Op 7 februari 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. M.C. Verra, de behandelend rechter in een civiele procedure met zaaknummer UTR 16/1142. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat verzoeker onvoldoende tijd had gekregen om zijn standpunt toe te lichten tijdens de zitting, en dat hij was onderbroken en afgekapt. Verzoeker voerde aan dat hij niet adequaat kon reageren op 38 producties die door de verweerder waren ingediend, omdat hij geen tijd had gekregen om deze stukken te bestuderen en te motiveren.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker op 24 januari 2017 in het openbaar zijn verzoek tot wraking had ingediend, en dat de zitting op 7 februari 2017 plaatsvond. Tijdens de zitting heeft mr. M.C. Verra betwist dat verzoeker onvoldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt te verwoorden. De rechter stelde dat verzoeker voldoende tijd had gekregen, maar dat hij aan het einde van de zitting werd gevraagd af te ronden omdat de meeste ingediende stukken niet relevant waren voor de beoordeling van de zaak. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de reactie van de gewraakte rechter zorgvuldig gewogen.
De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 16/1142 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 7 februari 2017.