Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 19 april 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 31 augustus 2017 en de brief van 7 september 2017 van mr. Vonk met aanvullende opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten
€ 30.000,- (308 GTS) respectievelijk € 40.000,- (Testarossa).
3.Het geschil en de beoordeling daarvan
dat gedaagden worden veroordeeld om als voorschot op die schadevergoeding te betalen een bedrag van € 200.000,- en dat de schade voor het overige wordt opgemaakt bij staat;
“Het moet dan ook voor [eiser] duidelijk zijn geweest dat [gedaagde sub 1] met de pandakte en de verkoopovereenkomst in ieder geval ook beoogd heeft zekerheid voor haar vordering te verkrijgen.”
€ 25.912,10 onbetaald zijn gebleven. De openstaande facturen heeft zij in het geding gebracht, deze zijn gedateerd van 30 april 2013 tot en met 3 juni 2014. Zij wijst erop dat [eiser] deze vordering voor een bedrag van € 12.000,- heeft erkend in de dagvaarding in de eerdere procedure tussen partijen.
“ [gedaagde sub 2] heeft [eiser] vanaf die kennismaking geadviseerd op financieel gebied, eerst bij wijze van vriendendienst en sinds 1 januari 2011 op betalende basis.”[eiser] heeft niet uitgelegd hoe dat eerdere standpunt is te verenigen met zijn stelling dat hij [gedaagde sub 1] nooit opdracht heeft gegeven.
€ 70.000,-. [eiser] stelt dat de Ferrari’s (veel) meer waard waren. Daarbij wijst [eiser] op de taxatiecertificaten van 17 november 2016 waaruit een waarde van € 94.000 en € 120.000 volgt. Hij heeft die documenten in deze procedure ingebracht. Volgens [gedaagde sub 1] waren de Ferrari’s samen niet meer waard dan € 70.000,-. Dat blijkt uit de taxatierapporten die destijds zijn gemaakt. Zij bestrijdt de deskundigheid van de persoon die de taxatiecertificaten, die [eiser] overlegt, heeft gemaakt. Ook wijst zij er op dat deze persoon de Ferrari’s niet heeft gezien en de (slechte) onderhoudstoestand niet mee laat tellen in de waardebepaling. [eiser] stelt daar tegenover dat de staat van onderhoud goed was en dat die bovendien niet relevant is bij dit soort Ferrari’s.
€ 40.000,- inclusief BTW en de (vervangings)waarde van de Ferrari 308 GTS op € 25.000,- inclusief BTW. Daarnaast heeft [gedaagde sub 1] met stukken onderbouwd dat de Ferrari’s in een matige of slechte staat van onderhoud verkeerden in oktober 2014. Dat blijkt uit de genoemde taxatierapporten, maar ook uit mails van een reparatiebedrijf dat Ferrari’s onderhoudt en repareert. [eiser] heeft niet betwist dat de waarde is getaxeerd door een op dat gebied erkende en deskundige taxateur. Wel stelt hij dat dat deze taxatierapporten vermoedelijk zijn opgesteld op het moment dat de verkoop door [gedaagde sub 1] al was gesloten. Waarop hij dit vermoeden baseert en welke gevolgen dat vermoeden heeft, maakt [eiser] echter niet duidelijk. De rechtbank gaat dan ook aan die ongefundeerde stelling voorbij.
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)