ECLI:NL:RBMNE:2017:6780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
C/16/430112 / HA ZA 17-68
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkstelling uit onrechtmatige daad vanwege uithuisplaatsing pasgeboren baby, institutionele discriminatie roma? vordering afgewezen

In deze zaak vorderden [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], beiden van Roemeense afkomst en woonachtig in het Verenigd Koninkrijk, een verklaring voor recht dat de stichting Samen Veilig aansprakelijk is voor schade die zij hebben geleden als gevolg van onrechtmatig handelen met betrekking tot de uithuisplaatsing van hun pasgeboren zoon, [minderjarige]. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de eisers stelden dat hun Roma-afkomst heeft geleid tot institutionele discriminatie door Samen Veilig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] een ernstige inbreuk op het gezinsleven vormde, maar oordeelde dat Samen Veilig voldoende redenen had om tot deze maatregel over te gaan, gezien de zorgen over de veiligheid van het kind. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen en wees de vorderingen van de eisers af. Tevens werden de eisers veroordeeld in de proceskosten van Samen Veilig, die op € 1.522,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/430112 / HA ZA 17-68
Vonnis van 25 oktober 2017
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende in het Verenigd Koninkrijk,
eisers,
advocaat mr. J.M. Bossers te Rotterdam,
tegen
de stichting
STICHTING SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
behandelend advocaat mr. E. Lam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en Samen Veilig genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2016, met de producties 1 t/m 14;
  • de conclusie van antwoord, met de producties 1 en 2;
  • het tussenvonnis van 19 april 2017;
  • de brief van de zijde van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] van 9 augustus 2017, met bijlagen;
  • de akte indiening productie van Samen Veilig, met productie 3;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 30 augustus 2017, met daaraan gehecht de brief van de zijde van Samen Veilig, ingekomen op 13 september 2017 en de brief van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] , ingekomen 14 september 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] , die de Roemeense nationaliteit hebben, verbleven gedurende de zwangerschap van [eiseres sub 2] (zonder vast of officieel woonadres) in Nederland.
2.2.
[eiseres sub 2] is op [2011] in het Diakonessenhuis in [geboorteplaats] bevallen van hun zoon [minderjarige] (hierna aangeduid onder zijn roepnaam: [minderjarige] ).
2.3.
Op basis van een melding van de betrokken verloskundige bij het Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is [eiseres sub 2] vlak na de geboorte bezocht door een medewerker van het AMK en een medewerker van Spoedeisende Zorg (SEZ). Zowel AMK als SEZ waren afdelingen van het toenmalige Bureau Jeugdzorg (BJZ), nu Samen Veilig.
2.4.
Via de Raad voor de Kinderbescherming is vervolgens een verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling ingediend bij de rechtbank. Bij beschikking van [2011] is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van BJZ voor de duur van drie maanden. Op dezelfde dag heeft BJZ (verder te noemen Samen Veilig) een verzoek om een onmiddellijke machtiging uithuisplaatsing ingediend. Bij beschikking van [2011] is de machtiging verleend tot 29 november 2011.
2.5.
Dezelfde dag is [minderjarige] door Samen Veilig naar een pleeggezin gebracht.
2.6.
Op 9 november 2011 heeft de kinderrechter tijdens een mondelinge behandeling Samen Veilig en de belanghebbenden gehoord en een machtiging tot uithuisplaatsing bij pleegouders verleend van 29 november 2011 tot 31 januari 2012.
2.7.
Nadat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de wens en het voornemen hadden geuit met [minderjarige] te willen terugkeren naar Roemenië, heeft de Raad voor de Kinderbescherming contact gelegd met de kinderbeschermingsautoriteiten in Roemenië, die hebben gerapporteerd dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] daar bij familie huisvesting konden krijgen.
2.8.
Op 9 december 2011 hebben medewerkers van Samen Veilig en de Raad voor de Kinderbescherming [minderjarige] samen met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op het vliegtuig naar Roemenië gezet.
2.9.
In 2014 hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] drie klachten ingediend bij de klachtencommissie van Samen Veilig. De klacht (1) dat Samen Veilig bij hun beslissingen en gedragingen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] heeft gediscrimineerd op grond van hun Roma-afkomst is door de klachtencommissie ongegrond geacht. De klacht (2) dat medewerkers van BJZ zich ten onrechte niet hadden gelegitimeerd met daarvoor bedoelde documenten en de klacht (3) dat de handelwijze van Samen Veilig ten aanzien van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op [2011] niet transparant, onzorgvuldig en onprofessioneel was, zijn door de klachtencommissie gegrond geacht.
2.10.
In november 2015 hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en Samen Veilig een bemiddelingsgesprek gevoerd bij de Nationale ombudsman.
2.11.
Bij brief van 18 oktober 2016 hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] Samen Veilig aansprakelijk gesteld voor de schade die zij door het handelen van BJZ stellen te hebben geleden. Samen Veilig heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen – naar de rechtbank begrijpt – een verklaring voor recht dat Samen Veilig aansprakelijk is voor de schade als gevolg van haar (onrechtmatig) handelen ten aanzien van de gegrond verklaarde klachten 2 en 3, alsmede een verklaring voor recht dat klacht 1 gegrond is en Samen Veilig ook op grond van dit (onrechtmatig) handelen aansprakelijk is, en voorts veroordeling van Samen Veilig tot vergoeding van de daardoor geleden schade, op te maken bij staat en veroordeling van Samen Veilig in de proceskosten.
3.2.
Samen Veilig voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak moet allereerst worden beoordeeld of het handelen van Samen Veilig onrechtmatig was jegens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] . Gelet op de inhoud van de vordering gaat het daarbij om beoordeling van de handelingen van Samen Veilig waarover [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] bij de klachtencommissie hebben geklaagd.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat het beoordelingskader van de klachtencommissie niet hetzelfde is als de toets in het kader van de civiele aansprakelijkheid op grond van onrechtmatig handelen. In deze zaak moet worden beoordeeld of Samen Veilig een civielrechtelijke zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden en zo ja, of er sprake is van causaal verband tussen dit verwijtbaar onzorgvuldig handelen en de (gestelde) schade.
4.3.
De vraag die hiervoor moet worden beantwoord is of indiening van het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in redelijkheid niet (op deze wijze) door Samen Veilig gedaan had mogen worden. Sprake moet dan zijn van een zodanig onzorgvuldige handelwijze dat Samen Veilig niet binnen de redelijke grenzen is gebleven van zijn algemene zorgplicht.
4.4.
De zorgplicht brengt mee dat Samen Veilig soms preventief maatregelen moet nemen om de verwezenlijking van dreigend gevaar voor kinderen te voorkomen. Een organisatie als Samen Veilig heeft een zekere beleidsvrijheid. Hierbij is van belang dat de sociale en medische autoriteiten die een zorgplicht hebben voor kinderen volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) niet aansprakelijk kunnen zijn voor elke keer dat echte en redelijke zorgen over de veiligheid van kinderen ten opzichte van hun familie achteraf onwaar blijken (zie onder andere EHRM 30-09-2008, nr. 38000 (1)/05, NJB 2008, 1974).
4.5.
Het onrechtmatig handelen dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd betreft allereerst (institutionele) discriminatie. Volgens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] blijkt die discriminatie uit de omstandigheid dat hun gebrek aan permanente huisvesting een doorslaggevend argument was voor het besluit van Samen Veilig om tot het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] over te gaan. De andere argumenten, zoals het onverzekerd zijn en het niet hebben aangevraagd van kraamzorg, houden volgens hen namelijk verband met het niet hebben van een vast adres. Aangezien Roma vaak van plek tot plek reizen, zou je met dat argument iedere baby van Roma kunnen afnemen. Met dit beleid is feitelijk sprake van systematische discriminatie van Roma als bevolkingsgroep, betogen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] . Daarbij vinden [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] dat door Samen Veilig onredelijke eisen aan hen zijn gesteld. Kraamzorg en het consultatiebureau zijn geen verplichte voorzieningen in Nederland. Ook waren er volgens hen geen (ernstige) discrepanties tussen de verklaringen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] over hun (verblijf)plannen.
4.6.
Wat betreft het feit dat de medewerkers van Samen Veilig verzuimd hebben zich te legitimeren, zoals blijkt uit de gegrondverklaring van hun tweede klacht door de klachtencommissie, wijzen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] erop dat het beleid van Samen Veilig nadien op dit punt gewijzigd is, hetgeen bevestigt dat sprake was van onzorgvuldig handelen. Doordat de medewerkers zich niet (voldoende duidelijk) hadden gelegitimeerd is bij [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] grote vrees ontstaan dat sprake was van ontvoering van hun kind, stellen zij.
4.7.
Wat betreft hun derde klacht, die eveneens gegrond is verklaard, voeren [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] nog het volgende aan. De niet transparante, onzorgvuldige en onprofessionele gang van zaken die ook de klachtencommissie heeft vastgesteld, bestond erin dat [minderjarige] reeds voorafgaand aan het bezoek van Samen Veilig bij [eiseres sub 2] was weggehaald en dat zij hem nadien niet meer heeft mogen zien. Dit terwijl de machtiging tot uithuisplaatsing toen nog niet was verkregen, zodat er geen grond was om haar bij [minderjarige] weg te houden. Zij ging haar pasgeboren baby zoeken, maar kon hem niet meer vinden. Deze gang van zaken was zeer traumatiserend voor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] .
4.8.
Volgens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] blijkt overigens ook uit het feit dat zij op 7 december 2011 met [minderjarige] zijn herenigd dat de uithuisplaatsing onterecht is geweest. Tussen moeder en baby heeft door het onzorgvuldig handelen van Samen Veilig de in de eerste maand zo belangrijke hechting niet plaats kunnen vinden. Dit rekenen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] Samen Veilig aan. Hierdoor hebben zij materiële en immateriële schade geleden, stellen zij.
4.9.
Samen Veilig heeft betwist dat sprake is van onrechtmatig handelen en erop gewezen dat alle beslissingen over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn genomen door de kinderrechter. De kinderrechter heeft het beleid van Samen Veilig aldus steeds getoetst. Tegen de beslissingen van de kinderrechter konden [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] rechtsmiddelen instellen, maar dat hebben zij niet gedaan, zodat deze onherroepelijk zijn geworden, aldus Samen Veilig.
4.10.
Met betrekking tot de achtergrond voor het indienen van het verzoek om een spoedvoorziening heeft Samen Veilig het volgende aangevoerd. De verloskundige heeft op 27 oktober 2011 aan het AMK gemeld dat er geen enkele voorzorgsmaatregel was getroffen door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] voor de komst en verzorging van de baby. Aanleiding voor deze melding was dat [eiseres sub 2] aan de verloskundige had verteld dat het gezin geen logeeradres meer zou hebben als de baby zou worden geboren. Toen BJZ na de geboorte op [2011] nogmaals een melding kreeg en naar het ziekenhuis kwam, waren nog geen voorzieningen en voorzorgmaatregelen getroffen met betrekking tot de basiszorg. Er was geen (logeer)adres bekend, geen kraamzorg geregeld en er waren geen babykleding en verzorgingsproducten. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hadden het advies van de verloskundige om hulpverlening op te starten bij het Algemeen Maatschappelijk Werk niet opgevolgd. De naam- en adresgegevens die zij hadden opgegeven waren vals. Aanwijzingen van het verplegend personeel op de kraamafdeling en adviezen ten aanzien van de borstvoeding volgde [eiseres sub 2] niet op. Zo liet zij de baby alleen in de kamer achter terwijl haar gezegd was dit niet te doen. De verpleging vond dat zij geen affectie toonde naar de baby. Daarbij kwam dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] geen duidelijk inzicht gaven in wat zij van plan waren na vertrek uit het ziekenhuis. Hun verklaringen hierover waren inconsistent. Zij gaven wisselende adressen op. [eiseres sub 2] verklaarde dat zij in een huis van vrienden konden verblijven waar ook babyvoorzieningen zouden worden geregeld. Toen de verloskundige daar ging kijken heeft zij daar echter geen enkele babyvoorziening aangetroffen. Op basis van de informatie die Samen Veilig aldus kreeg van de betrokken zorgverleners, bestonden bij haar ernstige en zorgen over de situatie waarin [minderjarige] zich zou bevinden als hij bij zijn ouders zou blijven. Samen Veilig wilde voorkomen dat het gezin de anonimiteit in zou gaan en geen professionele zorg voor de pasgeboren baby [minderjarige] , zoals kraamzorg en consultatiebureau, zou krijgen. Daarom heeft zij verzocht om een spoed beschermingsmaatregel. Van discriminerend beleid is volgens Samen Veilig geen sprake. Het feit dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] geen vaste verblijfplaats hadden was niet bepalend; alle genoemde omstandigheden bij elkaar hebben geleid tot de genomen beslissing.
4.11.
Samen Veilig heeft voor wat betreft de bij de klachtencommissie gegrond geachte klacht (2) aangevoerd dat haar medewerkers niet wettelijk verplicht zijn zich te legitimeren en dat een formele legitimatie niet gebruikelijk was. Zij hebben daarentegen hun professionele identiteit wel degelijk mondeling en met behulp van een tolk Roemeens duidelijk geprobeerd te maken en zich voldoende ingespannen om toe te lichten wie zij waren. Daarmee hebben zij voldaan aan hun zorgplicht, aldus Samen Veilig.
4.12.
Wat betreft de derde klacht, die eveneens door de klachtencommissie gegrond is geacht, verklaart Samen Veilig het volgende. Met de gegrondverklaring is zij het absoluut oneens. Geen medewerker van Samen Veilig heeft opdracht gegeven om de baby te separeren van de moeder voorafgaand aan het bezoek. Dat moet een besluit zijn geweest van het verplegend personeel, waarmee de medewerkers van Samen Veilig niets te maken hebben gehad. De destijds betrokken medewerkers herinneren zich op dit moment niet meer of de baby na het bezoek nog naar [eiseres sub 2] terug is gegaan. Zij zijn toen zelf weggegaan om overleg te voeren met de Raad voor de Kinderbescherming.
4.13.
Uit het feit dat [minderjarige] op 9 december 2011 met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] is herenigd, volgt volgens Samen Veilig niet dat er op [2011] geen gegronde reden was voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Gedurende de bezoeken had inmiddels wel voldoende kunnen worden vastgesteld dat sprake was van contactgroei en dat de ouders (onder toezicht van de Roemeense autoriteiten) in staat zouden zijn om voor [minderjarige] te zorgen.
4.14.
Overigens betwist Samen Veilig meer subsidiair dat er een causaal verband zou zijn tussen deze kwesties en de door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gestelde schade. Zij betwist ook de (omvang van de) schade.
4.15.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het uithuisplaatsen van een pasgeborene is een verstrekkende inbreuk op het gezinsleven en een ernstige bemoeilijking van de eerste hechting tussen moeder en kind. Ook in situaties waarin nog een rechterlijke toetsing plaatsvindt, geldt dat een instantie als Samen Veilig bij het uitoefenen van haar (wettelijke) taak de van haar in redelijkheid te verwachten zorgvuldigheid in acht moet nemen. Zoals al is overwogen onder 4.2 moet de vraag of Samen Veilig onzorgvuldig heeft gehandeld, worden beantwoord in het licht van de taken en bevoegdheden en de beleidsvrijheid die Samen Veilig heeft.
4.16.
De rechtbank sluit niet uit dat gesproken zou kunnen worden van institutionele discriminatie als het beleid van Samen Veilig erop neer zou komen dat het enkele ontbreken van een vaste verblijfplaats redengevend is voor het (doen) treffen van de voorziening van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Door Samen Veilig is echter betoogd dat dit niet het geval is, en dat de combinatie van alle (onder 4.10 genoemde) omstandigheden tezamen haar medewerkers tot de bewuste beslissing heeft gebracht. Dit is door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Bij een spoedverzoek, vooruitlopend op een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, mag Samen Veilig in redelijkheid afgaan op informatie van medische professionals, waaronder de verloskundige en de verpleging. Naar het oordeel van de rechtbank had Samen Veilig in de door haar beschreven situatie voldoende en reële aanleiding voor haar zorgen om het welzijn van [minderjarige] en voor het vragen van de voorzieningen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Er is onvoldoende aangevoerd om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van discriminatie. Binnen haar beoordelingsmarge heeft Samen Veilig dan ook in redelijkheid kunnen komen tot het indienen van het spoedverzoek.
4.17.
Aangenomen kan worden dat ten tijde van het bezoek van Samen Veilig in het ziekenhuis als gevolg van gebrekkige communicatie voor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet duidelijk was met wie zij te maken hadden. Dit is natuurlijk te betreuren. Het verweer van Samen Veilig dat zij wel degelijk met behulp van een tolk geprobeerd hebben hun professionele identiteit duidelijk te maken, en dat een formele legitimatie wettelijk niet verplicht is, hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] echter niet weersproken. Dat Samen Veilig hiermee zodanig onzorgvuldig zou hebben gehandeld dat zij niet binnen de redelijke grenzen van haar zorgplicht is gebleven, is dan ook niet gebleken. Het enkele feit dat Samen Veilig haar beleid naderhand heeft gewijzigd, leidt niet tot een ander oordeel.
4.18.
Voor wat betreft de gang van zaken ten tijde van het bezoek op [2011] , waarover de klachtencommissie heeft gevonden dat de handelwijze van Samen Veilig onvoldoende transparant, onzorgvuldig en onprofessioneel was, geldt het volgende. De rechtbank kan de exacte gang van zaken tijdens het bewuste bezoek niet vaststellen, nu de partijen hierover verschillend hebben verklaard (en de medewerkers van Samen Veilig zich de gang van zaken bovendien niet meer precies herinneren). Dat Samen Veilig een rol heeft gespeeld bij het, voorafgaand aan de uithuisplaatsing, door de verpleging weghalen en –houden van [minderjarige] bij zijn ouders, is daarmee niet gebleken. Vast staat wel dat sprake is geweest van tekortschietende communicatie in combinatie met voor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] verstrekkende beslissingen die een ernstige inbreuk maakten op hun gezinsleven. Hieruit volgt echter niet dat door Samen Veilig zodanig onzorgvuldig is gehandeld dat zij niet binnen de redelijke grenzen van haar zorgplicht is gebleven. De zorgen die Samen Veilig op dat moment had over het welzijn van [minderjarige] acht de rechtbank gelet op het onder 4.16 overwogene wel reëel. Van onrechtmatig handelen is dan ook geen sprake, zodat de vordering moet worden afgewezen.
4.19.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Samen Veilig worden begroot op:
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.522,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van Samen Veilig tot op heden begroot op € 1.522,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 4848