ECLI:NL:RBMNE:2017:561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
5349175 AC EXPL 16-3593
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uitleenfee en opzegging uitleenovereenkomst met verrekening van schadevergoeding

In deze zaak vordert het detacheringsbedrijf Veluwe Personeel B.V. (VP) betaling van een uitleenfee van de Stichting Wetgeving en Belangen (StWEB) en zegt de uitleenovereenkomst op. StWEB beroept zich op verrekening met een schadevergoeding wegens schending van de contractuele opzegtermijn. VP heeft in conventie een bedrag van € 1.003,94 gevorderd, bestaande uit onbetaalde nota's en bijkomende kosten. StWEB heeft in reconventie een schadevergoeding van € 5.970,00 gevorderd, die zij stelt te hebben geleden door de voortijdige beëindiging van de detachering van een medewerker. De kantonrechter heeft geoordeeld dat StWEB niet voldoende heeft onderbouwd dat zij schade heeft geleden als gevolg van de beëindiging van de detachering. De vordering van VP is toegewezen, terwijl de reconventionele vordering van StWEB is afgewezen. De kantonrechter heeft StWEB veroordeeld in de proceskosten van VP.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 5349175 AC EXPL 16-3593
Vonnis van 8 februari 2017
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VELUWE PERSONEEL B.V.,
gevestigd te Garderen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Incassonet B.V.
tegen
de stichting
STICHTING WETGEVING EN BELANGEN, tevens handelend onder de naam Branchecentrum,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie.
Partijen worden hierna VP en StWEB genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het proces-verloop blijkt uit:
  • het vonnis van 21 september 2016
  • de akte houdende producties van VP
  • de akte houdende producties van StWEB
  • de comparitie van partijen van 12 januari 2017, waarvan zich de door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen in het dossier bevinden.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten en de vorderingen in conventie en in reconventie

2.1
VP is een specialist op het gebied van detachering van (technisch) personeel. StWEB is een branche-organisatie die (onder meer) aan bedrijven in de desbetreffende branche tegen betaling een servicepakket biedt, te weten toegang tot een netwerk van overheidscontacten binnen die branche en juridische diensten.
2.2
Medio 2015 is VP een overeenkomst aangegaan met StWEB, waarbij zij in opdracht en voor rekening van StWEB mevrouw [A] (hierna: [A] ) bij StWEB heeft gedetacheerd voor 8 uren per week. De door StWEB verschuldigde vergoeding bedroeg aanvankelijk € 11,00 per uur exclusief btw. De door [A] uit te oefenen functie was die van medewerker binnendienst, waarvoor een secretariële achtergrond was vereist, niveau 4. De daarbij behorende taak bestond uit het telefonisch benaderen van bedrijven binnen de branche, het proberen te spreken te krijgen van een medewerker van dat bedrijf die zeggenschap had over af te sluiten contracten, het wekken van interesse van die medewerker voor het door StWEB geboden servicepakket en - als die interesse was gewekt - het inplannen van een nadere afspraak tussen die medewerker en een collega van [A] bij StWEB, welke afspraak er toe diende het desbetreffende bedrijf als afnemer van StWEB’s servicepakket binnen te halen.
2.3
In verband met de detachering van [A] heeft VP aan StWEB onder meer twee nota’s gezonden:
- nota 201600837 factuurdatum 18 mei 2016 vervaldatum 17 juni 2016 ad € 539,99
- nota 201600840 factuurdatum 2 juni 2016 vervaldatum 2 juli 2016 ad € 266,20.
StWEB heeft deze nota’s, ondanks aanmaning, onbetaald gelaten.
2.4
Omdat [A] , indien zij bij een andere klant van VP zou worden gedetacheerd dan StWEB, voor VP een hogere detacheringsvergoeding zou opbrengen, heeft VP op 30 maart 2016 per e-mail aan StWEB meegedeeld dat de kosten voor de detachering van [A] dienden te worden verhoogd van (het toentertijd geldende tarief van) € 13,75 per uur naar € 15,00 per uur. StWEB heeft daar diezelfde dag bezwaar tegen gemaakt. Gezien dat bezwaar heeft VP besloten de detachering van [A] bij StWEB te beëindigen. VP heeft dat op 24 mei 2016 aan StWEB meegedeeld en daarbij gezegd dat [A] tot en met 26 mei 2016 bij StWEB zou kunnen werken. Zij heeft aangeboden per 30 mei 2016 voor vervanging van [A] bij StWEB te zorgen, maar StWEB - ontstemd over de opzegging - is daar niet op ingegaan. De laatste werkdag van [A] bij StWEB was 26 mei 2016.
2.5
VP vordert in conventie dat StWEB, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om VP € 1.003,94 te betalen, om haar voorts wettelijke rente over € 806,19 te betalen vanaf 22 augustus 2016 tot de voldoening, en om haar gedingkosten te vergoeden, deze kosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf twee dagen na de betekening van het vonnis. De som van € 1.003,94 is samengesteld uit € 806,19 (de optelling van de onder 2.3 genoemde notabedragen), uit € 120,93 aan buitengerechtelijke incassokosten en uit € 76,82 aan wettelijke rente over het notatotaal tot en met 22 augustus 2016.
2.6
StWEB vordert in reconventie, na vermindering van eis, dat VP wordt veroordeeld om aan StWEB € 5.970,00 te betalen, althans een schadevergoeding waarvan de omvang in goede justitie door de kantonrechter wordt vastgesteld en om de gedingkosten van StWEB te vergoeden. Het bedrag van € 5.970,00 is opgebouwd uit € 6.300,00 aan omzet die StWEB stelt gemist te hebben als gevolg van de onregelmatige beëindiging door VP van het detacheringscontract van [A] (gedurende drie weken ad € 2.100,00 per week) minus € 330,00 aan door StWEB gedurende die drie weken bespaarde (toenmalige) loonkosten van [A] .
2.7
Partijen weerspreken elkaars stellingen en vorderingen. Hun stellingen en verweren komen hieronder nader aan de orde, voor zover van belang voor de afdoening van het geding.

De beoordeling in conventie en in reconventie3.

3.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het totaal van de bedoelde nota’s (€ 806,19) in beginsel door StWEB aan VP verschuldigd is, nu het de vergoeding betreft voor de detachering van [A] in een periode waarin zij voor StWEB heeft gewerkt, conform het tussen partijen geldende tarief. StWEB beroept zich echter, naar de kantonrechter verstaat, op haar recht om de nakoming van haar betalingsverplichting op te schorten, nu zij door wanprestatie van VP schade heeft geleden en zij het verschuldigde notabedrag met het haar toekomende schadebedrag mag verrekenen. Dit betreft het schadebedrag waarvan zij in reconventie betaling vordert. De toewijsbaarheid van de conventionele én de reconventionele vordering staat of valt daarom met het antwoord op de vraag of VP jegens StWEB is tekort geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens StWEB en zo ja, of StWEB als gevolg daarvan het gestelde bedrag als schade heeft geleden.
3.2
Het bedoelde tekortkomen is, naar StWEB haar stellingen op dit punt ter comparitie heeft verwoord, gelegen in de voortijdige beëindiging van de detachering van [A] door VP. StWEB stelt dat zij, op enig moment na 30 maart 2016, met VP heeft afgesproken dat [A] nog een periode van zes weken bij StWEB werkzaam zou blijven, welke periode nadien in overleg tussen partijen is verkort tot vier weken, te weten tot en met 16 juni 2016. StWEB wijst in verband hiermee op een door haar overgelegde e-mail van haar bestuurder [B] aan [C] van VP van 24 mei 2016, waarin [B] zegt ‘wij hebben vorige week heel erg duidelijk afgesproken dat [A] (
, toevoeging kantonrechter)nog tot en met donderdag 16 juni a.s. werkt voor het Branchecentrum’. De kantonrechter begrijpt op grond van die e-mail dat StWEB stelt dat de bedoelde afspraak op of rond 17 mei 2016 is gemaakt. Nu [A] van die vier weken nog slechts één week bij StWEB heeft gewerkt, heeft zij drie weken korter gewerkt dan was afgesproken, aldus StWEB. Zij stelt daardoor € 5.970,00 schade te hebben geleden (zie onder 2.5). [A] voerde naar zeggen van StWEB per week (dus in 8 uur) gemiddeld 9 gesprekken met mogelijke klantbedrijven, uit welke gesprekken gemiddeld drie afgesloten overeenkomsten (tot afname van een servicepakket) voortvloeiden. De omzetwaarde van een dergelijk contract beliep € 700,00 voor de eerste anderhalf jaar van de looptijd. Dat bedrag neemt StWEB als grondslag van haar schadeberekening: wanneer [A] drie weken langer had gewerkt, had dat werk tot (3 maal 3 =) negen contracten geleid, waarmee (9 maal € 700,00 =) € 6.300,00 aan omzet zou zijn gemoeid voor StWEB. De bespaarde loonkosten moeten daar weliswaar vanaf worden getrokken, maar de gemiste winst voor StWEB is naar haar zeggen niet veel lager dan de gemiste omzet.
3.3
Voor het geval de gestelde afspraak over de vierweekse periode niet komt vast te staan, stelt StWEB dat de detachering van [A] voortijdig is beëindigd omdat VP, naar de omstandigheden van het geval in redelijkheid en billijkheid meebrengen, gehouden was een langere opzegtermijn in acht te nemen dan zij heeft gedaan, te weten een opzegtermijn van (eveneens) vier weken, dan wel een opzegtermijn van zodanige lengte als de kantonrechter in goede justitie zal oordelen. Voor dit geval berekent StWEB haar schade op dezelfde voet als onder 3.2 omschreven.
3.4
VP bestrijdt de door StWEB gestelde afspraak rond de vierweekse periode en ook bestrijdt zij los van een dergelijke afspraak tot enige langere opzegtermijn gehouden te zijn geweest dan zij in feite heeft toegepast (één week). Voorts bestrijdt zij de door StWEB gestelde schade.
3.5
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven of de door StWEB gestelde afspraak is gemaakt en zo nee, of VP uit hoofde van de omstandigheden van het geval naar de eisen van de redelijkheid en billijkheid gehouden was een langere opzegtermijn in acht te nemen dan de in feite door haar gehanteerde termijn van één week. Daartoe is het volgende doorslaggevend. Ook indien er van wordt uitgegaan dat er een opzegtermijn van vier weken (of van enige duur tussen één week en vier weken) in acht genomen had moeten worden, dan nog is het gelijk in dit geding uitsluitend aan de zijde van StWEB wanneer vast komt te staan dat zij recht heeft op vergoeding van de gestelde, maar door VP bestreden, schade. StWEB heeft haar stellingen op dat punt echter onvoldoende onderbouwd. Zonder de hier van StWEB te verlangen toelichting, die ontbreekt, valt immers niet in te zien dat de omstandigheid dat [A] gedurende drie weken (of enige kortere termijn) korter heeft gewerkt dan (mogelijk) had gemoeten, voor StWEB tot een schade heeft geleid die samenvalt met de omzetwaarde van negen ‘gemiste’ contracten (rond het StWEB-servicepakket) gedurende de eerste anderhalf jaar van die contracten. Daartoe zou namelijk moeten vast staan dat die negen contracten niet zijn afgesloten doordat [A] te kort heeft gewerkt bij StWEB én dat die contracten ook door andere arbeidskrachten van StWEB (bijvoorbeeld degenen met wie [A] vervolgafspraken placht te plannen) niet afgesloten hebben kunnen worden, niet in de periode waarin [A] (mogelijk) ten onrechte niet meer bij StWEB werkte, maar ook niet in de periode nadien. Met andere woorden: voor toewijsbaarheid van de gestelde schadeclaim moet vast staan dat het ‘te korte’ werken van [A] bij StWEB de mogelijkheid om de gemiddelde aantallen contracten af te sluiten definitief met negen stuks heeft verminderd. Een dergelijke slotsom ligt zeker niet voor de hand en door StWEB is niets aangevoerd dat rechtvaardigt dat die slotsom desondanks hier getrokken moet worden.
3.6
Mogelijkerwijs heeft het ‘te korte’ werken van [A] (zo daar sprake van is) vertraging tot gevolg gehad in de totstandkoming van de door StWEB gewenste contracten met haar afnemers en is daar voor StWEB schade uit voort gevloeid, maar dat is nadrukkelijk niet de grondslag waarop zij haar schadeclaim baseert. De wijze waarop zij die claim heeft verwoord, is aldus naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende met dragende feiten en omstandigheden omkleed. Die claim houdt daarom geen stand. De kwestie van de geldende opzegtermijn behoeft daarom geen verdere bespreking. Reeds hierom is het voornoemde opschortings- en verrekeningsverweer ten onrechte gevoerd en is de door VP gevorderde hoofdsom (€ 806,19) met de daarover gevorderde wettelijke rente (waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd) toewijsbaar.
3.7
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim van StWEB tot voldoening van de hoofdsom na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gaat daarbij om de regels die dat Besluit voorschrijft voor het geval de schuldenaar - zoals StWEB - een professionele partij is. Krachtens dat besluit is vereist dat er daadwerkelijke incassohandelingen zijn verricht door de schuldeiser, waarbij een enkele sommatiebrief volstaat. Blijkens de door VP overgelegde bescheiden is een dergelijke brief verzonden aan StWEB. Bovendien is de omvang van het gevorderde bedrag in overeenstemming met de krachtens het Besluit geldende staffel, die voor de hier toepasselijke categorie een vergoeding van maximaal 15% van de hoofdsom voorschrijft. De buitengerechtelijke incassokosten zijn aldus toewijsbaar.
3.8
Uit het voorgaande volgt dat de reconventionele schadevordering van StWEB ten onrechte is ingesteld en dat deze moet worden afgewezen.
3.9
StWEB moet als de in het ongelijk gestelde partij in de gedingkosten worden veroordeeld, aan de zijde van VP tot op heden begroot op:
- in conventie: € 82,54 explootkosten
€ 471,00 vast recht
€ 200,00salaris gemachtigde (twee salarispunten ad € 100 per punt)
€ 753,54
- in reconventie: € 250,00 (één salarispunt ad € 250 per punt).
3.1
De wettelijke rente over de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de nakosten zijn toewijsbaar op de wijze die hieronder is vermeld.

4.Beslissing

De kantonrechter,
in conventie
4.1
veroordeelt StWEB om aan VP te betalen € 1.003,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 806,19 vanaf 22 augustus 2016 tot aan de voldoening,
4.2
veroordeelt StWEB in de gedingkosten, tot op heden aan de zijde van VP begroot op € 753,54, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien StWEB niet binnen veertien dagen na dit vonnis aan deze betalingsverplichting voldoet, te berekenen vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de voldoening,
in reconventie
4.3
wijst de vordering af,
4.4
veroordeelt StWEB in de gedingkosten, tot op heden aan de zijde van VP begroot op € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien StWEB niet binnen veertien dagen na dit vonnis aan deze betalingsverplichting voldoet, te berekenen vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de voldoening,
in conventie en in reconventie voorts
4.5
veroordeelt StWEB, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door VP volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 50,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de voldoening,
- alsook vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening,
4.6
verklaart de hiervoor onder 4.1, 4.2, 4.4 en 4.5 gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.7
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd..
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.
Conc: RS/4234
Coll: BA/4761