ECLI:NL:RBMNE:2017:5648

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
C/16/445386 FT RK 17/1450 en C/16/445386 FT RK 17/1451
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak hebben verzoekers op 15 september 2017 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek is behandeld op de zitting van 10 november 2017, waarbij de verzoekers aanwezig waren. Volgens artikel 285 lid 1 van de Faillissementswet dient in het verzoekschrift een met redenen omklede verklaring te worden opgenomen dat er geen reële mogelijkheden zijn voor een buitengerechtelijke schuldregeling. Dit is cruciaal voor de toewijzing van de schuldsaneringsregeling. Bij het verzoekschrift was een verklaring gevoegd van mevrouw [A], die bevestigde dat er geen aanbod aan de crediteuren was gedaan, omdat twee crediteuren een faillissementsverzoek hadden ingediend tegen de vennootschap onder firma en de verzoekers als vennoten.

De rechtbank constateert dat er onvoldoende tijd is geweest om een buitengerechtelijke schuldregeling te proberen, gezien de noodzaak om faillissementsaanvragen met spoed te behandelen. Verzoekers hebben herhaaldelijk aangegeven dat zij de voorkeur geven aan een minnelijke regeling. Het verzoek is eerder met instemming van de faillissementsverzoekers voor twee weken aangehouden om te proberen een herfinanciering met de Rabobank te realiseren, maar dit is niet gelukt. De rechtbank biedt verzoekers de gelegenheid om bij de faillissementsverzoekers na te gaan of zij bereid zijn de behandeling van het faillissementsverzoek voor langere tijd aan te houden.

De rechtbank besluit de uitspraak op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling aan te houden tot 1 december 2017, zodat verzoekers de kans krijgen om een buitengerechtelijke regeling te treffen. De rechtbank merkt op dat, ondanks het gebrek aan een reële poging tot een buitengerechtelijke regeling, verzoekers in aanmerking komen voor de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummers: C/16/445386 / FT RK 17/1450 en C/16/445386 / FT RK 17/1451
uitspraakdatum: 17 november 2017
uitspraak op grond van artikel 288 van de Faillissementswet
(“toepassing schuldsanering”)

enkelvoudige kamer

[verzoeker 1] en

[verzoeker 2] ,
beiden wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoekers,
hebben op 15 september 2017 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 10 november 2017 in aanwezigheid van verzoekers.
Uit artikel 285 lid 1 aanhef en onder f van de Faillissementswet (Fw) volgt dat in het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling of in een daarbij te voegen bijlage, een met redenen omklede verklaring dient te worden opgenomen dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden de schuldenaar beschikt. Zonder deze met redenen omklede verklaring kan de schuldsaneringsregeling niet van toepassing worden verklaard.
Bij het verzoekschrift zit een verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1 sub f Fw opgesteld door mevrouw [A] , consult schuldverlening bij de Gemeente […] . Uit deze verklaring blijkt dat de crediteuren geen aanbod is gedaan, omdat een tweetal crediteuren een verzoekschrift tot faillietverklaring van de vennootschap onder firma [naam vennootschap onder firma] en van verzoekers als vennoten van deze V.O.F. hebben ingediend. De behandeling van de verzoeken tot faillietverklaring van verzoekers zijn geschorst in verband met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank begrijpt dat, gelet op het gegeven dat overeenkomstig artikel 4 Fw een faillissementsaanvraag met grote spoed dient te worden behandeld, er te weinig tijd is geweest om een reële buitengerechtelijke schuldregeling proberen tot stand te brengen. Daarvoor is in beginsel 6 maanden nodig.
Verzoekers hebben op de terechtzitting meermalen meegedeeld dat hun voorkeur uitgaat naar het treffen van een minnelijke schuldregeling. In dit verband is het onderhavige verzoek al eerder – met instemming van de faillissementsverzoekers – voor 2 weken aangehouden om te proberen met de Rabobank een herfinanciering overeen te komen. Dit is echter niet gelukt. Verzoekers wensen dat het verzoek voor langere tijd wordt aangehouden, zodat zij kunnen proberen een minnelijke schuldenregeling tot stand te brengen.
De rechtbank overweegt dat de schuldsaneringsregeling een complementair karakter heeft en dat het treffen van een buitengerechtelijke schuldregeling de voorkeur heeft.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verzoekers in de gelegenheid stellen om bij de faillissementsverzoekers na te gaan of zij bereid zijn de behandeling van het faillissementsverzoek voor langere duur aan te houden.
Uiterlijk op 1 december dienen verzoekers de rechtbank te berichten of de faillissementsverzoekers bereid zijn het verzoek voor langere tijd aan te houden. Indien dat het geval is dienen verzoekers een brief van de faillissementsverzoekers mee te sturen waaruit blijkt voor welke termijn zij het verzoek willen aanhouden.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ondanks dat er geen reële poging heeft kunnen plaatsvinden om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, verzoekers in aanmerking komen voor toepassing van de schuldsaneringsregeling

Beslissing

De rechtbank
houdt de uitspraak op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling aan tot
1 december 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2017.