In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 24 oktober 2017, is een verzoek tot instelling van mentorschap behandeld. Het verzoek is ingediend door verzoeker 1 en verzoekster 2, die beiden de belangen van betrokkene behartigen. Betrokkene, geboren in 1951, is tijdelijk of duurzaam niet in staat om zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, zoals blijkt uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting. De kantonrechter heeft betrokkene niet gehoord, omdat hij niet in staat is zijn mening kenbaar te maken.
De verzoekers hebben verklaard dat hen door de zorginstelling waar hun broer verblijft, is opgedragen mentorschap aan te vragen. De kantonrechter heeft overwogen dat verzoekers al vele jaren de gezondheidsrechtelijke belangen van betrokkene behartigen en bereid zijn dit te blijven doen. Er zijn geen bezwaren gerezen tegen de voorgestelde mentor(en). De kantonrechter concludeert dat er geen noodzaak is voor het instellen van een mentorschap, maar om te voorkomen dat verzoekers niet meer bij de zorg van betrokkene worden betrokken, wordt toch mentorschap uitgesproken.
De beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders en in het openbaar uitgesproken door mr. P.J. Neijt. Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.