Bij brief van 30 maart 2017 heeft de burgemeester van de gemeente [woonplaats] aan [gedaagden] bericht dat hij het voornemen heeft om de woning aan het [adres] voor de duur van drie maanden te sluiten. De brief bevat daartoe de volgende motivering:
“(…)
Op 20 maart 2017 ontving ik een bestuurlijke rapportage van de politie Midden Nederland. Daarin wordt een dermate verontrustende situatie over uw woning aan de[adres]geschetst, dat ik het voornemen heb om uw woning voor de duur van 3 maanden te sluiten. Ik heb deze bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
(…)
Bestuurlijke rapportage
De informatie die de politie in haar bestuurlijke rapportage vermeld baart mij ernstige zorgen. In ieder geval leidt het tot de conclusie dat de in de rapportage beschreven activiteiten leiden tot een gevaar voor de openbare orde en een ontoelaatbare druk op het woon- en leefklimaat.
(…)
Bevindingen van de politie
U beiden bent hoofdbewoner van de woning aan de [adres] . U woont hier samen met uw zoon, de heer [B] . Ook een andere zoon, [C] , lijkt met regelmaat gebruik te maken van uw woning. De woning is eigendom van een woningbouwvereniging, te weten Groenwest. Op 14 februari 2017 is tijdens een doorzoeking in en bij uw woning een handelshoeveelheid drugs aangetroffen, samen met verschillende items die in het criminele circuit veelvuldig gebruikt worden bij de handel in verdovende middelen. U bent aangehouden en als verdachte aangemerkt vanwege overtreding van de Opiumwet.
(…)
Doorzoeking
Tijdens de doorzoeking van de woning en de bijbehorende gebouwen werd door de politie in totaal1125,03 gram softdrugsaangetroffen.
(…)
Bekendheid woning
Uit de rapportage komt zonder meer naar voren dat uw woning al veel langer betrokken is bij de handel in drugs. Om die reden is er zonder meer een bekendheid van uw woning in het drugscircuit. Ik wijs daarbij op de volgende zaken in de rapportage (niet limitatief):
Op 26 oktober 2011 vond er al eerder een doorzoeking plaats in uw woning. Aanleiding voor deze doorzoeking was informatie waaruit bleek dat u in het bezit zou zijn van een vuurwapen. Bij de doorzoeking werden twee plakken hasj van 149,25 en 99,71 gram en een ploertendoder aangetroffen.
In mei 2012 controleerde de politie een voertuig met twee personen waaronder u, de heer [gedaagde sub 1] . In het voertuig werden twee grote plakken hasj aangetroffen. Bovendien bleek dat u in het bezit was van € 3000,00 euro aan contanten. Bij de daaropvolgende doorzoeking in uw woning trof de politie een afschrift van een Marokkaanse bankrekening aan welke verstopt zat achter een schilderij. Omgerekend stond er een bedrag van bijna € 6000,00 euro op deze rekening.
Op 14 mei 2015 ziet de politie dat een voertuig geparkeerd staat bij uw woning. De tenaamgestelde van dit voertuig betreft een man uit Hilversum met meerdere criminele antecedenten waaronder twee antecedenten op de Opiumwet.
In april 2016 ontvangt de politie een melding waarin staat dat u, de heer [gedaagde sub 1] , al zo’n 20 jaar handelt in verdovende middelen.
In het politieonderzoek bent u afgeluisterd en geobserveerd. Wanneer de politie de bevindingen van de observaties relateert aan de grote regelmaat waarmee u, de heer [gedaagde sub 1] , telefonische gesprekken voert waarin u versluierd spreekt over de handel in verdovende middelen, dan ziet de politie het als aannemelijk dat u deze gesprekken onder meer voert op het moment dat u aanwezig bent in uw woning aan de [adres] te [woonplaats] . Het is dan ook mede vanwege dit feit aannemelijk dat uw woning te relateren valt aan de handel in verdovende middelen en daar onderdeel vanuit maakt. Dit geldt ook voor uw zoon waarvan aannemelijk is dat hij regelmatig bij u in de woning verblijft. Ik heb het horecabedrijf van uw zoon inmiddels gesloten, mede vanwege de klachten omtrent drugsgebruik en zijn zeer aannemelijke betrokkenheid bij drugshandel.
Op basis van de bovenstaande bevindingen, o.a. uit tabs en observaties, constateert de politie dat u, de heer [gedaagde sub 1] , meerdere malen met meerdere personen belt over deals en het betalen van geld. U doet dit ook vanuit uw woning aan de [adres] , maar u spreekt daarbij op andere locaties af. De horecagelegenheid van uw zoon heeft hierbij een betrokkenheid. De politie concludeert dat u uw handel ook regelt vanuit uw woning.
Overige zaken
De bestuurlijke rapportage is zo uitvoerig en geeft zoveel informatie over uw daden vanuit uw woning dat ik mij in dit geval beperk tot enkele opvallende zaken:
Antecedenten: U, de heer [gedaagde sub 1] , heeft verschillende antecedenten in relatie tot het bezit van wapens en het bezit en de handel in softdrugs. Ook u, mevrouw [gedaagde sub 2] , heeft diverse antecedenten achter uw naam staan die betrekking hebben op wapenbezit en opiumdelicten.
U heeft, zo blijkt uit het onderzoek, de beschikking over een aanzienlijk vermogen. U bezit verschillende stukken vastgoed in het buitenland. Deze zijn voor aanzienlijke bedragen gekocht. Dit terwijl u beide ook nog de beschikking heeft over een uitkering, al sinds een groot aantal jaren.
U, mevrouw [gedaagde sub 2] , riep bij de doorzoeking in een andere taal iets tegen één van uw eigen kinderen. Eén van de aanwezige agenten sprak die taal echter. Zodoende was duidelijk dat u erop wees dat er geld verstopt was. U moet dus op de hoogte zijn geweest van dit soort zaken in uw woning.
Conclusie
Gelet op de feiten concludeer ik dat er sprake was van een handelshoeveelheid softdrugs in en rond uw woning ten tijde van de inval van de politie. Wat mij nog meer zorgen baart is het feit dat het uit alle feiten zeer aannemelijk is dat er al jarenlang sprake is van het handelen in drugs in, rond en vanuit uw woning. In feite lijkt er sprake te zijn van een goed georganiseerde familiehandel. De buurt is hieraan blootgesteld. Dit kan en wil ik niet langer tolereren.
(…)
Voorlopige belangenafweging
Nu sprake is van een aangetroffen handelshoeveelheid drugs in uw woning en uit informatie van de politie meer dan aannemelijk is dat de handel hierin al jaren gaande moet zijn geweest heb ik de bevoegdheid om uw woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. De enige vraag die ik mij dan dien te stellen is of er zwaarwegende belangen zijn die ik zwaarder moet laten wegen dan de belangen die gemoeid gaan met het sluiten van de woning. Ik ben op dit moment in ieder geval van mening van niet.
(…)
Uw belang zet ik af tegen het belang van de omwonenden en de buurt. De aanwezigheid van een grote hoeveelheid drugs vormt vanuit zijn aard een gevaar voor de openbare orde. Veel mensen lijken te weten waar u zich mee bezighoudt en het risico op incidenten is dan ook groot. U hoeft de media maar te volgen en we weten allemaal wat er met regelmaat gebeurd binnen het drugsmilieu. Ruzies worden niet zelden beslecht met vuurwapens en het gevaar op een ‘ripdeal’ bestaat altijd. Ik kan niet tolereren dat u met uw illegale handel uw woonomgeving in gevaar brengt. Het sluiten van de woning zal tot gevolg hebben dat de buurt tot rust komt en de bekendheid van uw woning als pand waar drugs aanwezig zijn en van waaruit drugsdealers hun handel drijven wordt opgeheven. Ik hecht daar grote waarde aan.
Gelet op het bovenstaande en na een voorlopige afweging van alle betrokken belangen ben ik van mening dat het sluiten van de woning in dit geval de juiste maatregel is. Het doel van deze sluiting is om de bekendheid van de woning als drugspand te doorbreken, de bekendheid van de woning in het drugscircuit te doorbreken en te verhinderen dat de woning (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel. Een andere maatregel of kortere termijn is naar mijn mening hiertoe niet afdoende gezien de lange termijn dat al door u in drugs werd gehandeld (minimaal 6 jaar) vanuit uw woning.
Voornemen sluiting woning
(…)
Omdat de hoeveelheid van 5 gram is overschreden, maar ook vanwege het beeld dat in de rapportage naar voren komt over de drugshandel vanuit uw woning ben ik voornemens omper 17 april 2017 de woning aan de [adres]in [woonplaats] , waar u woonachtig bent, te sluiten voor eenperiode van 3 maanden.
(…)’