ECLI:NL:RBMNE:2017:6671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
706753-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en ontucht met minderjarige

Op 7 november 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en ontucht met een minderjarige. De zaak betreft een minderjarige, geboren in 2000, die in de periode van 4 juni 2016 tot en met 7 juli 2016 in Utrecht en andere plaatsen in Nederland betrokken was bij prostitutiewerkzaamheden. De verdachte werd ervan beschuldigd klanten voor deze werkzaamheden te regelen en instructies te geven over de te vragen bedragen. Daarnaast werd hem ontucht ten laste gelegd, waarbij hij het slachtoffer zou hebben aangeraakt en seksuele handelingen met haar zou hebben verricht.

Tijdens de rechtszitting op 24 oktober 2017 heeft de officier van justitie bewijs gepresenteerd, waaronder sms- en WhatsApp-berichten tussen de verdachte en het slachtoffer, alsook camerabeelden van een hotel. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de ontucht, maar dat de verdachte wel degelijk een klant voor de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer had geregeld. Dit leidde tot een bewezenverklaring van mensenhandel.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de feiten, maar ook met het feit dat er geen dwang of geweld was gebruikt. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact op de slachtoffers, vooral wanneer het gaat om minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706753-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 november 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1975] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de laatstelijk gehouden terechtzitting van 24 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
in de periode van 4 juni 2016 tot en met 7 juli 2016 te Utrecht en/of De Bilt en/of Breukelen en/of Houten en/of elders in Nederland, [slachtoffer] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, telkens
(sub 2)
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van [slachtoffer] , en/of
(sub 5)
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen en/of
(sub 8)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] met en/of voor een derde tegen betaling,
immers heeft verdachte klanten voor prostitutiewerkzaamheden voor [slachtoffer] geregeld en/of haar instructies gegeven hoeveel geld zij voor die werkzaamheden aan die klanten moest vragen en/of haar naar die werkzaamheden gebracht en/of daarna weer opgehaald.
2.
in de periode van 4 juni 2016 tot en met 7 juli 2016 te Utrecht en/of De Bilt en/of Breukelen en/of Houten en/of elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [2000] , die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, door haar naakte lichaam aan te raken en/of door haar met de penis/vinger/tong te penetreren in de vagina/mond/anus.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daartoe gewezen op de sms- en WhatsApp-berichten tussen verdachte en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) waarin onder meer wordt gesproken over het afspreken in een hotel, of [slachtoffer] ook met een vriend van hem wat wil doen, dat die vriend van hem – de Hollander – geen condoom heeft en waarin verdachte op enig moment zegt dat hij de dag daarvoor ‘niet is klaargekomen’. Ook heeft de officier van justitie gewezen op de beschrijving van de camerabeelden van Hotel Mitland in Utrecht waarop is te zien dat [slachtoffer] uit dezelfde kamer komt als waar verdachte eerder die nacht naar binnen is gegaan. Op grond hiervan kan bewezen worden dat er in de hotelkamer tussen verdachte en [slachtoffer] seks heeft plaatsgevonden. Aangezien de seksuele handelingen in de tenlastelegging breed zijn omschreven, kan de rechtbank volgens de officier van justitie tot een bewezenverklaring van feit 2 komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat het dossier geen bewijs biedt voor de specifiek in de tenlastelegging omschreven seksuele handelingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij op basis van het dossier kan vaststellen dat verdachte samen met [slachtoffer] in de nacht van 17 op 18 juni 2016 in een hotelkamer van Hotel Mitland is geweest. De rechtbank acht het, op grond van de bevindingen in het dossier, aannemelijk dat er tussen verdachte en [slachtoffer] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar het dossier biedt verder geen enkel bewijs voor de specifiek in de tenlastelegging omschreven seksuele handelingen. De rechtbank kan daarom niet tot een bewezenverklaring van feit 2 komen en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen. Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] heeft voorgesteld aan een andere klant, maar niet kan worden bewezen dat er ook sprake is geweest van een daadwerkelijke afspraak tussen [slachtoffer] en deze klant. Het delict is daarmee niet voltooid, zodat volgens de officier van justitie voor dit feit vrijspraak moet volgen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat het dossier slechts één enkel WhatsApp-gesprek bevat waarin verdachte aan [slachtoffer] vraagt of zij met een vriend van hem – namelijk [A] – seks wil hebben, terwijl later blijkt dat [A] zich inmiddels in Groningen bevindt, zodat het kennelijk niet tot een daadwerkelijke ontmoeting tussen [slachtoffer] en [A] is gekomen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 4 juni 2016 werd [slachtoffer] als vermist opgegeven. Vóór haar vermissing verbleef zij met een rechterlijke machtiging in een jeugdzorginstelling in [plaats] . Op 7 juli 2016 werd [slachtoffer] aangehouden in Utrecht waarna zij werd overgebracht naar een jeugdzorginstelling in [plaats] . Zij liep daar opnieuw twee keer weg. De begeleiders van beide jeugdzorginstellingen gaven de politie te kennen dat [slachtoffer] zorgelijke contacten – waaronder seksuele contacten – buiten de instelling had. Zij werd door haar begeleiders regelmatig aantroffen met veel geld op zak, terwijl zij van de instelling slechts € 50,- per maand ontving. Door de politie is vervolgens een opsporingsonderzoek gestart. Nadat zij op 7 juli 2016 werd aangetroffen, zijn onder [slachtoffer] twee telefoons in beslag genomen, namelijk een Samsung GT en een Apple iPhone 4s. Onderzoek aan deze telefoons wees uit dat er contacten waren met ene ‘M’, ‘M man’ en ‘ [verdachte] ’. Uit onderzoek van de politie bleek dat de telefoonnummers van voornoemde contacten bij verdachte in gebruik waren. [slachtoffer] heeft geen aangifte willen doen en verder ook niet willen verklaren over haar werkzaamheden als prostituee en de rol van verdachte daarin.
Bewijsmiddelen [1]
Op 18 juni 2016 vond tussen [slachtoffer] en M Man (verdachte [2] ), die beiden woonachtig zijn dan wel verblijven in Nederland [3] – het volgende WhatsApp-gesprek plaats:
  • om 18.33.12 uur van M Man : kan je echt niet vanavond
  • om 18.34.30 uur van M Man : al is het maar voor een half uur
  • om 18.34.30 uur van [slachtoffer] : oh hoeveel dan
  • om 18.37.05 uur van M Man : wij komen altijd uit met de prijs ik ben de
  • om 18.39.18 uur van [slachtoffer] : welk hotel hoeveel
  • om 18.40.42 uur van M Man : ja maar ben je dan hier om 20.00 ik ben in carlton
  • om 20.16.29 uur van M Man : ik ben met mijn vriend hollander wil je met hem
  • om 20.16.53 uur van [slachtoffer] : hoeveel en niet te gelijk
  • om 20.17.02 uur van [slachtoffer] : en max 15 min
  • om 20.17.56 uur van [slachtoffer] : hoeveel dan
  • om 20.18.08 uur van [slachtoffer] : en wel met condoom
  • om 20.18.12 uur van [slachtoffer] : heef hij die
  • om 20.19.10 uur van M Man : hij wil honderd geven
  • om 20.20.35 uur van [slachtoffer] : voor kwartier
  • om 20.20.41 uur van [slachtoffer] : is goed
  • om 20.20.50 uur van [slachtoffer] : maar niet tegelijk
  • om 20.21.39 uur van M Man : nee komt goed maar moet je zeggen dat ik wel eerst
  • om 20.25.23 uur van [slachtoffer] : ja ik kom eraan
  • om 20.25.25 uur van [slachtoffer] : welke kamer
  • om 20.25.47 uur van M Man : ja [nummer]
  • om 20.40.14 uur van M Man : [adres]
  • om 20.40.52 uur van M Man : hij heeft geen condoom bij zich
  • om 20.41.25 uur van [slachtoffer] : in de hotel halen?
  • om 20.42.10 uur van M Man : hij kan even kijken zo of ze hebben maar is niet
  • om 20.42.26 uur van [slachtoffer] : hmmm dan 120
  • om 20.42.34 uur van [slachtoffer] : want wil geen risico lopen
Op 19 juni 2016 vond via WhatsApp nog een gesprek plaats tussen M Man en [slachtoffer] :
  • om 20.08.51 uur van M Man : loopt toch altijd uit gisteren heb ik je ook gegeven
  • om 20.49.28 uur van [slachtoffer] : niks?
  • om 20.49.51 uur van M Man : ik bedoel niet klaar gekomen
  • om 20.51.25 uur van [slachtoffer] : ja maar half uur is half uur en als je eerder
Naar aanleiding van voornoemde berichten zijn door de politie de reserveringsgegevens van het Carlton President Hotel gevorderd. Daaruit bleek dat de reservering van de hotelkamer van 18 op 19 juni 2016 was gedaan door [slachtoffer] . [6] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [A] een vriend van hem is die hem had gevraagd aan [slachtoffer] te vragen of zij wat met hem wilde. Hij heeft dat vervolgens gedaan. [7] [slachtoffer] , geboren op [2000] , was ten tijde van het ten laste gelegde zestien jaar oud. [8]
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een klant voor de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] – toen zestien jaar oud – heeft geregeld. Verdachte heeft daarmee handelingen ondernomen waarvan hij wist dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 5 van het ten laste gelegde artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht).
Dat [slachtoffer] verdachte blijkens de WhatsApp-berichten op 19 juni 2016 om 19.43 uur vroeg wanneer die Nederlandse man kan, waarop verdachte haar antwoordde dat die al naar huis is, doet aan vorenstaande niet af. Indien de rechtbank uit deze conversatie al zou afleiden dat [slachtoffer] jegens [A] geen prostitutiewerkzaamheden heeft verricht, staat dit aan een bewezenverklaring van het onder sub 5 ten laste gelegde niet in de weg, nu daarvoor niet is vereist dat de arbeid- of dienstverlening daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Bepalend is dat het slachtoffer zich voor arbeid of diensten beschikbaar heeft gesteld. Daarvan is volgens de rechtbank sprake geweest nu [slachtoffer] bereid was, zo maakt de rechtbank op uit de WhatsApp-berichten, tegen betaling seksuele handelingen te verrichten met [A] .
Voor de onder sub 2 ten laste gelegde handelingen, namelijk dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, en voor het onder sub 8 ten laste gelegde opzettelijk voordeel trekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met een ander, bevat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs, zodat de rechtbank verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging zal vrijspreken.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van ongeveer 04 juni 2016 tot en met 07 juli 2016 in Nederland
(sub 5)
ten aanzien van [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, een klant voor prostitutiewerkzaamheden voor die [slachtoffer] geregeld.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid, onder 5° omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte – namelijk feit 2 – te veroordelen tot een gevangenisstraf van zestien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd de eis van de officier van justitie onbegrijpelijk te vinden nu zij vrijspraak heeft gevorderd van de ten laste gelegde mensenhandel en een gevangenisstraf voor het ten laste gelegde feit 2 niet op zijn plaats is. Indien de rechtbank toch tot enige bewezenverklaring en strafoplegging komt, is een taakstraf afdoende nu verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door een klant te regelen voor de prostitutiewerkzaamheden van het minderjarige slachtoffer, dat ten tijde van het bewezen verklaarde zestien jaar oud was. Verdachte heeft het slachtoffer wellicht niet in de prostitutie gebracht, maar er met zijn handelwijze wel aan bijgedragen dat zij daarin werkzaam bleef. Mensenhandel is een ernstig feit waarbij grote inbreuk wordt gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen die dit alles voor het minderjarige slachtoffer zou kunnen hebben.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de ernst van het feit rekening gehouden met het gegeven dat van de zijde van verdachte geen dwang of geweld is gebruikt en dat het slachtoffer waarschijnlijk zelf in de prostitutie wilde werken. Daar staat echter tegenover dat het slachtoffer niet alleen een jong meisje was, maar ook een meisje dat gelet op haar achtergrond – zij heeft geen contact meer met haar ouders en heeft in diverse jeugdinstellingen verbleven waar zij steeds weg liep – kwetsbaar was.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 september 2017 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen, maar niet ter zake van soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 6 april 2017. Daaruit volgt dat verdachte behandeling wil volgen om van zijn seksverslaving af te komen en verder geen hulpvraag heeft voor de reclassering. De reclassering acht reclasseringstoezicht bij bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd en onthoudt zich verder van advies over de op te leggen sanctie.
Op verzoek van de verdediging is door Robur Advies op 6 maart 2017 een rapport uitgebracht. Ook uit dit rapport volgt dat verdachte sinds enkele jaren een seksverslaving heeft waaraan hij moeilijk weerstand kan bieden. Gelet op de ontkenning van verdachte wordt geen advies gegeven over de op te leggen straf.
De straf
Op grond van de ernst van het feit acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur gerechtvaardigd. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie, zal zij de officier van justitie niet volgen in haar strafeis.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden en zal een deel van deze straf, namelijk zes maanden, voorwaardelijk opleggen. De rechtbank beoogt met deze voorwaardelijke straf verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. M.J.A.L. Beljaars en
A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2017.
Mr. R.B. Eigeman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 04 juni 2016 tot en met 07 juli 2016 te Utrecht en/of De Bilt en/of Breukelen en/of Houten, en/of elders in Nederland
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren op [2000] ), telkens
(sub 2)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of
(sub 5)
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het
verrichten van die seksuele handelingen terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, en/of
B) (sub 8) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten die [slachtoffer] , met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt,
immers is en/of heeft hij, verdachte, klanten voor prostitutiewerkzaamheden voor die [slachtoffer] geregeld en/of die [slachtoffer] instructies gegeven hoeveel geld zij voor die werkzaamheden aan die klanten moest vragen en/of die [slachtoffer] naar die werkzaamheden gebracht en/of daarna weer opgehaald;
2.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 04 juni 2016 tot en met 07 juli 2016 te Utrecht en/of De Bilt en/of Breukelen en/of Houten en/of elders in Nederland, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [2000] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten aanraken van het naakte lichaam van die [slachtoffer] en/of het met de penis en/of vinger(s) en/of tong penetreren van de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 januari 2017, genummerd 2016209876, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 921, alsmede een proces-verbaal BOB van 6 maart 2017, genummerd 2016209876-BOB, doorgenummerd p. 1 t/m 212. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 508 t/m 509.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 63; proces-verbaal van - naar de rechtbank begrijpt - relaas, p. 14.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 246 t/m 247 en de bijlage op p. 331 t/m 332 en 334 t/m 338.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 247 en de bijlage op p. 340 t/m 341.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 398 t/m 399.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 oktober 2017.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 656.