Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het procesverloop
- het vonnis van 21 september 2016
- de akte houdende producties van VP
- de akte houdende producties van StWEB
- de comparitie van partijen van 12 januari 2017, waarvan zich de door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen in het dossier bevinden.
2.De feiten en de vorderingen in conventie en in reconventie
De beoordeling in conventie en in reconventie3.
, toevoeging kantonrechter)nog tot en met donderdag 16 juni a.s. werkt voor het Branchecentrum’. De kantonrechter begrijpt op grond van die e-mail dat StWEB stelt dat de bedoelde afspraak op of rond 17 mei 2016 is gemaakt. Nu [A] van die vier weken nog slechts één week bij StWEB heeft gewerkt, heeft zij drie weken korter gewerkt dan was afgesproken, aldus StWEB. Zij stelt daardoor € 5.970,00 schade te hebben geleden (zie onder 2.5). [A] voerde naar zeggen van StWEB per week (dus in 8 uur) gemiddeld 9 gesprekken met mogelijke klantbedrijven, uit welke gesprekken gemiddeld drie afgesloten overeenkomsten (tot afname van een servicepakket) voortvloeiden. De omzetwaarde van een dergelijk contract beliep € 700,00 voor de eerste anderhalf jaar van de looptijd. Dat bedrag neemt StWEB als grondslag van haar schadeberekening: wanneer [A] drie weken langer had gewerkt, had dat werk tot (3 maal 3 =) negen contracten geleid, waarmee (9 maal € 700,00 =) € 6.300,00 aan omzet zou zijn gemoeid voor StWEB. De bespaarde loonkosten moeten daar weliswaar vanaf worden getrokken, maar de gemiste winst voor StWEB is naar haar zeggen niet veel lager dan de gemiste omzet.