In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst / Toeslagen over de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2015. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag, die door de Belastingdienst was vastgesteld op € 813,-, en waarover € 1.399,- aan teveel ontvangen toeslag werd teruggevorderd. In het bestreden besluit van 29 mei 2017 werd het bezwaar van eiser gegrond verklaard, en de toeslag werd aangepast naar € 970,-, waarbij eiser € 167,- aan te weinig ontvangen toeslag werd toegekend. Eiser ging in beroep tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser de berekening van de Belastingdienst niet betwistte, maar hij voerde aan dat hij erop had mogen vertrouwen dat het toegekende voorschot correct was. De rechtbank oordeelde echter dat het systeem van toeslagen niet garandeert dat een voorschot ook bij de definitieve vaststelling wordt toegekend. Eiser kon geen rechten ontlenen aan de eerdere vaststelling van de toeslag over 2014, die volgens de Belastingdienst onjuist was vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de terugvordering van de teveel ontvangen toeslag rechtmatig was. De rechtbank benadrukte dat de wet geen ruimte biedt voor het afzien van terugvordering, en dat de berekening van de toeslag in het voordeel van eiser was uitgevallen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.