat zij gebruik kon maken van de Vito en dat Stern , met wiens belangen zij rekening diende te houden, niet het verschil tussen een jaarpremie van zo’n € 10.000 en € 595 zou hoeven te betalen, maar het verschil tussen € 3.171,84 en € 595,-. Haar stelling dat zij heeft gekozen voor de voor haar goedkoopste oplossing en dat zij daarmee heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht, gaat niet op. Zoals hiervoor beschreven, leidt de voor haar goedkoopste oplossing niet tot de situatie dat zij haar schade optimaal heeft beperkt. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld te stellen dat zij de jaarpremie van € 3.171,84 niet kón betalen, vindt de kantonrechter dat zij die stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Dat bedrag kan niet (veel) hoger zijn dan de kosten van de reparatie van de oude bedrijfswagen (€ 1.257,87) plus de verzekeringspremie die zij voor deze bedrijfswagen moest betalen. De bedragen die zij voor de verzekering moest betalen ná het eerste jaar, kunnen geen rol spelen. Immers, ook in het geval dat zij meteen gebruik had kunnen maken van het actietarief, had zij na het eerste jaar de reguliere hogere bedragen aan verzekeringspremie moeten betalen. Dit alles leidt ertoe dat, nu [eiseres] onvoldoende haar schade heeft beperkt, een deel van de gevorderde schade voor haar eigen rekening moet blijven. Het bedrag dat voor haar rekening moet blijven, is de verzekeringspremie voor zover die het bedrag van € 3.171,784 (aanbod BMI ) overtreft en de reparatiekosten van de oude bedrijfswagen (€ 1.257,87). De kantonrechter zal als schade terzake van de verzekeringspremie toewijzen: het bedrag van door BMI aangeboden verzekering
(€ 3.171,84) minus het actietarief (€ 595,-), dus € 2.576,84. De schadepost van de reparatiekosten aan de oude bedrijfswagen wordt dus afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.10.
[eiseres] stelt dat haar gemachtigde buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht en vordert incassokosten ter hoogte van de zogenaamde kantonrechterstaffel:
€ 1.071,55. Stern is niet ingegaan op de stellingen van [eiseres] over de buitengerechtelijke kosten.
4.11.
De kantonrechter constateert dat [eiseres] heeft gesteld en toegelicht dat zij buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken. Dat is door Stern niet weersproken. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing. De kantonrechter zal een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toewijzen op basis van de hoofdsom die [eiseres] in deze procedure krijgt toegewezen en dat is € 386,53 (15% van € 2.576,84).
Wettelijke rente
4.12.
[eiseres] vordert wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over de hoofdsom en over de buitengerechtelijke kosten vanaf 16 augustus 2016. Stern is niet ingegaan op deze vordering.
4.13.
Wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat de schuldenaar in verzuim is met het betalen van een geldsom. [eiseres] stelt wel dat Stern in verzuim is gekomen, maar legt niet uit waarom Stern vanaf 16 augustus 2016 in verzuim was. Bij gebreke van een ander aanknopingspunt zal de kantonrechter de wettelijke rente over de hoofdsom en de buitengerechtelijke kosten toewijzen vanaf de dag van dagvaarding, toen Stern in ieder geval in verzuim was.
4.14.
Stern zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Omdat een deel van de vordering is afgewezen, zal de kantonrechter voor het tarief van het salaris gemachtigde uitgaan van het bedrag dat is toegewezen. De nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing staat omschreven.
- dagvaarding € 90,99
- griffierecht € 223,00
- salaris gemachtigde €
350,00(2 punten x tarief € 175,00)
Totaal € 663,99
in reconventie
Stallingskosten en verwijdering van de Vito
4.15.
Stern stelt dat sprake is van bewaarneming en dat zij aanspraak kan maken op een redelijke vergoeding bestaande uit loon en onkostenvergoeding (artikel 7:601 BW). Zij begroot dit op € 7,50 excl BTW per dag voor elke dag dat de Vito op het terrein van Stern heeft gestaan en nog zal staan. Tot aan de dag dat zij deze vordering heeft ingesteld bedragen de stallingskosten € 1.425,-. Stern vindt verder dat [eiseres] de Vito zo snel mogelijk moet weghalen van haar terrein.
4.16.
[eiseres] stelt dat er geen overeenkomst van bewaarneming tussen partijen geldt, omdat de Vito tegen haar wil op het terrein van Stern wordt gehouden. Zij heeft op 15 september 2016 een medewerker naar Stern gestuurd om de leenauto terug te brengen en de Vito mee te nemen, maar dit werd geweigerd door Stern . Stern heeft haar nooit verzocht om de Vito te verwijderen. Ten slotte stelt zij dat er nooit iets is gezegd over stallingskosten en dat het dus niet redelijk is om nu zo’n vergoeding te vorderen. [eiseres] heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering om de Vito weg te halen.
4.17.
Vaststaat dat Stern sinds 6 augustus 2016 op verzoek van [eiseres] de Vito stalt op haar terrein en dat zij aldus optreedt als bewaarnemer. Verder staat vast dat partijen niet, op het moment dat [eiseres] de Vito achterliet bij Stern of op enig ander moment, hebben gesproken over een vergoeding die Stern zou ontvangen voor het stallen van de Vito. Stern heeft ter zitting toegelicht dat zij [eiseres] behulpzaam wilde zijn in verband met de gerezen problemen rond de verzekering. Om die reden heeft zij aan [eiseres] tijdelijk een leenauto ter beschikking gesteld en ingestemd met het stallen van de Vito op haar terrein. Ten slotte staat vast dat het niet gebruikelijk is dat Stern stallingskosten vraagt van haar klanten wiens auto tijdelijk, vanwege bijvoorbeeld een reparatie, op het terrein van Stern staat. Dat heeft Stern immers (onweersproken) verklaard op zitting.
Op basis van artikel 7:601, eerste lid, BW heeft een professioneel optredende bewaarnemer, zoals in dit geval Stern , in beginsel aanspraak op loon. Dit blijkt ook uit de toelichting bij de wet:
“Bewaarnemingen die door de bewaarnemer in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep worden aangegaan, geschieden in de regel tegen bewaarloon, ook dan wanneer dat daarbij niet uitdrukkelijk is bepaald.”Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden vindt de kantonrechter dat Stern recht heeft op loon voor de bewaarneming vanaf de dag nadat [eiseres] de leenauto terug heeft moeten brengen en ook terug heeft gebracht (15 september 2016). Vanaf dat moment werd, getuige de hiervoor genoemde omstandigheden, de gebruikelijke stallingstermijn die bij wijze van service kosteloos werd verleend, overschreden en kan Stern aanspraak maken op loon voor de bewaarneming.
4.18.
[eiseres] heeft nog gesteld dat zij de Vito mee wilde nemen maar dat Stern heeft geweigerd de sleutel af te geven, maar dat is onvoldoende gebleken. [eiseres] heeft wel een verklaring van de betreffende medewerkster in het geding gebracht, maar de kantonrechter vindt die verklaring weinig concreet en de verklaring is bovendien door Stern gemotiveerd betwist. Namens Stern is ter zitting verklaard dat zij alleen de sleutel mee wilde geven als de Vito ook zou worden meegenomen, wat voor [eiseres] een probleem was omdat de Vito op dat moment onverzekerd was. Als de Vito niet meegenomen zou worden, moest de sleutel achterblijven bij Stern omdat zij de Vito zo nodig moest kunnen verplaatsen, bijvoorbeeld in verband met de bedrijfsvoering of bij calamiteiten. Stern stelt dat de medewerkester dit telefonisch met [eiseres] zou overleggen en dat [eiseres] of de medewerkster hierop nooit meer is teruggekomen. [eiseres] heeft geen verklaring gegeven voor de omstandigheid dat zij niet verhaal is gaan halen bij Stern over het feit dat haar medewerkster de sleutel niet meekreeg. Het is niet logisch dat zij Stern hierover niet heeft aangesproken temeer omdat [eiseres] op 14 september 2016 zelf de medewerkster is gaan ophalen bij het terrein van Stern en zij veelvuldig contact had met Stern over de verzekeringskwestie. Al met al vindt de kantonrechter de stelling van [eiseres] dan ook onvoldoende onderbouwd en niet overtuigend.
4.19.
[eiseres] heeft niet betwist dat het gevorderde bedrag van € 7,50 exclusief BTW per dag een redelijk loon is voor het stallen van de Vito. Dat zal dan ook worden toegewezen vanaf 15 september 2016, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie (15 februari 2017). De gevorderde wettelijke handelsrente wordt afgewezen omdat geen sprake is van een handelsovereenkomst.
4.20.
De vordering tot het verwijderen van de Vito zal ook worden toegewezen, deze is immers niet betwist. De termijn die Stern daarvoor geeft (zeven dagen na vonnisdatum) is redelijk. Ook de gevorderde dwangsom zal (gematigd en gemaximeerd) worden toegewezen.
Verkeersboetes, buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente
4.21.
Stern stelt dat er in de tijd dat [eiseres] de leenauto in gebruik had, met de leenauto verkeersboetes (totaal € 157,-) zijn veroorzaakt en dat Stern deze verkeersboetes heeft betaald. Ondanks aanmaning heeft [eiseres] deze verkeersboetes niet vergoed. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden moet [eiseres] 15% incassokosten betalen en is zij wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf de datum van verzuim. Dat is 6 oktober 2016, de vervaldatum op de factuur van Stern aan [eiseres] .
4.22.
[eiseres] betwist niet dat zij het bedrag van de verkeersboetes moet betalen aan Stern , maar betwist wel dat zij in verzuim is met de betaling ervan. Zij stelt dat zij met Stern heeft afgesproken dat zij dat pas hoefde te betalen zodra het verzekeringsgeschil zou zijn opgelost. [eiseres] ging er dan ook van uit dat sprake was van pro forma aanmaningen.
4.23.
De vordering van Stern tot betaling van het bedrag van de verkeersboetes wordt toegewezen; die wordt immers niet betwist. De stelling van [eiseres] over verzuim is van belang voor de verschuldigdheid van de wettelijke rente. [eiseres] heeft concreet onderbouwd dat er een afspraak was dat zij nog niet hoefde te betalen. Zij heeft gewezen op een telefoongesprek van haar met de heer [eiseres] van Stern naar aanleiding van de mail die hij haar stuurde over de verkeersboetes. Stern is niet ingegaan op deze concreet onderbouwde stelling en heeft die dus onvoldoende betwist, zodat zij vaststaat. Dit betekent dat [eiseres] dus pas in verzuim is met betaling van het bedrag van de verkeersboetes vanaf de datum van dit vonnis.
4.24.
De wettelijke rente wordt dus toegewezen vanaf de datum van dit vonnis. De vordering tot vergoeding van wettelijke handelsrente wordt afgewezen omdat er geen sprake is van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW. Voor zover Stern die vordering baseert op haar algemene voorwaarden, gaat zij uit van een onjuiste lezing daarvan. In artikel 5 lid 7 van de algemene voorwaarden staat dat cliënt verschuldigd is “een rente gelijk aan de wettelijke (handels)rente”. Een redelijke uitleg brengt mee dat alleen voor zover sprake is van een handelsovereenkomst de cliënt wettelijke handelsrente is verschuldigd en dat in alle andere situaties de cliënt wettelijke rente is verschuldigd. Over het bedrag van de verkeersboetes wordt dan ook wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) toegewezen vanaf de datum van dit vonnis.
4.25.
De incassokosten zullen worden afgewezen. Het beding op grond waarvan Stern incassokosten van € 150,- vordert, stelt de kantonrechter ambtshalve als onredelijk bezwarend terzijde. [eiseres] is aan te merken als consument en in dit geval is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing. Op basis van dat Besluit kan in dit geval slechts een bedrag van € 40,- aan incassokosten in rekening worden gebracht terwijl het beding een minimum van € 150,- hanteert. Ook op grond van artikel 6:96 BW kan de vordering tot vergoeding van incassokosten niet worden toegewezen. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat de overgelegde aanmaningen niet voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
4.26.
[eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld.
- salaris gemachtigde €
300,00(2 punten x tarief € 150,00)
Totaal € 300,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt Stern om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.576,84 terzake van schadevergoeding en € 386,53 terzake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2016 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt Stern tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 663,99, waarin begrepen € 350,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt Stern , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 87,50 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
veroordeelt [eiseres] om de Vito van het terrein van Stern te verwijderen binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25 per (gedeelte van een) dag met een maximum van € 10.000,- aan te verbeuren dwangsommen in totaal;
5.7.
veroordeelt [eiseres] om aan Stern binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis € 7,50 exclusief BTW per dag te betalen terzake van stallingkosten, te rekenen vanaf 15 september 2016 tot aan de dag dat de Vito van het terrein van Stern verwijderd is, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 15 februari 2017;
5.8.
veroordeelt [eiseres] om aan Stern binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis tegen bewijs van kwijting te betalen € 157,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 6 oktober 2016 tot de voldoening;
5.9.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Stern , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde;
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 september 2017.