ECLI:NL:RBMNE:2017:5743

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
5504837 AC EXPL 16-4655 mc/936
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de bank bij overschrijding van kredietlimiet en zorgplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen SNS Bank N.V. en een gedaagde partij. De gedaagde had een bankrekening bij SNS Bank, waarop hij geen krediet had, maar desondanks was er een roodstand ontstaan die de kredietlimiet overschreed. SNS Bank had de gedaagde herhaaldelijk verzocht om het negatieve saldo te vereffenen, maar de gedaagde had hieraan geen gehoor gegeven. De bank vorderde uiteindelijk een bedrag van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente, en proceskosten.

De gedaagde voerde verweer en stelde dat de bank haar zorgplicht had geschonden door zonder toestemming bedragen van zijn rekening af te schrijven, ondanks dat zijn creditcard was geblokkeerd na diefstal. De kantonrechter oordeelde dat de zorgplicht van de bank niet zo ver strekte dat zij aansprakelijk kon worden gesteld voor de overschrijding van de kredietlimiet. De rechter concludeerde dat de gedaagde zelf verantwoordelijk was voor het bijhouden van zijn uitgaven en dat de bank niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de ontstane roodstand.

Uiteindelijk werd de vordering van SNS Bank toegewezen, met uitzondering van de gevorderde contractuele rente, die onvoldoende was onderbouwd. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 5504837 AC EXPL 16-4655 mc/936
Vonnis van 15 november 2017
inzake
de naamloze vennootschap
SNS Bank N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen SNS Bank,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 januari 2017
  • de brief van SNS Bank van 25 april 2017 met daarbij de producties 4 tot en met 9
  • het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 2 mei 2017
  • de akte uitlaten van SNS Bank van 31 mei 2017
  • de akte van uitlatingen van [gedaagde] , ingekomen op 25 juli 2017
  • de akte uitlaten van SNS Bank van 30 augustus 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met SNS Bank een overeenkomst tot het openen en aanhouden van een bankrekening gesloten. Deze rekening is geregistreerd onder nummer [rekeningnummer] (nadien: [rekeningnummer] ). Bij deze overeenkomst is aan [gedaagde] geen krediet verleend of uitstel van betaling toegestaan.
2.2.
Bij brief van 30 oktober 2013 heeft de Afdeling Achterstandenbeheer van SNS Bank, onder verwijzing naar drie eerdere brieven, aan [gedaagde] meegedeeld dat er sprake is van een tekort op de rekening, met het verzoek om binnen 14 dagen het negatief saldo van € 1.035,24 (en € 8,64 aan rente) te betalen.
2.3.
Bij brief van 8 juli 2016 heeft de gemachtigde van SNS Bank [gedaagde] erop gewezen dat er sprake is van een niet toegestaan negatief saldo van € 5.700,14. Aan [gedaagde] is verzocht om dit bedrag uiterlijk op 23 juli 2016 te voldoen, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 660,01 exclusief btw verschuldigd worden.
2.4.
Op 5 augustus 2016 en 12 september 2016 heeft de gemachtigde van SNS Bank nog-maals verzocht om betaling van voormeld bedrag van € 5.700,14, met daarbij € 798,61 aan buitengerechtelijke kosten en € 9,06 respectievelijk € 20,93 aan rente.
2.5.
[gedaagde] heeft geen betaling verricht.

3.Het geschil

3.1.
SNS Bank vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan haar te voldoen een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met primair de contractuele rente en subsidiair de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2016 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt SNS Bank dat [gedaagde] jegens haar toere-kenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen ingevolge de tussen par-tijen gesloten overeenkomst, door het verschuldigde bedrag ad € 5.700,14, ondanks somma-ties, onbetaald te laten. SNS Bank maakt aanspraak op de gevorderde rente, nu [gedaagde] in ver-zuim is geraakt. Om haar moverende redenen heeft SNS Bank haar vordering in het kader van deze procedure beperkt tot een bedrag van € 500,00.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van SNS Bank in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] baseert zijn verweer - kort weergegeven - op het volgende. Tijdens een vlucht van Amsterdam naar Dubai op 19 januari 2014 is de creditcard van [gedaagde] gesloten. Voor deze creditcard had hij een afzonderlijke overeenkomst met SNS Bank gesloten. De krediet-limiet op deze creditcard bedroeg € 1.000,00. Na ontdekking van de diefstal heeft [gedaagde] meteen het noodnummer van SNS Bank gebeld, met het verzoek om de creditcard te laten blokkeren. [gedaagde] heeft hiervan ook de bevestiging gekregen. Ondanks de blokkering van de creditcard zijn er toch bedragen afgeschreven van die rekening. Hierover heeft [gedaagde] zich beklaagd bij SNS Bank. Nadien heeft SNS Bank zonder dat daartoe toestemming was ver-leend, het bestede bedrag afgeschreven van de bankrekening van [gedaagde] , terwijl dit volgens de overeenkomst niet mogelijk was, aangezien [gedaagde] naar eigen zeggen maximaal € 1.200,00 ‘rood’ mocht staan. Hierdoor heeft SNS Bank zelf de ontstane situatie veroorzaakt. Hiermee heeft zij voorts haar zorgplicht jegens [gedaagde] geschonden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt in de eerste plaats vast dat de onderhavige vordering betrek-king heeft op de ‘roodstand’ van de bankrekening.
4.2.
Niet in geding is dat [gedaagde] naast voormelde bankrekening ook een creditcard van SNS Bank in gebruik had. Deze creditcard was geregistreerd onder nummer [nummer] .
[nummer] . Vast staat dat de kredietlimiet van deze creditcard zag op een bedrag van
€ 1.000,00. Uit de door SNS Bank overgelegde overzichten van zowel de bankrekening als de creditcardrekening blijkt dat er maandelijks een bedrag van de bankrekening naar de cre-ditcardrekening werd overgeboekt ter betaling van het openstaande saldo op de creditcard-rekening. Zo is er (onder meer) op 30 september 2013 een bedrag van € 927,25 van de bank-rekening afgeschreven met als omschrijving “
Afschrijving SNS Creditcard eindigend op [nummer]”. Op dat moment bedraagt het saldo op de bankrekening - € 91,84.
Op 30 oktober 2013 is een bedrag van € 571,84 afgeschreven met dezelfde omschrijving, terwijl het saldo van de bankrekening op dat moment ziet op een bedrag van - € 1.035,24.
Op 2 maart 2014 is een bedrag van € 1.096,02 afgeschreven met dezelfde omschrijving, terwijl het saldo van de bankrekening op dat moment ziet op een bedrag van - € 506,40.
Op 30 maart 2014 is een bedrag van € 979,48 afgeschreven met dezelfde omschrijving, terwijl het saldo van de bankrekening op dat moment ziet op een bedrag van - € 1.498,39.
Op 30 april 2014 is een bedrag van € 1.094,92 afgeschreven met dezelfde omschrijving, terwijl het saldo van de bankrekening op dat moment ziet op een bedrag van - € 2.498,58.
Op 30 mei 2014 is een bedrag van € 939,80 afgeschreven met dezelfde omschrijving, terwijl het saldo van de bankrekening op dat moment ziet op een bedrag van - € 3.594,49.
4.3.
Ten aanzien van deze creditcard geldt het volgende.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij de creditcardrekening op 19 januari 2014 heeft laten blokkeren vanwege de diefstal van de creditcard. SNS Bank heeft dit nadrukkelijk weersproken. In de eerste plaats heeft SNS Bank gesteld dat er bij haar geen enkele melding bekend is ter zake de (vermeende) diefstal van de creditcard. Verder heeft SNS Bank aangegeven dat zij de door [gedaagde] overgelegde brief van 5 februari 2014 (productie 1 bij de conclusie van antwoord) pas als bijlage bij de conclusie van antwoord onder ogen heeft gekregen – deze brief was haar dus niet al in februari 2014 bekend. Eerst naar aanleiding van het telefoongesprek op 14 mei 2014 heeft SNS Bank de creditcard geblokkeerd, aldus SNS Bank. Verder heeft SNS Bank gesteld dat ook uit de betalingen die met de creditcard zijn gedaan, niet kan worden afgeleid dat de creditcard zou zijn gestolen. Gelet op deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen. Hierin is [gedaagde] niet ge-slaagd. De enkele verwijzing naar een bevestiging door het ‘SNS noodnummer’ is hiertoe onvoldoende, te minder omdat er in de registers van SNS Bank geen enkele melding van [gedaagde] bekend is. Ook overigens heeft [gedaagde] geen bewijs aangedragen. De conclusie is dan ook dat [gedaagde] in onvoldoende mate heeft aangetoond dat hij de creditcard heeft laten blokkeren.
4.4.
Voormeld overzicht leidt de kantonrechter voorts tot het oordeel dat SNS Bank kan worden gevolgd in haar stelling dat er geen aanleiding bestond om de creditcard te blokke-ren, aangezien deze maandelijkse bedragen telkens (nagenoeg) zagen op het bedrag dat [gedaagde] maandelijks aan kredietlimiet had, te weten € 1.000,00.
4.5.
De volgende vraag is dan of SNS Bank de bankrekening van [gedaagde] had moeten blok-keren, gelet op haar eigen stelling dat er op de bankrekening geen krediet is verstrekt. Die vraag beantwoordt de kantonrechter ontkennend. Weliswaar geldt er voor SNS Bank een zorgplicht, maar die strekt niet zover dat wanneer [gedaagde] met zijn creditcard uitgaven doet, wetende dat er maandelijks een (automatische) betaling wordt gedaan vanaf zijn bankreke-ning, SNS Bank daarmee aansprakelijk wordt voor die uitgaven. Het is aan [gedaagde] om zijn uitgaven en inkomsten in de gaten te houden. [gedaagde] kan zich dan niet verschuilen achter een kredietlimiet, die is overschreden. SNS Bank heeft er hierbij redelijkerwijs op kunnen wijzen dat klantvriendelijkheid aanleiding kan vormen om enigszins coulant om te gaan met deze limiet.
4.6.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering van SNS Bank voor toewijzing in aanmerking komt.
4.7.
De primair gevorderde contractuele rente zal worden afgewezen, nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hierbij wijst de kantonrechter erop dat de verwijzing naar het Besluit kredietvergoedingen geen stand kan houden, nu SNS Bank zelf stelt dat er geen kredietfaciliteit is verstrekt, waarmee de Wet op het consumentenkrediet niet van toepassing is. De subsidiair gevorderde wettelijke rente komt wel voor toewijzing in aanmerking.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroor-deeld. De kosten aan de zijde van SNS Bank worden begroot op:
- dagvaarding € 97,74
- griffierecht € 117,00
- salaris gemachtigde €
180,00(3 punten x tarief € 60,00)
Totaal € 394,74

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan SNS Bank tegen bewijs van kwijting te betalen € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2016 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van SNS Bank, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 394,74, waarin begrepen € 180,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 november 2017.