Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met producties van [verzoekster], ter griffie ingekomen op 19 april 2017;
- het verweerschrift met producties van Raet van 11 mei 2017;
- de aanvullende producties aan de zijde van [verzoekster] van 18 mei 2017;
- de spreekaantekeningen aan de zijde van [verzoekster] en Raet.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
€ 90.000,-. Dit zou gelijk staan aan ruim 47 maandsalarissen van [verzoekster] ad € 1.903,60 bruto. Dit is disproportioneel. Bovendien geldt ten aanzien van de door [verzoekster] genoemde € 15.000,- dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit betreft namelijk een vergoeding voor de advocaatkosten en daar is nu juist de proceskostenveroordeling voor. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan daarvan worden afgeweken, maar daar is geen sprake van.
5.De beoordeling
“(…) wij hebben niet gekozen voor een procedure onder de klokkenluidersregeling (zie o.a. mijn email aan de heer [F] d.d. 8 februari 2016). Wij hebben van een voorval een melding gemaakt. Het is Raet die vasthoudend is om daar de klokkenluidersregeling aan vast te knopen. Voor cliënte voelt dit niet goed. Zij ziet daar de toegevoegde waarde niet van en dit wekt achterdocht. Indien ik de klokkenluidersregeling lees zie ik ook niet dat dit van toegevoegde waarde is in dit geval. (…)”.De klokkenluidersregeling van Raet zal dus buiten beschouwing worden gelaten.
“ (…) voor 2016 is het wel van belang om dingen sneller op te pakken, meer focus en secuurder werken (minder fouten) en minder twijfelen”(…).Voorts wordt op pagina 5 geschreven
“ (…) Waar jij je in kan verbeteren is letten op details en focus. Er worden nog te veel fouten gemaakt. Onzorgvuldigheden: kleine grote letter, punten, komma’s, gearceerde stuk vergeten weg te halen, typefouten etc.”.Ook uit het voortgangsgesprek van 29 november 2016 blijkt dat [verzoekster] kritiek kreeg op haar functioneren, waaronder de veelvuldigheid van de door haar gemaakte fouten. Na dit voortgangsgesprek heeft [A] aan [verzoekster] mondeling aangegeven dat zij een vervolggesprek met haar wilde inplannen. Die stelling is door [verzoekster] niet betwist. Tijdens dit gesprek is aan [verzoekster] kenbaar gemaakt dat zij onvoldoende functioneerde en is aan haar onder meer voorgesteld een verbetertraject in te gaan. Dit heeft [verzoekster] geweigerd. De kantonrechter komt derhalve tot de conclusie dat Raet voldoende heeft onderbouwd dat [verzoekster] niet voldoende functioneerde. De kantonrechter gaat derhalve voorbij aan de stelling van [verzoekster] dat het voorstel voor de beëindigingsovereenkomst van 26 januari 2017 is ingegeven door de melding van [verzoekster].