ECLI:NL:RBMNE:2017:5715

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
16/659608-16 en 16/652899-17 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor grootschalige drugshandel en witwassen van bitcoins

Op 14 november 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee 24-jarige mannen uit Utrecht en Amsterdam, die zijn veroordeeld voor grootschalige drugshandel en het witwassen van bitcoins. De hoofdverdachte, een 24-jarige man uit Utrecht, kreeg een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd, terwijl zijn medeverdachte uit Amsterdam een celstraf van 4,5 jaar kreeg. De verdachten hebben in de periode van 2014 tot 2015 grote hoeveelheden harddrugs, waaronder speed en XTC-pillen, verhandeld via het darknet, waarbij ze betalingen in bitcoins accepteerden. Ze maakten gebruik van een bitcoin mixing service om de herkomst van de bitcoins te verhullen. Na het stilvallen van de drugshandel richtte de Utrechtse verdachte zich op de bitcoinhandel, waarbij hij op grote schaal bitcoins aankocht, waarvan een aanzienlijk deel afkomstig was van illegale activiteiten op het darknet. In totaal verhandelden de mannen ongeveer 10 kilo aan drugs en verwierven ze meer dan 20.000 bitcoins, met een geschatte waarde van meer dan 5 miljoen euro. Naast de hoofdverdachten stonden er nog vier andere verdachten terecht, waaronder twee vrouwen die zich schuldig maakten aan witwassen en een man die werd vrijgesproken omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wist dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan ernstige strafbare feiten die de integriteit van het financiële systeem ondermijnen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659608-16 en 16/652899-17 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats] , op het adres [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De inhoudelijke behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19, 20 en 21 september 2017. Ter zitting van 31 oktober 2017 is het onderzoek gesloten. Eerder is de zaak met parketnummer 16/659608-16 ter zitting behandeld op 23 juni 2016, 8 september 2016, 8 november 2016 en 6 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen mrs. S. Schuurman en C.C. Polat, beiden advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht. Verdachte is zelf niet ter terechtzitting verschenen

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 19 september 2017 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/659608-16:
Feit 1 primair:in de periode van 19 november 2014 tot en met 7 november 2015 te Utrecht al dan niet samen met anderen een hoeveelheid sieraden ter waarde van € 5.975,- en een geldbedrag van € 12.390,57 heeft witgewassen;
dan wel
subsidiair:in dezelfde periode en op dezelfde plaats medeplichtig is geweest aan genoemde handelingen;
Feit 2:op 13 oktober 2015 te Utrecht 10 scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/652899-17:
primair:in de periode van 19 juli 2015 tot en met 13 januari 2016 te Utrecht, in elk geval in Nederland, en/of te Marokko, al dan niet samen met anderen, een geldbedrag van ongeveer € 125.000,- heeft witgewassen;
dan wel
subsidiair:in dezelfde periode en op dezelfde plaats medeplichtig is geweest aan genoemde handelingen.
De rechtbank nummert het bij de dagvaarding met parketnummer 16/652899-17 ten laste gelegde feit als feit 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
Internationaal aspect
Ten laste is gelegd het witwassen van een geldbedrag in Nederland en/of Marokko. Gelet op de tenlastelegging en het bepaalde in artikel 2 Wetboek van Strafrecht heeft Nederland rechtsmacht. De rechtbank heeft ambtshalve vastgesteld dat ook in Marokko straf is gesteld op witwassen, zodat de Nederlandse strafwet ook ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk is waar het mogelijk handelen van verdachte in Marokko betreft. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk.
Ook voor het overige is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat het Openbaar Ministerie op geen enkele wijze heeft aangetoond dat het niet anders kan dan dat het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft daarentegen niet op voorhand volstrekt onaannemelijke verklaringen gegeven over de herkomst van dit geldbedrag. Daarnaast is niet gebleken dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is uit de bitcoinhandel van haar zoon [medeverdachte 1] . Wat betreft de sieraden heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte deze zelf heeft aangeschaft en al langere tijd in haar bezit heeft.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde aangevoerd dat niet kan worden aangetoond dat het startkapitaal uit de bitcoinhandel van enig misdrijf afkomstig was. Bovendien had verdachte hiervan geen wetenschap. Zij ging ervan uit dat de bij haar zoon aanwezige geldbedragen afkomstig waren van [bedrijf] en de legale bitcoinhandel. Verdachte had dan ook niet hoeven vermoeden dat het geldbedrag dat zij bij de bank heeft opgenomen van enig misdrijf afkomstig was, aldus de raadsman.
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 13 oktober 2015 is de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] doorzocht. In verschillende kamers wordt in meubels, kledingstukken, een tas en een vaas een geldbedrag van in totaal € 12.390,57 aangetroffen. In deze woning zijn naast verdachte en haar zoon [medeverdachte 1] drie andere personen woonachtig. Gelet hierop en de wijze waarop het geldbedrag verspreid in de woning is aangetroffen, kan niet worden vastgesteld dat dit geldbedrag afkomstig is uit de drugs- of bitcoinhandel van [medeverdachte 1] . Evenmin kan uit het dossier worden afgeleid dat dit geldbedrag een andere criminele herkomst heeft.
Ook worden in voormelde woning diverse gouden sieraden aangetroffen. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte deze sieraden heeft witgewassen.
Concluderend acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het in de woning aangetroffen geldbedrag en de sieraden van enig misdrijf afkomstig zijn en zal zij verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.3.2
Feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit, welke bewijsmiddelen telkens slechts worden gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis wordt bij het bespreken van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 tussendoor reeds een bewijsoverweging opgenomen. Deze tussentijdse bewijsoverweging is cursief weergegeven.
Gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte; [2]
- de bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 2 november 2015. [3]
Gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3:
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of de door [medeverdachte 1] na 1 januari 2015 ingekochte bitcoins - de door hem genoemde bitcoinhandel - een criminele herkomst hebben. Voor de beoordeling hiervan acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang.
Criminele herkomst
De deskundige R.S. van Wegberg heeft verklaard dat een eigenschap van het TOR-netwerk is dat als een gebruiker surft naar een website, de IP-adressen worden afgeschermd voor beide partijen. De websites op het TOR-netwerk, met vraag en aanbod van producten en diensten, worden dark markets genoemd. 80% van wat daar wordt aangeboden betreft drugs. 20% betreft goederen en diensten. 90% van alle producten zijn illegale producten, zo is gebleken uit onderzoek. [4] Tot nu toe vereist alles op die dark markets een betaling met bitcoins. [5]
Het overgrote deel van de bitcoins dat bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna aan te duiden als: [medeverdachte 2] ) is terechtgekomen, was afkomstig van bronclusters die direct werden gevoed met betaling uit darknet markets. [6] De bitcoinstromen tussen de darknet markets en bitcoinclusters die werden beheerd door de genoemde medeverdachten zijn in kaart gebracht. De clusters waar de meeste bitcoins in en uit zijn gegaan, zijn clusters A, B en C. [7]
Deze clusters bestaan uit bitcoinadressen die afkomstig zijn van Anycoin (clusters A en B) dan wel Anycoin en Bitonic (Cluster C). Anycoin en Bitonic ontvangen vanaf de in deze clusters vermelde bitcoinadressen bitcoins op de accounts van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] . [8]
In cluster A zijn in totaal ruim 9.263 bitcoins ontvangen en 9.263 verzonden. De bitcoinadressen waar bitcoins vanuit cluster A naartoe gezonden zijn, zijn adressen die hoorden bij de Krakenaccounts van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Vanuit cluster A werden ook bitcoins overgemaakt naar accounts op naam van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , aangehouden bij Anycoin. Van de 9.263 bitcoins die binnenkwamen, zijn 5.504 bitcoins afkomstig uit 9 bronclusters die voor het grootste deel direct bitcoins ontvingen uit darknet markets. Dit betekent dat de beheerder(s) van deze bronclusters producten of diensten heeft verkocht op een darknet market. [9]
In cluster B zijn in totaal ruim 8.860 bitcoins ontvangen en 8.860 verzonden. De bitcoinadressen van Kraken waar bitcoins vanuit cluster B naartoe gezonden zijn, zijn adressen die hoorden bij Krakenaccounts van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Vanuit cluster B werden ook bitcoins overgemaakt naar accounts op naam van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , aangehouden bij Bitonic. Bijna alle bitcoins die in cluster B terechtkwamen, zijn afkomstig uit darknet markets. Van 8.860 bitcoins die in totaal binnenkwamen, zijn 6.148 bitcoins afkomstig uit 7 bronclusters die direct bitcoins ontvingen uit darknet markets. [10]
In cluster C zijn in totaal ruim 5.412 bitcoins ontvangen en 5.412 verzonden. De bitcoinadressen waar bitcoins vanuit cluster C naartoe zijn gezonden, zijn adressen die hoorden bij Krakenaccounts van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Vanuit cluster C werden ook bitcoins overgemaakt naar accounts op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , aangehouden bij Anycoin. Ook werden bitcoins overgemaakt naar een account op naam van [medeverdachte 2] , aangehouden bij Bitonic. Van de 5.412 bitcoins die in cluster C binnenkwamen, zijn 3.364 afkomstig uit 7 bronclusters, die direct bitcoins ontvingen uit dark net markets. [11]
De clusters A, B en C hebben in totaal 23.535 bitcoins ontvangen, waarvan 21.007 naar Krakenaccounts van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn doorgeboekt. De geschatte waarde van deze bitcoins benadert het op de bankrekeningen verzilverde bedrag van ongeveer € 5.000.000,-. [12]
Bewijsoverweging:
Uit de hiervoor genoemde verklaring van de deskundige Van Wegberg volgt dat uit onderzoek is gebleken dat op darknet markets vrijwel uitsluitend in illegale goederen wordt gehandeld en op die markets een betaling in bitcoins is vereist. Op grond van die verklaring gaat de rechtbank ervan uit dat nagenoeg alle bitcoins die van darknet market afkomstig zijn, een criminele herkomst hebben. Uit bovenstaande clusteranalyse kan worden afgeleid dat een groot deel van de door [medeverdachte 1] op zijn naam dan wel op naam van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] bij Kraken, Anycoin of Bitonic aangeboden bitcoins indirect afkomstig is van dergelijke darknet markets. In veel gevallen houdt de indirecte besmetting met darknet markets in dat er slechts één transactie zit tussen de ontvangst uit darknet markets en het aanbieden van de betreffende bitcoins bij exchanges als Kraken, te weten de transactie van de ontvanger van de bitcoins uit darknet markets naar een door [medeverdachte 1] beheerd bitcoinadres. Op basis van deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat in ieder geval een groot deel van de door [medeverdachte 1] via zijn eigen bankrekeningen en die van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verzilverde bitcoins een criminele herkomst heeft.
De rechtbank wijst verder op het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2010 (NJ 2011, 44). Hieruit volgt dat uit de wetgeschiedenis bij artikel 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) als bedoeling van de wetgever moet worden afgeleid dat deze met het oog op een effectieve bestrijding van het witwassen het noodzakelijk achtte om niet alleen voorwerpen onder het bereik van de witwasbepalingen te brengen die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, maar ook voorwerpen die gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn. Voorts kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat in het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, het aldus vermengde vermogen kan worden aangemerkt als mede of deels uit misdrijf afkomstig.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door vermenging van de grote hoeveelheid van darknet markets afkomstige bitcoins met bitcoins met mogelijk wel een legale herkomst, het gehele verzilverde bedrag aan bitcoins als geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig moet worden aangemerkt.
Gezien deze overweging is niet relevant of het startkapitaal waarmee [medeverdachte 1] de eerste keer bitcoins heeft aangeschaft al dan niet een criminele herkomst heeft, aangezien de rechtbank de door hem gedreven bitcoinhandel gelet op het voorgaande als illegaal aanmerkt.
De volgende vraag die aan de rechtbank ter beoordeling voorligt, is of het geldbedrag dat verdachte in Marokko heeft opgenomen uit de bitcoinhandel van [medeverdachte 1] , en daarmee van enig misdrijf afkomstig was en of verdachte dit wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden.
Herkomst geldbedrag
Volgens [medeverdachte 1] zijn alle bitcoins die in de periode van januari 2015 tot en met 13 oktober 2015 via verschillende bankrekeningen op zijn naam en op naam van anderen zijn verzilverd en opgenomen als contant geld, van zijn bitcoinhandel afkomstig. [13] Er is in totaal voor € 5.075.169,11 aan bitcoins verzilverd en er is in totaal € 4.938.735,- contant opgenomen. [14] Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij leefde van de opbrengsten van zijn bitcoinhandel. [15]
Op 21 juli 2015 heeft [medeverdachte 1] in Marokko een bankrekening op zijn naam geopend. Op 22 juli 2015 werden twee contante stortingen gedaan van in totaal 1.494.920,- dirham. Tegen de koers van dat moment was dat omgerekend € 140.137,-.
Wetenschap criminele herkomst
In de periode van 7 januari 2016 tot en met 15 januari 2016 verbleef verdachte in Marokko. [medeverdachte 1] was op dat moment zelf in voorlopige hechtenis genomen. Op 13 januari 2016 heeft verdachte met behulp van een door [medeverdachte 1] op haar naam uitgeschreven cheque van die rekening een bedrag van 1.344.500,- dirham opgenomen. [16] Tegen de koers van dat moment was dat omgerekend een bedrag van € 123.722,-. [17]
4.3.3
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van witwassen van dit bedrag en overweegt hiertoe als volgt.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het op 22 juli 2015 in Marokko door [medeverdachte 1] gestorte geldbedrag van omgerekend € 140.137,- uit zijn bitcoinhandel, en daarmee van enig misdrijf, afkomstig was.
Verdachte heeft op 13 januari 2016 met behulp van een door [medeverdachte 1] op haar naam uitgeschreven cheque een geldbedrag van € 123.722,- in Marokko opgenomen. Op dat moment wist verdachte dat [medeverdachte 1] al drie maanden in voorlopige hechtenis zat op verdenking van witwassen en internationale drugshandel. Zij was bovendien zelf in dit strafrechtelijk onderzoek als verdachte aangemerkt en gehoord. Onder die omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het door haar opgenomen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig was.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2:
op 13 oktober 2015 te Utrecht voorhanden heeft gehad 10 scherpe patronen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
Feit 3 primair:
op 13 januari 2016 te Marokko tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag van ongeveer 123.722,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3:
Medeplegen van witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van € 30.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 185 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte voor feit 2 schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Indien een bewezenverklaring voor de feiten 1 en 3 volgt, heeft de raadsman verzocht een aanzienlijk lagere geldboete dan door de officier van justitie is geëist op te leggen. Verbeurdverklaring van het geldbedrag dat in het bezit van verdachte zou zijn, is een bijkomende straf waarmee bij het opleggen van de straf rekening dient te worden gehouden, aldus de raadsman.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van tien scherpe patronen. Daarnaast heeft in opdracht van haar zoon in Marokko geldbedrag van € 123.722,- opgenomen, terwijl zij wist althans had moeten weten dat dit geldbedrag een criminele herkomst had. De rechtbank rekent de verdachte dit feit aan. Het gaat om een ernstig feit dat de integriteit van het financiële handelsverkeer schaadt alsmede het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Bovendien heeft verdachte, door dit geldbedrag op te nemen, de opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie en daarmee aan het strafrechtelijk beslag onttrokken.
Onduidelijk is gebleven of verdachte door het opnemen van het geldbedrag financieel voordeel heeft gehad. Verdachte heeft hierover geen verklaring willen afleggen. De rechtbank gaat ervan uit dat de kennelijke drijfveer van verdachte bij het plegen van het feit haar eigen financieel gewin dan wel dat van haar zoon was. Gelet op het financiële karakter van dit delict, acht de rechtbank met de officier van justitie de oplegging van een geldboete passend, zodat verdachte bij wijze van vergelding in haar portemonnee wordt getroffen. Bij de bepaling van de hoogte hiervan heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat slechts sprake was van een eenmalige handeling en de hoogte van het opgenomen geldbedrag. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de draagkracht van verdachte. Daarbij is niet gebleken dat oplegging van deze geldboete verdachte onevenredig in haar inkomen of vermogen zal treffen, nu uit het dossier blijkt dat verdachte over voldoende financiële middelen, zoals (contant) spaargeld, beschikt. De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op het blanco strafblad van verdachte. De rechtbank ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding de door de officier van justitie geformuleerde strafeis te matigen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een geldboete van € 30.000,- opleggen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in deze zaak verzocht het geldbedrag van € 123.722,- op grond van artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dit geldbedrag niet meer in haar bezit heeft, zodat dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding het niet in beslag genomen geldbedrag in de zaak tegen verdachte verbeurd te verklaren en zal het verzoek daartoe afwijzen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
- 23, 24, 24 c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
- 26 en 55 van de Wet wapen en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 30.000,- (dertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 185 (honderdenvijfentachtig) dagen;
Beslag
- wijst af het verzoek tot verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 123.722,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Rigter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt, na wijziging, ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/659608-16:
1.
primair
zij in of omstreeks de periode van 19 november 2014 tot en met 13 oktober 2015, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (telkens)
- een hoeveelheid sieraden (ter waarde van 5,975 euro) en/of
- een contant geldbedrag van ongeveer 12.390,57 euro en/of
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of van bovengenoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
subsidiair:
Een of meer anderen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2014 tot en met 13 oktober 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging, (telkens)
  • Een hoeveelheid sieraden (ter waarde van 5.975 euro) en/of
  • Een contant geldbedrag van ongeveer 12.390,57 euro
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft hebben omgezet en/of
van bovengenoemd(e) voorwerp(en) (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld en/of
(telkens) van een of meer van bovengenoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl die ander(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middelijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of die ander(en) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven zij, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks die periode van 19 november 2014 tot en met
13 oktober 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of de gelegenheid en/of de middelen en/of de inlichtingen heeft verschaft door in haar woning een of meer (groot/grote) contante geldbedrag(en) en/of die sieraden te bewaren, althans aldaar voorhanden te hebben;
2.
zij op of omstreeks 13 oktober 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, voorhanden heeft gehad 10 scherpe patronen, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
parketnummer 16/652899-17:
primair
zij in of omstreeks de periode van 19 juli 2015 tot en met 13 januari 2016 te Utrecht, in elk geval in Nederland, en/of te Marokko,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een of meer) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 125.000 euro, in elk geval een (groot) geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
van (een of meer van) bovengenoemde voorwerpen de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
van (een of meer van) bovengenoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
subsidiair
Een of meer anderen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juli 2015 tot en met 13 januari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, en/of in Marokko al dan niet tezamen en in vereniging,
een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 125.000 euro, in elk geval een (groot) geldbedrag,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft hebben omgezet en/of van bovengenoemd voorwerp de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld en/of van dat bovengenoemd voorwerp gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl die ander(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middelijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks die periode van 19 juli 2015 tot en met 13 januari 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, en/of te Marokko opzettelijk behulpzaam is geweest en/of de gelegenheid en/of de middelen en/of de inlichtingen heeft verschaft door een of meer (groot/grote) contante geldbedrag(en) te storten op een bankrekening (op naam van haar zoon [medeverdachte 1] ) en/of door dat bovengenoemde geldbedrag van die/een bankrekening (op naam van haar zoon [medeverdachte 1] ) (in contanten) op te nemen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op am.btseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd MDRBB15014/BVH 2015 297549 (onderzoek 09Roepie), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 0001 tot en met 4115. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen mbt verklaringen bewoners ten aanzien van aangetroffen munitie en verdovende middelen, p. 1101.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2197.
4.De verklaring van de deskundige R.S. van Wegberg bij de rechter-commissaris, p. 8.
5.De verklaring van de deskundige R.S. van Wegberg bij de rechter-commissaris, p. 13-14.
6.Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3178.
7.Het proces verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3175.
8.Het proces-verbaal van bevindingen Blockchain Analyse Bitcoinadressen, p. 1896 en p. 1897.
9.Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3175-3176.
10.Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3176-3177.
11.Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3177-3178.
12.Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3178.
13.De verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter zitting op 19 september 2017.
14.Het proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen, p. 3211.
15.Het proces-verbaal van 1e verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] op 13 oktober 2015, p. 122.
16.Het proces-verbaal van bevindingen uitvoering rechtshulp Marokko, p. 3981-3982.
17.Het proces-verbaal zaakdossier witwassen van [A] van 13 september 2017, niet doorgenummerd.