ECLI:NL:RBMNE:2017:6127

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
16.706320.17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak beroving en veroordeling voor mishandeling in Lelystad

Op 24 oktober 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van beroving en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde beroving, omdat er onvoldoende bewijs was dat het geweld tegen de aangever gepleegd was met het oogmerk om goederen weg te nemen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever en medeverdachten niet voldoende wettig en overtuigend bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving. De rechtbank concludeerde dat de uitspraken van de medeverdachten voor meerdere uitleg vatbaar waren en dat er geen bewijs was voor een vooropgezet plan om de aangever te beroven.

Ten aanzien van de mishandeling, die als subsidiair feit was ten laste gelegd, oordeelde de rechtbank dat er wel voldoende bewijs was. De aangever had verklaard dat hij op 5 juni 2017 in Lelystad door de verdachte en een medeverdachte was mishandeld. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever betrouwbaar en consistent, en ondersteunde deze met de verklaring van een medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling in vereniging en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, waarbij de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de beroving was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/706320-17 en 16/659666-15 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Suriname)
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Zeilstra, van hetgeen verdachte en mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht, en van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1. primair: op 5 juni 2017 in Lelystad tezamen en in vereniging een mobiele telefoon, een portemonnee (met inhoud) en/of autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft gestolen,

welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld;

1. subsidiair: op 5 of 6 juni 2017 in Lelystad tezamen en in vereniging [slachtoffer] heeft mishandeld;

2. in de periode van 5 juni 2017 tot en met 6 juni 2017 tezamen en in vereniging in Lelystad een Volkswagen Caddy, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft gestolen met behulp van een valse sleutel.

3. op 6 juni 2017 in Lelystad tezamen en in vereniging een Playstation 3 en/of controller voorhanden heeft gehad en/of overgedragen terwijl hij wist of moest vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van feit 1 primair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat niet ter discussie staat dat aangever [slachtoffer] is mishandeld en dat zijn mobiele telefoon, portemonnee en autosleutels zijn gestolen. Aangever heeft verklaard dat hij, nadat hij was geslagen en geschopt, [voornaam van verdachte] hoorde zeggen: ‘
Oja, nog wat, ik wil je telefoon’, waarna hij medeverdachte [medeverdachte 1] hoorde zeggen: ‘
die heb ik al’. Dat duidt op een vooropgezet plan, zodat het medeplegen van de diefstal met geweldpleging dat onder feit 1 is ten laste gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Door aangever is verdachte ten onrechte aangezien als één van de daders. Er was voor verdachte geen enkele aanleiding om het gemunt te hebben op aangever. Hij was zelfs niet eens niet ter plekke. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris heeft gehint op betrokkenheid van verdachte bij de beroving is onvoldoende om als steunbewijs te dienen, nu het motief van [medeverdachte 1] om dat te zeggen was uit zijn voorlopige hechtenis te komen. De rechter-commissaris heeft [medeverdachte 1] immers voorgehouden dat het niet in de rede ligt om zijn voorlopige hechtenis te schorsen zolang hij niet meer inzicht wil of kan geven over de achtergrond van het voorval en zijn eigen rol en die van de medeverdachten. Niet is gebleken dat verdachte betrokken is bij het wegnemen van de goederen van aangever. Verder blijkt uit de mastgegevens dat verdachte niet bij de daders hoorde, nu zijn telefoon op dat moment een andere zendmast aanstraalde.
Het oordeel van de rechtbank
Aangever noemt verdachte als één van de personen die aanwezig waren bij het incident. Dat verdachte ter plekke was blijkt ook uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris, die verklaart dat hij heeft gehoord dat [voornaam van verdachte] (de rechtbank begrijpt: [voornaam van verdachte] ) en een ander de aangever in elkaar hebben geslagen. Voor een bewezenverklaring van diefstal (met geweldpleging) door verdachte is er echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Uit het dossier blijkt immers niet dat verdachte in verband kan worden gebracht met wegnemingshandelingen door hemzelf. Dat verdachte tegen aangever zou hebben gezegd: ‘
Oja, nog wat, ik wil je telefoon’, waarna een van de medeverdachten zou hebben geantwoord: ‘
die heb ik al’, is onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een vooropgezet plan van verdachte om met de medeverdachte(n) aangever te beroven, nu deze uitspraken voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Aangezien andere bewijsmiddelen voor betrokkenheid van verdachte bij een dergelijk plan ontbreken, kan het medeplegen daarvan niet worden bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er ook onvoldoende om te concluderen dat het geweld tegen aangever gepleegd werd met het oogmerk om goederen van aangever weg te nemen. Van het primair ten laste gelegde wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft naar voren gebracht dat een medeverdachte de sleutel van dit voertuig heeft gestolen en dat een (andere) medeverdachte telefonisch contact heeft gehad met een persoon die volgens aangever wel eens auto’s kaal had gestript. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij later heeft gehoord dat ‘
zij zijn auto hebben meegenomen’. De diefstal van de Volkswagen Caddy kan dan ook bewezen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht niet wettig en overtuigend te bewijzen dat het verdachte (al dan niet samen met een ander) is geweest die de auto heeft weggenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte in verband brengt met de diefstal van de auto. De door de officier van justitie aangevoerde feiten en omstandigheden zijn van te algemene aard om daaruit af te leiden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit. Hij wordt daarvan vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. Nu de officier van justitie dit ook heeft gevorderd en dit eveneens is bepleit door de raadsman, zal dit oordeel niet nader worden gemotiveerd.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, evenals voor het onder 1 primair ten laste gelegde en met de argumenten als daar weergegeven, vrijspraak bepleit van het subsidiair onder feit 1 ten laste gelegde.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan waarbij hij onder meer heeft verklaard dat hij op 5 juni 2017 in Lelystad door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] meermalen op zijn hoofd werd geslagen. [2] Dat deed hem veel pijn. [3]
Uit de letselverklaring blijkt onder meer dat aangever een verscheuring boven zijn linker wenkbrauw en een blauwe, wat gezwollen linkerwang heeft. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij heeft gehoord dat [voornaam van verdachte] (naar de rechtbank gezien de namen van de andere verdachten begrijpt: [voornaam van verdachte] ) en een ander de aangever in elkaar hebben geslagen.
Bewijsoverwegingen
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling in vereniging en daarmee het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. De verklaringen van aangever zijn betrouwbaar. Hij is consistent in zijn verklaringen, die hij bovendien vrijwel direct na het incident heeft afgelegd. Hij noemt verdachte als één van de daders. Met hem had aangever afgesproken en ter plaatse heeft aangever hem herkend. De verklaringen van aangever worden ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat deze verklaring van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris onvoldoende is om als steunbewijs te dienen, nu [medeverdachte 1] met die verklaring schorsing van zijn voorlopige hechtenis hoopte te bewerkstelligen. De raadsman heeft echter geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan de verklaring van [medeverdachte 1] op dit punt als onbetrouwbaar terzijde moet worden gesteld. Bovendien heeft [medeverdachte 1] de verklaring die hij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd bevestigd in zijn verklaring bij de politie op 4 juli 2017. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat uit de mastgegevens blijkt dat verdachte niet bij de daders hoorde, nu zijn mobiele telefoon met een andere zendmast (gelegen aan [straatnaam] te Lelystad) was verbonden dan de zendmast aan de [straatnaam] te Lelystad waarmee de telefoons van de medeverdachten waren verbonden. Wat daar ook van zij, uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbaliant] blijkt dat de zendmast die de telefoon van verdachte aanstraalde zich in de nabije omgeving bevindt van de locatie waar de mishandeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat gelet hierop aan het verweer voorbij.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 5 juni 2017 te Lelystad, tezamen en in vereniging, [slachtoffer] heeft mishandeld, door deze [slachtoffer] te slaan tegen het hoofd , waardoor [slachtoffer] pijn en letsel heeft bekomen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van mishandeling

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen conform het volwassenenstrafrecht tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden dienen aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden opgelegd. De officier van justitie gaat daarbij uit van een bewezen verklaring ten aanzien van feit 1 primair en feit 2.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring onderzoek te laten doen naar toepassing van het adolescentenstrafrecht. Daarnaar is door de reclassering geen volledig onderzoek verricht. Bij een strafoplegging dient aan verdachte een aanzienlijk lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist en een forser voorwaardelijk strafdeel.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft aangever, die hij tot voor kort als goede vriend beschouwde, gevraagd om naar een afgelegen parkeerterrein te komen om een sigaretje te roken. Toen aangever arriveerde en uit zijn auto stapte, heeft verdachte hem samen met een ander meermalen met zijn vuisten in het gezicht geslagen. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen pijn en letsel bij aangever veroorzaakt, maar heeft ook het vertrouwen dat aangever in hun oude vriendschap had geschaad. Dergelijke feiten maken bovendien ernstig inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nog lange tijd nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsrapportage van 6 oktober 2017. Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat een pedagogische aanpak niet noodzakelijk wordt geacht. Verdachte beschikt over een normaal intelligentieniveau, functioneert zoals van zijn kalenderleeftijd verwacht kan worden en is in staat om bewuste keuzes te maken. Een verplicht contact met de jeugdreclassering werd recentelijk voortijdig als mislukt geretourneerd. Daarom wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over en maakt deze tot de hare.
Gelet op hetgeen uit voormeld rapport omtrent de persoon van verdachte naar voren is gekomen en de indruk die verdachte zelf ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, sluit de rechtbank zich aan bij het advies van de reclassering en ziet zij geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 77c van het wetboek van strafrecht en het adolescentenstrafrecht toe te passen of daar nader onderzoek naar te laten doen, zoals door de raadsman is bepleit. Evenmin is daartoe aanleiding gevonden in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom berechten overeenkomstig het volwassenenstrafrecht.
Anders dan waarvan de officier van justitie bij zijn strafeis is uitgegaan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde beroving en diefstal. Dat maakt dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd als uitgangspunt genomen. In strafverzwarende zin wegen de kwalijke omstandigheden waaronder de mishandeling heeft plaatsgevonden, evenals het strafrechtelijke verleden van verdachte. Uit het uittreksel van zijn justitiële documentatie van 24 augustus 2017 blijkt immers dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten. Tevens heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het wetboek van strafrecht er rekening mee gehouden dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 2 augustus 2017 schuldig is verklaard aan het rijden zonder rijbewijs.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. Gezien de tijd van 106 dagen die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht is er geen ruimte om verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan verbonden de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden.

10.BESLAG

De rechtbank zal teruggave gelasten van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten:
- sigaretten (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1978092);
- een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991194);
- een jas (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1982582);
- een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991185);
- een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991748).
aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan/kunnen worden aangemerkt.

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.505,-, voor materiële schade voor weggenomen goederen, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feit. [slachtoffer] vordert zijn schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Omdat verdachte van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken is de benadeelde partij van rechtswege niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

12.VORDERING TENUITVOERLEGGING

12.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
12.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet over de vordering tenuitvoerlegging uitgelaten.
12.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Daarmee heeft verdachte de algemene voorwaarde overtreden van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 105 dagen in de zaak met parketnummer 16/659666-15. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

13.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 47, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

14.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
 sigaretten (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1978092);
 een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991194);
 een jas (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1982582);
 een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991185);
 een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991748).
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659666-15
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in deze rechtbank bij vonnis van 20 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 105 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. H. Vegter en A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2017.
Mr. H. Vegter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt, na wijziging, ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 5 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, op de openbare weg de [straatnaam] , tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een
portemonnee (met inhoud) en/of autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en
/ of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn medader(s)
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft/hebben
geduwd en/of geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het
lichaam ten gevolge waarvan hij op de grond is gevallen en/of
- bovenop die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft/hebben

geschopt/getrapt en/of

- die [slachtoffer] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Oja, nog
wat, ik wil je telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
1. subsidiair:
Hij op of omstreeks 5 of 6 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door deze [slachtoffer] te slaan tegen het hoofd en/of het lichaam, waardoor [slachtoffer] pijn en/of letsel heeft bekomen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2017 tot en met 6 juni 2017 te
Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bedrijfsauto (Volkswagen
Caddy gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel, te weten de (eerder met geweld) weggenomen
sleutels van die bedrijfsauto;
3.
hij op of omstreeks 6 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, (een) goed(eren), te weten een Playstation 3 en/of controller heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn
mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die
goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met daarop vermeld nummer MD2R017569, doorgenummerd tot en met pagina 651.
2.Pagina 501.
3.Pagina 502.
4.Pagina 536.