Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met daarbij gevoegd de producties 1 tot en met 17,
producties van 4 april 2017 van JCDecaux Nederland,
van de comparitie van 12 mei 2017,
de rechtbank – samengevat –:
i) kenbaar maakt dat zij voornemens is de eiswijziging toe te staan,
ii) voorstelt om de comparitie te verplaatsen naar 8 juni 2017,
iii) kenbaar maakt dat NS Stations in de gelegenheid zal worden gesteld om uiterlijk één
week voor deze comparitie een nadere conclusie van antwoord te nemen waarbij
inhoudelijk wordt ingegaan op de eiswijziging van JCDecaux Nederland,
meegedeeld dat JCDecaux Nederland akkoord gaat met verplaatsing van de comparitie
naar 8 juni 2017 en waarbij zijn gevoegd de producties 25 tot en met 27,
- de brief van de advocaat van NS Stations van 10 mei 2017 waarin wordt meegedeeld dat
NS Stations akkoord is met verplaatsing van de comparitie naar 8 juni 2017,
- de aanvullende conclusie van antwoord van NS Stations,
- het proces-verbaal van comparitie van 8 juni 2017 dat met instemming van partijen buiten
hun aanwezigheid is opgemaakt,
andere opmerkingen worden gemaakt met betrekking tot het toegestuurde proces verbaal,
met daarbij het verzoek om deze aanvullingen en opmerkingen aan het proces verbaal te
hechten en tot de gedingstukken te rekenen,
om de aanvullingen en opmerkingen van NS Stations op het toegestuurde proces verbaal
terzijde te leggen, omdat deze aanvullingen en opmerkingen te laat zijn gemaakt.
- de reactie daarop van NS Stations van 20 juli 2017.
NS Stations op het toegestuurde proces verbaal van comparitie terzijde te leggen wordt afgewezen. De rechtbank zal met deze aanvullingen en opmerkingen rekening houden voor zover dit voor de beoordeling nodig is en uit de aantekeningen die ter zitting zijn gemaakt, volgt dat deze aanvullingen en opmerkingen ook zijn gemaakt.
2.De feiten
Doel.
25 m² op stations/in stationsgebouwen.
NS Stations, NS Poort B.V. (hierna: NS Poort) kenbaar gemaakt dat zij is geïnteresseerd in het meedingen naar alle contracten die NS Stations in de markt zou gaan zetten voor het exploiteren van reclameobjecten in de ruimst mogelijke zin.
NS Poort of er ontwikkelingen zijn aangaande het reclamecontract. Bij e-mail van
13 september 2010 heeft NS Poort daarop geantwoord “
nee, nog niet, maar je staat op de shortlist.”.
– samengevat – bericht dat zij op dit moment de bestaande overeenkomst met haar huidige exploitant inzake reclame-exploitatie op de stations (
de rechtbank leest: de rechtsvoorgangster van Exterion) niet heeft verlengd en ook geen nieuwe overeenkomst heeft gesloten, maar dat zij wel met haar in onderhandeling is over het sluiten van een nieuwe overeenkomst en ook voornemens is op korte termijn een overeenkomst te ondertekenen. Verder heeft zij in deze brief nog opgemerkt dat geen sprake is van een aanbestedingsplichtige opdracht.
NS Poort plaatsgevonden in Utrecht. Bij deze bespreking waren namens NS Poort aanwezig de heer [A] (hierna: [A] ), Asset Management, en mevrouw [B] , bedrijfsjuriste. Namens JCDecaux Nederland waren aanwezig de heren [C] en [D] . JCDecaux Nederland heeft in het kader van deze bespreking kenbaar gemaakt dat zij graag reclamedragers op de stations van NS Poort zou willen exploiteren.
JCDecaux Nederland heeft een verslag opgemaakt van deze bespreking en heeft dit verslag als productie 21b overgelegd.
NS Poort plaatsgevonden. Bij deze bespreking waren namens NS Poort aanwezig de heren [E] (hierna: [E] ), directievoorzitter, en [A] . Namens JCDecaux Nederland waren aanwezig de heren [F] (hierna: [F] ) en [H] . Na deze bespreking heeft
JCDecaux Nederland afgezien van de door haar bij brief van 7 juni 2011 aangekondigde rechtsmaatregelen.
Firstly just to thank you once again for taking the time tot meet (…), last week. (…)
(…) Following up on our discussion and your mail, we feel that closer contact could be beneficial for our relationship and from that perspective we would welcome a meeting and explore how such a relationship might be enhanced. (…) I propose to set up such a meeting in the course of September. (…).”.
(…)We would very much like the opportunity to meet with you and your team again to discuss ways we might be able to work more closely together in the future (…).”
Goedemiddag [voornaam van G] ,
JCDecaux Nederland en NS Stations. JCDecaux Nederland heeft van dit gesprek een gespreksverslag opgemaakt, welk verslag zij als productie 21i heeft overgelegd. In dit gespreksverslag is voor zover van belang het volgende vermeld:
Op verzoek van NS langsgegaan voor beleefdheidsgesprek. NS wil namelijk relatie opbouwen met verschillende buitenreclame-exploitanten in Nederland. Kennis en contacten beperkten zich in het verleden tot [bedrijfsnaam 1] , die exclusieve exploitatierecht had van reclame op grondgebied van NS. Is sinds twee jaar niet meer het geval.
JCDecaux Nederland heeft van dit gesprek een verslag gemaakt dat zij als productie 21j heeft overgelegd. Het verslag vermeldt als onderwerp “
Markt oriëntatie 226 BB in en rond voorpleinen NS Stations”. In het verslag is verder het volgende vermeld:
[voornaam van J] meldt dat NS zich oriënteert op de markt en voor 1 januari 2013 het perceel van 226 BB in de markt te zetten en te gunnen. Ze hebben inmiddels gesproken met [bedrijfsnaam 1] en Clear Channel. [bedrijfsnaam 1] moet voor het einde van het jaar alle 226 borden verwijderen. Het gaat om de oude [bedrijfsnaam 3] BB rondom het station en op de taluds van de spoorbaan. Het contract loopt per 31 december 2012 af.
Op 1 juni 2015 heeft [bedrijfsnaam 2] een persbericht gepubliceerd waarin te lezen valt dat zij vier digitale schermen op Amsterdam CS mag plaatsen en exploiteren (naast locaties in
Den Haag, Utrecht, enzovoort). Dit riep vragen op bij JCDecaux Nederland.
Bij e-mail van 3 juni 2015 heeft JCDecaux Nederland NS Stations om opheldering gevraagd en tevens gemeld dat zij nog steeds geïnteresseerd is om alle digitale objecten op diverse (spoorweg) stations in Nederland te exploiteren, waaronder digitale objecten op
Amsterdam CS.
Wij zijn nogal verrast door de persberichten van [bedrijfsnaam 2] en Exterion over de uitrol van digitale schermen in Amsterdam Centraal. Ik was in de veronderstelling dat na de besprekingen met zowel [F] als [K] (zowel per telefoon als ook in […] ) wij als JCDecaux mee zouden lopen in een nog op te zetten aanbestedingstraject voor deze digitale schermen.
Ha [voornaam] , ik die pb’s niet gelezen. Wat ik weet is dat de kleine schermen <25m² idd vallen onder contract Exterion, jou bekend. De grote zijn van onszelf. [bedrijfsnaam 2] levert daar de content voor. Dat is een korte termijn opzegbaar contract. De exploitatie wo content van die grote schermen evalueren we. Dan maken we een keuze hoe verder. Voor dat vervolg zullen we jullie en Exterion etc. uitnodigen. Daarna kijken we hoe we die schermen in de markt zetten. Hoop duidelijk zo? (…)”.
Dag [voornaam] met [E] , goedemiddag,
Bij beschikking van 16 november 2016 heeft de rechtbank het verzoek van
JCDecaux Nederland tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen.
3.De vordering
NS Stations die zij zou gaan gunnen, waaronder het meedingen naar een concessie aangaande reclamedragers kleiner dan 25 m² die per 1 januari 2016 zou aanvangen,
b) voor recht wordt verklaard dat NS Stations tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenis om JCDecaux Nederland uit te nodigen om vanaf medio 2011 mee te dingen naar reclamecontracten, waaronder de hiervoor genoemde reclameconcessie aangaande reclamedragers kleiner dan 25 m² die per 1 januari 2016 zou aanvangen,
c) NS Stations wordt geboden uiterlijk vijftien werkdagen na het in deze zaak te wijzen vonnis inzicht te geven in de contracten die NS Stations op het gebied van straatmeubilair en reclame (concessies) heeft gesloten vanaf medio 2011 tot en met heden, inclusief alle eventuele verlengingen en doorgevoerde (contractuele) wijzigingen, waarbij informatie ter zake prijzen mag worden weggelaten,
d) NS Stations wordt veroordeeld tot vergoeding aan JCDecaux Nederland als gevolg van voormelde tekortkomingen geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
f) voor recht wordt verklaard dat NS Stations een speciale-sectorbedrijf is c.q. was ten tijde van de gunning van reclamecontracten in de periode vanaf medio 2011 tot en met heden,
speciale-sectorbedrijf – gehouden was en is om overheidsopdrachten, speciale-sectoropdrachten en concessieovereenkomsten op grond van vigerende regelgeving aan te besteden,
h) voor recht wordt verklaard dat NS stations onrechtmatig jegens JCDecaux Nederland handelt en heeft gehandeld door overheidsopdrachten, speciale-sectoropdrachten en concessieovereenkomsten op het gebied van reclame en straatmeubilair niet conform vigerende regelgeving voor mededinging open te stellen,
i) NS Stations wordt geboden uiterlijk vijftien werkdagen na het in deze zaak te wijzen vonnis inzicht te geven in de contracten die NS Stations op het gebied van straatmeubilair en reclame(concessies) heeft gesloten vanaf medio 2011 tot en met heden, inclusief alle eventuele verlengingen en doorgevoerde (contractuele) wijzigingen waarbij informatie ter zake prijzen onleesbaar mag worden gemaakt,
j) NS Stations wordt verboden nog langer uitvoering te geven aan na medio 2011 gesloten overeenkomsten op het gebied van reclame en straatmeubilair waar JCDecaux Nederland en/of andere marktpartijen niet naar heeft/hebben kunnen meedingen,
k) NS Stations wordt geboden uiterlijk dertig dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis gebruik te maken van eventuele opzeggingsmogelijkheden in de door haar na medio 2011 gesloten overeenkomsten op het gebied van reclame en straatmeubilair,
l) NS Stations wordt veroordeeld tot vergoeding aan JCDecaux Nederland als gevolg van de schending van de op haar rustende aanbestedingsverplichting geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
4.De beoordeling
(NS Poort) kenbaar gemaakt dat zij van mening is dat NS Stations een aanbestedende dienst en/of speciale-sectorbedrijf is en dat zij om die reden reclameconcessies, zoals gegund aan de rechtsvoorgangster van Exterion, door middel van een aanbesteding in de markt diende te zetten. JCDecaux Nederland heeft NS Stations in juni 2011 ook in kort geding gedagvaard, omdat zij van mening was dat NS Stations de toen bijna aflopende reclameconcessie met de rechtsvoorgangster van Exterion door middel van een aanbesteding in de markt diende te zetten. De omstandigheid dat JCDecaux Nederland dit kort geding heeft ingetrokken en daarna geen juridische actie heeft ondernomen, is op zichzelf ontoereikend om de conclusie te dragen dat sprake is van rechtsverwerking in die zin dat JCDecaux Nederland zich er thans niet meer in rechte op kan beroepen dat NS Stations vanaf medio 2011 kwalificeert als een aanbestedende dienst en/of speciale-sectorbedrijf. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist. Bijvoorbeeld de omstandigheid dat JCDecaux Nederland bij
NS Stations het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij vanaf het moment dat zij het hiervoor bedoelde kort geding introk, afstand nam van haar standpunt dat NS Stations een aanbestedende dienst en/of speciale-sectorbedrijf is. Dit gerechtvaardigd vertrouwen kan niet worden ontleend aan de omstandigheid dat JCDecaux Nederland het hiervoor bedoelde kort geding introk. Immers, er kunnen ook andere overwegingen, zoals commerciële en/of zakelijke overwegingen, aan het intrekken van het kort geding door JCDecaux Nederland ten grondslag liggen. Verder wordt in aanmerking genomen dat het doel van JCDecaux Nederland, het mogen meedingen naar een concessieovereenkomst, niet alleen door middel van een gerechtelijke procedure kan worden bereikt, maar ook op andere manieren. NS Stations heeft geen bijkomende omstandigheden aangevoerd die de conclusie zouden kunnen dragen dat zij gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat JCDecaux Nederland niet langer meer het standpunt innam dat zij een aanbestedende dienst en/of speciale-sectorbedrijf is. Overigens ook indien JCDecaux Nederland in 2011 expliciet afstand van haar standpunt zou hebben gedaan, is nog niet gezegd dat zij daarmee het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij dit standpunt in de toekomst niet meer zal innemen.
In dit geval is echter geen sprake van een lopende aanbestedingsprocedure. Het verwijt is nu juist dat door NS Stations geen aanbestedingsprocedures worden uitgeschreven, daar waar het volgens JCDecaux Nederland wel had gemoeten. De rechtbank ziet geen aanknopings-punten om de “aanbestedingsrechtelijke” rechtsverwerking op te rekken, in die zin dat
dit ook van toepassing is in gevallen waarin (nog) geen aanbestedingsprocedure is uitgeschreven. Dit geldt temeer daar niet te zeggen valt vanaf welk moment deze onderneming dan proactief moet zijn ofwel moet klagen dat er niet wordt aanbesteed.
Dit is anders bij een lopende aanbestedingsprocedure waar als ijkmoment geldt “voorafgaand aan de gunningsbeslissing/ het indienen van de inschrijving”.
- kwalificeert als een aanbestedende dienst (3.2. onder e),
- kwalificeert als een speciale-sectorbedrijf (3.2. onder f),
- verplicht was/is om overheidsopdrachten, speciale sectoropdrachten en
concessieovereenkomsten aan te besteden (3.2. onder g)
- onrechtmatig tegenover JCDecaux Nederland heeft gehandeld en handelt door
overheidsopdrachten, speciale-sectoropdrachten en concessieovereenkomsten op het
gebied van reclame en straatmeubilair niet conform vigerende regelgeving voor
mededinging open te stellen en daarom schadeplichtig is tegenover JCDecaux Nederland
(3.2. onder h en l),
- verplicht is om JCDecaux Nederland inzicht te geven in alle overeenkomsten die zij op
het gebied van reclame en straatmeubilair heeft gesloten (3.2. onder i),
gesloten zonder dat JCDecaux Nederland en anderen daarnaar hebben kunnen meedingen
open te breken en op te zeggen (3.2. onder j en k).
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Vóór die tijd was van kracht het Besluit aanbestedingsregels overheidsopdrachten
(hierna: Bao). De wetgever heeft ervoor gekozen om het begrip “aanbestedende dienst” zoals opgenomen in het Bao ongewijzigd over te nemen in de Aanbestedingswet 2012. Beide regelingen geven dus een identieke definitie van het begrip “aanbestedende dienst” en kennen dus hetzelfde toetsingskader voor de beantwoording van de vraag of een instelling/onderneming als een aanbestedende dienst moet worden aangemerkt.
1. die specifiek ten doel heeft te voorzien in behoeften van algemeen belang, anders dan
van industriële of commerciële aard, en
2. die rechtspersoonlijkheid bezit, en
3. waarvan:
a. de activiteiten in hoofdzaak door de staat, een provincie, een gemeente, een
waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling worden gefinancierd,
waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling of
c. de leden van het bestuur, het leidinggevend of toezichthoudend orgaan voor meer dan
de helft door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere
publiekrechtelijke instelling zijn aangewezen.
(zie arrest Aigner, punt 37, waarin wordt verwezen naar het arrest van 13 december 2007, Bayerischer Rundfunk e.a., C-337/06, punten 36 en 37 en de daarin aangehaalde rechtspraak).
JCDecaux Nederland betoogt dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, terwijl NS Stations zich op het standpunt stelt van niet, omdat zij – kort gezegd – een puur commercieel vastgoedbedrijf is.
– samengevat – het volgende toetsingskader.
Het aandeel van de met een winstoogmerk uitgeoefende activiteiten in de algehele activiteiten van deze entiteit is voor de kwalificatie ervan als publiekrechtelijke instelling evenmin relevant (zie arrest Aigner, punt 47 waarin wordt verwezen naar het arrest van
15 januari 1998, Mannesmann Anlagenbau Austria e.a., C-44/96, punt 25, het arrest van
27 februari 2003, Adolf Truley, C-373/00, punt 56, en het arrest Korhonen, punten 57 en 58).
het exploiteren en beheren van treinstations”.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat NS Stations op de vraag van de rechtbank wat onder beheren van stations moet worden verstaan, heeft geantwoord dat daaronder dient te worden verstaan het “in stand houden” van stations, wat een verder strekkende reikwijdte heeft dan het exploiteren (ontwikkelen/uitbaten) van stations.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat NS Stations mede is opgericht met als doel het beheren (in stand houden) van stations en dus niet alleen met als doel het (commercieel) exploiteren van de stations.
De rechtbank zal hierna nagaan of deze activiteit voorziet in behoeften van algemeen belang, en zo ja, of deze behoeften al dan niet van industriële of commerciële aard zijn.
De rechtbank ziet zich hierbij gesteund door de definitie van station zoals vermeld in artikel 26 lid 3 Spoorwegwet, welke definitie als volgt luidt:
Voor reizigers zijn stations de toegangspoort tot het openbaar vervoer per spoor (OV). Stations dienen een comfortabel en sociaal veilig knooppunt voor reizigers te zijn.
Zij dienen ertoe om reizigers met logische en overzichtelijke looproutes een veilige en adequate toegang te verlenen tot perrons en treinen; stations hebben met andere woorden een transferfunctie. Het waarborgen van deze transferfunctie betreft een taak die onder de reikwijdte van het beheren van stations valt. NS Stations dient als (mede) beheerder van de stations deze transferfunctie te waarborgen.
- de brief van de Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu van 9 juli 2014,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 29 984, nr. 527, productie 25,
- de brief van de Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu van 21 januari 2015,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 965, nr. 9, productie 26,
- de brief van de Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu van 9 juli 2014, waarbij het
onderzoeksrapport van [naam onderzoeksbureau] naar de gevolgen van veranderingen in de posities van
NS en andere relevante partijen op stations wordt aangeboden aan de voorzitter van de
Tweede Kamer, productie 26,
- de brief van de Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu van 29 april 2016,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 29 984, nr. 665.
Zij zal in het kader van haar beheerstaak de transferfunctie voor deze ruimten dienen te waarborgen.
Overigens valt uit het in opdracht van de Rijksoverheid uitgevoerde rapport van [naam onderzoeksbureau] van
2 juli 2014 op te maken dat NS Stations ook (mede) is belast met het beheer van de transferruimte (zie tabel 2.2. in het rapport, p.18).
Daartoe wordt het volgende overwogen.
NS Stations is opgericht met het specifieke doel om treinstations in Nederland te exploiteren en te beheren. Niet is gebleken dat bij deze oprichting het nastreven van winst voorop heeft gestaan. Weliswaar is het niet uitgesloten dat het exploiteren van treinstations, door ruimte in de stations(hal) te verhuren aan derden, zoals winkel- en horeca-exploitanten, winst kan opleveren, maar niet is gebleken dat het nastreven van winst het hoofddoel vormt waarvoor NS Stations is opgericht. Wat vervolgens de relevante economische context betreft of, anders gezegd, de relevante markt waarmee rekening moet worden gehouden om na te gaan of NS Stations haar activiteiten al dan niet uitoefent in een concurrentiesituatie, moet, gelet op de functionele uitlegging van het begrip “publiekrechtelijke instelling”, de sector waarvoor NS Stations is opgericht, te weten die van het exploiteren en beheren van treinstations, in aanmerking worden genomen, en niet zoals NS Stations betoogt die
van vastgoedsector en/of de sector waarop de door NS Stations te verstrekken opdracht/concessie betrekking heeft, zoals de reclamesector. NS Stations neemt in deze sector – zoals JCDecaux Nederland ook aanvoert – een monopolypositie in. Immers, JCDecaux Nederland heeft onweersproken aangevoerd dat commerciële partijen niet een treinstation kunnen realiseren, exploiteren en beheren en dat daarvoor geen markt is. Aan het criterium van het bestaan van een sterke concurrentie is dus in het geheel niet voldaan: er is immers geen concurrentie. Het is verder irrelevant dat NS Stations naast haar taak van algemeen belang (het beheren van treinstations, waaronder het ervoor zorg dragen dat reizigers op een veilige en adequate manier toegang wordt verleend tot perrons en spoorvoertuigen en het schoon en veilig houden van stations) tevens andere activiteiten met een winstoogmerk verricht (het exploiteren van treinstations), zolang zij zich blijft kwijten van de taken ten behoeve van het algemeen belang die haar specifiek zijn opgedragen.
Het aandeel van de met een winstoogmerk uitgeoefende activiteiten in de algehele activiteiten van NS Stations is voor de kwalificatie ervan als publiekrechtelijke instelling evenmin relevant.
en de Aanbestedingswet 2012. De vordering in 3.1. onder e (verklaring voor recht dat
NS Stations vanaf medio 2011 een aanbestedende dienst is) zal daarom worden toegewezen.
speciale-sectorbedrijf is en stelt zich op het standpunt dat JCDecaux Nederland geen voldoende belang heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht dat NS Stations vanaf medio 2011 een speciale-sectorbedrijf is.
Op 1 april 2013 is de Aanbestedingswet 2012 in werking getreden. Vóór die tijd was het Besluit aanbestedingen speciale sectoren (hierna: Bass) van kracht. Het toetsingskader voor de beantwoording van de vraag of een instelling/onderneming als een speciale-sectorbedrijf moet worden aangemerkt, is hetzelfde. Aan de beoordeling van de tussen partijen ter discussie staande vraag of NS Stations kwalificeert als een speciale-sectorbedrijf wordt echter niet toegekomen. Daartoe is het volgende redengevend.
Uit het voorgaande volgt dat NS Stations vanaf medio 2011 kwalificeert als een aanbestedende dienst. De beantwoording van de vraag of NS Stations daarnaast ook kwalificeert als een speciale-sectorbedrijf is van belang voor de beoordeling van de vraag welk aanbestedingsrechtelijk regime van toepassing is.
Wanneer NS Stations kwalificeert als een speciale-sectorbedrijf dan is in het geval dat zij een speciale-sectoropdracht in de markt wil zetten het speciale en lichtere regime zoals is neergelegd in het Bass (tot 1 april 2013) en zoals is neergelegd in deel 3 Aanbestedingswet 2012 (vanaf 1 april 2013) van toepassing. Dit lichtere regime geldt niet indien NS Stations een andere opdracht dan een speciale-sectoropdracht in de markt wil zetten. In dat geval geldt het gewone, zwaardere, regime zoals dat volgt uit de in de periode vanaf medio
april 2011 tot en met heden geldende aanbestedingsrecht (het Bao en de Aanbestedingswet 2012).
- de in december 2011 met Exterion buiten mededinging gesloten concessieovereenkomst
voor kleine reclamedragers, en
- de omstreeks juni 2015 en daarna één of meerdere keren verlengde overeenkomst
(door NS Stations aangeduid als: “pilot”) met [bedrijfsnaam 2] inzake de plaatsing en
exploitatie van digitale schermen op enkele grote stations waaronder Amsterdam CS,
Den Haag en Utrecht.
Op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie
(hierna: het Hof van Justitie EU) gold evenwel dat de aanbestedende dienst de fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht (beginsel van gelijke behandeling en het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit en de daaruit voortvloeiende transparantie-verplichting) in acht moest nemen wanneer de concessieovereenkomst, gelet op bepaalde objectieve criteria, een duidelijk grensoverschrijdend belang vertoonde.
Het gaat daarbij om concessieopdrachten waarvan de geraamde waarde, exclusief omzetbelasting, gelijk is aan of hoger is dan het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid,
NS Stations in beginsel niet aanbestedingsplichtig was toen zij:
- in december 2011 de concessieovereenkomst voor kleine reclamedragers met Exterion
sloot, en
- omstreeks juni 2015 een overeenkomst (door NS Stations aangeduid als “pilot”) met
[bedrijfsnaam 2] aanging inzake de plaatsing en exploitatie van digitale schermen op enkele
grote stations waaronder Amsterdam CS, Den Haag en Utrecht.
NS Stations voert daartegen gemotiveerd verweer.
4.35.1. Het bestaan van een duidelijk grensoverschrijdend belang kan niet louter hypothetisch worden afgeleid uit bepaalde gegevens die – in abstracto bezien – aanwijzingen daarvan zouden kunnen opleveren. Dit belang dient op positieve wijze te blijken uit de beoordeling – in concreto – van de opdracht in kwestie.
Daarbij dient te worden gekeken naar de waarde van de opdracht in relatie tot de plek van uitvoering of de technische specificaties van de opdracht. In die context kan tevens rekening worden gehouden met het bestaan van klachten van in andere lidstaten gevestigde marktdeelnemers, mits wordt nagegaan of het werkelijke klachten en geen schijnklachten betreft. Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan “het juridisch kader van de lidstaat van uitvoering” en het voldoen aan “taalvereisten”. Voor buitenlandse ondernemers kunnen deze factoren een dermate grote belemmering vormen, dat zij toch niet geïnteresseerd zijn in de opdracht. De facto is er dan geen sprake van een duidelijk grensoverschrijdend belang.
Er dienen concrete aanwijzingen te zijn dat er daadwerkelijk sprake is van belangstelling van Europese marktpartijen voor deze concessie.
JCDecaux SA heeft juist omdat de Europese markt voor concessies van reclamedragers zo interessant is allerlei dochtervennootschappen in Europa, onder wie JCDecaux Nederland, opgericht, aldus nog steeds JCDecaux Nederland. JCDecaux Nederland kan niet in deze stelling worden gevolgd.
nà 1 juli 2016 is verlengd dan kan het zo zijn dat NS Stations dit niet had mogen doen, omdat zij dit had moeten aanbesteden overeenkomstig het bepaalde in deel 2a van de Aanbestedingswet 2012. De rechtbank heeft echter onvoldoende informatie om te beoordelen of dit het geval is. Zij heeft nadere informatie nodig over de tijdstippen
waarop de overeenkomst is verlengd en de inhoud van de afspraken die NS Stations met
heeft gemaakt. Zij zal NS Stations daarom met toepassing van
artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) opdragen om deze informatie gemotiveerd onderbouwd met stukken alsnog bij akte te verstrekken.
Het is NS Stations daarbij toegestaan om de prijzen weg te lakken, aangezien dit concurrentiegevoelige informatie betreft. Voor zover er bij NS Stations nog andere bezwaren bestaan tegen het overleggen van de hiervoor bedoelde stukken dan dient zij dit bij akte gemotiveerd kenbaar te maken.
Zij weet echter niet welke overeenkomsten dit zijn en heeft daarom haar vordering zoals weergegeven in 3.2. onder i ingesteld. Deze vordering zal zoals hierna zal worden gemotiveerd worden afgewezen.
a) het hebben van een rechtmatig belang, en
b) het moet gaan om bepaalde bescheiden, en
c) men moet partij zijn bij de rechtsbetrekking.
alle overeenkomsten die in de periode vanaf medio 2011 tot en met heden op het gebied van straatmeubilair en reclame(concessies) door NS Stations zijn gesloten”.
Deze omschrijving is ruimer dan de overeenkomsten die JCDecaux Nederland in het kader van haar eigen bedrijfsvoering, te weten de levering en exploitatie van reclamedragers en de levering van straatmeubilair, sluit. JCDecaux Nederland heeft geen rechtmatig belang bij inzage in overeenkomsten die buiten de reikwijdte van haar eigen bedrijfsvoering vallen, zodat de vordering in zoverre al niet toewijsbaar is.
JCDecaux Nederland – kort gezegd – op de stelling dat NS Stations in 2011 aan
JCDecaux Nederland heeft toegezegd dat zij mocht meedingen naar reclamecontracten die NS Stations zou gaan gunnen, waaronder de concessie aangaande kleine reclamedragers die per 1 januari 2016 zou worden gegund en de opdracht voor digitale schermen op de stations, die na de pilot met [bedrijfsnaam 2] zou worden aanbesteed.
JCDecaux Nederland gestelde toezegging heeft gedaan en dat dit uit de door
JCDecaux Nederland overgelegde stukken zou volgen.
13 september 2010 geantwoord “
Nee, nog niet, maar je staat op de shortlist.”.
Op 6 juni 2011 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. In het door JCDecaux Nederland daarvan opgestelde gespreksverslag wordt geen melding gemaakt van een toezegging die NS Stations zou hebben gedaan. In dit gespreksverslag is – zakelijk weergeven – vermeldt dat:
- JCDecaux Nederland in het kader van deze bespreking aan NS Poort (de
rechtsvoorgangster van NS Stations) kenbaar heeft gemaakt dat zij graag reclamedragers
op de stations van NS Poort zou willen exploiteren,
- partijen van mening verschilde over de vraag of NS Stations na het aflopen van de
reclameconcessie met betrekking tot kleine reclamedragers deze reclameconcessie, zoals
JCDecaux Nederland meende, moest aanbesteden of dat zij deze, zoals NS Stations
betoogde, onderhands kon gunnen,
- NS Stations niet wist hoe zij zou omgaan met de andere contracten die zij nog in
portefeuille had; de zinssnede: “
Er zijn bovendien nog een aantal contracten, dat NS Poortin portefeuille heeft en waar ze nog niet van weten hoe ze daarmee om zullen gaan” wijst
daarop.
Dit alles wijst nog in het geheel niet in de richting van de door JCDecaux Nederland gestelde toezegging.
In het kader van een op 20 juni 2011 gehouden telefoongesprek zou door [E] van
NS Poort te kennen zijn gegeven dat JCDecaux Nederland het door haar aangekondigde
NS Poort andere interessante reclamecontracten aan de markt zou kunnen vergeven. Vervolgens heeft op 30 juni 2011 een bespreking tussen partijen plaatsgevonden.
NS Stations ook akkoord is gegaan met de door haar gestelde voorwaarde voor intrekking van het kort geding, die overigens door NS Stations wordt betwist.
NS Poort plaatsgevonden. Er zijn geen concrete aanknopingspunten dat tijdens deze bespreking de door JCDecaux Nederland gestelde toezegging is gedaan.
Het e-mailbericht die JCDecaux Nederland na deze bespreking aan NS Poort heeft gezonden, te weten het als productie 21f overgelegde e-mailbericht van 7 juli 2011, wijst daar in het geheel niet op. Het had voor de hand gelegen, zoals NS Stations ook betoogt, dat JCDecaux Nederland in deze e-mail de door haar gestelde toezegging zou hebben bevestigd als deze in de bespreking was gedaan. In deze e-mail, die gedeeltelijk is geciteerd in 2.13 van dit vonnis, wordt NS Poort bedankt voor het gesprek van 30 juni 2011 en wordt bevestigd dat JCDecaux Nederland graag zaken met NS Poort wil doen, bij voorkeur door middel van deelname aan aanbestedingen (tender) met betrekking tot reclame, en als dat niet mogelijk is dan wil JCDecaux Nederland graag gebruik maken van de door NS Poort voorgestelde mogelijkheid om zich met een team aan NS Poort te presenteren en de samenwerkingsmogelijkheden tussen hen te onderzoeken.
Vervolgens heeft [E] van NS Poort bij e-mailbericht van 11 juli 2011 (productie 21f van JCDecaux Nederland) aan JCDecaux Nederland te kennen gegeven dat zij graag een bespreking wil houden om de samenwerkingsmogelijkheden te onderzoeken.
Hetgeen daarna ook is gebeurd. Er heeft op 25 oktober 2011 een bespreking plaatsgevonden en als vervolg op dit gesprek is afgesproken dat er nog een afspraak wordt gepland om te “verkennen” waar de samenwerkingsmogelijkheden van JCDecaux Nederland en
NS Stations plaatsgevonden. JCDecaux Nederland heeft van dit gesprek een verslag gemaakt (productie 21 i van JCDecaux Nederland) en vermeldt in dit verslag dat zij op verzoek van NS Stations is langsgegaan voor een “beleefdheidsgesprek”. NS Stations, zo vermeldt JCDecaux Nederland het in dit verslag, wil namelijk een relatie opbouwen met verschillende buitenreclame-exploitanten in Nederland. Verder is in het verslag vermeldt dat NS Stations met drie “lots” (aanbestedingen) komt en aan het inventariseren is wie daarvoor belangstelling heeft. Ook in dit verslag wordt niet over een toezegging gerept.
Dit alles rijmt in het geheel niet met de stelling van JCDecaux Nederland dat NS Stations in het kader van de bespreking van 30 juni 2011 de toezegging zoals genoemd in 4.43 heeft gedaan.
JCDecaux Nederland onvoldoende onderbouwd aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan, niet toegekomen. Het door JCDecaux Nederland gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd.
Alleen ten aanzien van de vorderingen zoals genoemd in 3.2. onder h, l, n en k geldt dat de rechtbank nog nadere informatie nodig heeft om daarover volledig te kunnen te beslissen. Ten aanzien van deze vorderingen geldt dat de rechtbank al grotendeels afwijzend heeft beslist en dat alleen nog beoordeeld zal moeten worden of NS Stations met betrekking tot de verlengde concessieovereenkomst met [bedrijfsnaam 2] aanbestedingsplichtig was.
NS Stations zal zoals in 4.37. is overwogen, worden opgedragen om daarover bij akte informatie te verstrekken, waarna JCDecaux Nederland in de gelegenheid zal worden gesteld om bij antwoordakte daarop te reageren.
5.De beslissing
15 november 2017voor het nemen van een akte aan de zijde van NS Stations met een in rechtsoverweging 4.37. genoemde inhoud,