Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
527,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een executiegeschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De procedure is gestart door [eiseres] die bij vonnis van 16 augustus 2017 door de kantonrechter is veroordeeld tot betaling van loon aan [gedaagde] over een bepaalde periode. [Eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vordert in kort geding dat de executie van het vonnis wordt geschorst. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen, omdat er geen sprake was van een kennelijke juridische of feitelijke misslag in het eerdere vonnis. De voorzieningenrechter oordeelt dat de argumenten van [eiseres] niet voldoende zijn om de executie te schorsen. Tevens is er geen voldoende concreet restitutierisico aangetoond dat zou rechtvaardigen dat [gedaagde] zekerheid moet stellen voordat hij uitvoering geeft aan het vonnis. De kosten van de procedure worden toegewezen aan [gedaagde].