Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
UTR 17/1467 AW/V138,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2017 uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster om wraking van mr. S.G.M. Buys, lid van de meervoudige kamer. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. S.J.W.M. Vonken, heeft het wrakingsverzoek ingediend op 29 september 2017, omdat zij van mening was dat de rechter niet onpartijdig kon oordelen. Dit was gebaseerd op het feit dat de rechter eerder had geoordeeld in een voorlopige voorziening die verband hield met een disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag en onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Verzoekster stelde dat de rechter in de eerdere beslissing van 23 december 2016 al een oordeel had gegeven over de rechtmatigheid van de besluiten van verweerder, waardoor er geen sprake kon zijn van een nieuwe, onbevooroordeelde beoordeling.
De wrakingskamer heeft de procedure openbaar behandeld en de rechter heeft in haar schriftelijke reactie betoogd dat verzoekster haar wrakingsverzoek niet tijdig had ingediend. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat verzoekster het verzoek heeft gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan haar bekend waren geworden. De wrakingskamer heeft overwogen dat de enkele omstandigheid dat een rechter eerder betrokken is geweest bij een zaak, niet voldoende is om partijdigheid aan te nemen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen objectieve gronden zijn voor de vrees van verzoekster dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedures van verzoekster met de bijbehorende zaaknummers opgedragen om voort te zetten in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.