ECLI:NL:RBMNE:2017:6948

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
16/65255417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak en belediging met verwerping van het verweer dat het opsteken van de middelvinger naar agenten geen belediging is

Op 25 augustus 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van inbraak en belediging van politieagenten. De zaak werd behandeld in Utrecht, waar de rechtbank op tegenspraak heeft geoordeeld na een zitting op 11 augustus 2017. De officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visser, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.G.M. Lodder. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de inbraak in een woning in Nieuwegein op 2 mei 2017 en het beledigen van twee politieagenten op dezelfde dag. De rechtbank oordeelde dat de dagvaardingen geldig waren en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede parketnummer, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de motorscooter had geheeld. Echter, de rechtbank achtte de inbraak en de belediging van de agenten wel bewezen. De verdachte had bekend dat hij had ingebroken en de rechtbank concludeerde dat het opsteken van de middelvingers naar de agenten als beledigend moest worden beschouwd. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 60 dagen, waarvan 36 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren, met bijzondere voorwaarden zoals elektronisch toezicht en begeleiding door de Raad voor de Kinderbescherming. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652554-17; 16/063324-17 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 11 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/652554-17
feit 1 op 2 mei 2017 in Nieuwegein, samen met een ander, heeft ingebroken in een woning;
feit 2 op 2 mei 2017 in Nieuwegein twee politieagenten heeft beledigd;
ten aanzien van parketnummer 16/063324-17
op 13 december 2016 in Vianen, samen met een ander een motorscooter en een kentekenplaat heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

De rechtbank acht, met de raadsman en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 16/063324-17 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de betreffende motorscooter gestolen was. Voorts bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat verdachte wist of kon weten dat de op de motorscooter bevestigde kentekenplaat van diefstal afkomstig was.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 van parketnummer 16/652554-17 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 van parketnummer 16/652554-17 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 2 van parketnummer 16/652554-17 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Het enkel opsteken van twee middelvingers was een reactie van verdachte op het nemen van een foto en is daarom onvoldoende om tot een bewezenverklaring van belediging te komen. Voorts is verbalisant [verbalisant 1] de enige die daar melding van maakt en hebben beide verbalisanten niet aangegeven dat zij zich daardoor beledigd voelden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen parketnummer 16/652554-17 [1]
feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2017;
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , namens [slachtoffer] , pagina 29 en 30;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [A] en [B] , pagina 35;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [C] , pagina 39 en 40;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [D] , pagina 43 en 44;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [E] , pagina 45 en 46;
  • het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , pagina 82 en 83.
feit 2
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , beiden hoofdagent van de politie eenheid Midden-Nederland, namen op 2 mei 2017 in [plaatsnaam] verdachte [verdachte] over van hun collega’s. [2] Zij hebben verdachte naar het arrestantencomplex van de politie Midden Nederland te [plaatsnaam] overgebracht. [3]
Bij het proces-verbaal is een foto als bijlage gevoegd waarop de kleding van de verdachte zichtbaar is en de wijze waarop hij het droeg. [4] Verdachte was daarbij recalcitrant en vond het nodig om zijn middelvingers op te steken. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij boos was en vervolgens bij het nemen van de foto twee middelvingers opstak. [6]
Bewijsoverwegingen
Beledigend
Het opsteken van een middelvinger of beide middelvingers wordt naar algemeen gebruik als beledigend ervaren.
Verbalisanten
Uit de inhoud van het door beide verbalisanten opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, leidt de rechtbank af dat zij beiden aanwezig waren ten tijde van de insluitingsfouillering en het nemen van de foto van verdachte.
Opzet
De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, enkel en alleen zijn middelvingers opstak als reactie omdat hij niet wilde dat er een foto van hem werd genomen en de middelvingers derhalve niet waren gericht tegen de politieagenten die op dat moment de foto maakten. Nu op de foto te zien is dat verdachte zijn middelvingers richt op de camera, had verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet op de belediging van degene die de foto nam en/of degene die daarbij stond. Daar komt bij dat verdachte net was aangehouden op verdenking van een inbraak en hij heeft verklaard dat hij boos was.
De rechtbank, acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisanten [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] heeft beledigd.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/652554-17
feit 1
op 02 mei 2017 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sieradendoosje en sieraden (voornamelijk oorringen) en een geldbedrag van 25 euro en een hoofdtelefoon, toebehorende aan de heer [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
feit 2
op 2 mei 2017, in het arrondissement Midden-Nederland,, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten hoofdagent [verbalisant 2] en/of hoofdagent [verbalisant 1] , gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, namelijk bij de aanhouding van verdachte, in diens/dier tegenwoordigheid en richting hem/hen zijn middelvingers heeft opgestoken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 van parketnummer 16/652254-17 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/652554-17
feit 1diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2eenvoudige belediging, terwijl die belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 20 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- een jeugddetentie van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en elektronische controle voor de duur van 3 maanden;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte een werkstaf van 60 uren op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie met daarna gekoppeld bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft verzocht de elektronische detentie te beperken tot 2 maanden, zoals ook door Save is geadviseerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte ingebroken in een woning. Inbraken in woningen zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Het is voor de slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een ander in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte dit gevoel van veiligheid aangetast. Daarbij zorgen dergelijke feiten voor financiële schade en overlast bij de slachtoffers. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een dan wel twee ambtenaren in functie.
Uit het strafblad van verdachte d.d. 23 juni 2017 volgt dat hij op 24 februari 2017 door de kantonrechter is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf. Deze veroordeling en proeftijd hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 juni 2017. Uit het rapport volgt dat er, ondanks een enigszins positief effect betreffende de 16+ coaching, veel zorgen zijn over verdachte op diverse leefgebieden. Het is ondanks dat verdachte een dubbele maatregel heeft niet gelukt om structurele verandering in het gedrag van verdachte aan te brengen en voldoende grip op hem te krijgen. Ook lukt het zijn ouders niet om daar verandering in te brengen en verdachte zelf ook niet. Het is belangrijk dat er nu een strakker toezicht komt en dat de controle verhoogd wordt, met duidelijke regels en afspraken en duidelijke consequenties. Met betrekking tot onderhavige feiten is het vooral belangrijk dat het gedrag van verdachte consequent en concreet wordt afgestraft, zodat hij ervaart dat zijn gedrag ongeoorloofd is. Verdachte is momenteel met name extern gemotiveerd en lijkt nu het meeste effect te behalen vanwege de klik met zijn 16+ coach. De voorkeur gaat daarom uit om binnen dat kader met verdachte te werken aan het versterken van zijn vaardigheden.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden Intensieve Traject Begeleiding (ITB Plus) en een contactverbod met zijn medeverdachte. Daarnaast adviseert de Raad om verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Mevrouw [F] , gezinsvoogd, de heer [G] , Samen Veilig Midden Nederland en de heer [H] , Raad voor de Kinderbescherming, hebben ter terechtzitting voornoemd rapport en advies toegelicht.
De heer [G] heeft aangegeven dat verdachte de dag voor de zitting ’s nachts nog zonder toestemming naar buiten is gegaan en vervolgens door de politie werd aangehouden. Verdachte houdt zich niet aan de met verdachte gemaakte afspraken. De heer [G] heeft geadviseerd om verdachte de ITB Plus maatregel voor de duur van 6 maanden op te leggen en om, ter controle en ter ontlasting van de moeder van verdachte, verdachte tevens elektronisch toezicht op te leggen voor de duur van twee maanden.
Mevrouw [F] heeft aangegeven dat het positief is dat verdachte, met behulp van zijn 16+ coach, zijn stageplek heeft kunnen behouden. Op diverse gebieden zijn er zorgen over verdachte, zoals zijn omgang met vrienden, zijn houding richting autoriteiten en zijn moeder en het overtreden van de schorsingsvoorwaarden. Verdachte gaat zijn eigen gang en bepaalt zelf wanneer hij gaat en terugkomt. Mevrouw [F] heeft geadviseerd om naast de door de Raad voor de Kinderbescherming en Save geadviseerde bijzondere voorwaarden verdachte tevens als voorwaarde op te leggen dat verdachte mee zal werken aan de begeleiding door zijn 16+ coach.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank een deel van deze straf, groot 36 dagen voorwaardelijk opleggen en zal daaraan de bijzondere voorwaarden, zoals deze door de deskundigen zijn geadviseerd, koppelen.
De rechtbank zal bepalen dat de verdachte zich gedurende de eerste 2 maanden van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen. Op die manier kan worden nagegaan of verdachte de hem opgelegde bijzondere voorwaarden nakomt.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 60 uren opleggen, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie indien verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266, 267 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/063324-17 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/652554-17 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder parketnummer 16/652554-17 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 van parketnummer 16/652554-17 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot:
- een
jeugddetentievan
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 36 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding houdt aan de aanwijzingen van Samen Veilig Midden-Nederland te [vestigingsplaats] Daarin is besloten de Intensieve Traject Begeleiding Plus (ITB plus) voor de duur van zes maanden en de verlenging van het huidige elektronisch toezicht, door middel van het elektronisch controlemiddel van de GPS-enkelband, met twee maanden, of zoveel korter dan de jeugdreclassering noodzakelijk en wenselijk acht;
  • zich daartoe, binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis, zal melden bij Samen Veilig Midden Nederland te [vestigingsplaats] en zich gedurende de proeftijd op door Samen Veilig Midden-Nederland te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
  • verplicht zal blijven meewerken aan de begeleiding gegeven door zijn 16+ coach, zolang de jeugdreclassering dit wenselijk en noodzakelijk acht;
  • gedurende de eerste 6 maanden van de proeftijd op geen enkele wijze, noch direct noch indirect, contact zal hebben en/of zoeken met zijn medeverdachte [medeverdachte] ;
- geeft opdracht aan Samen Veilig Midden-Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- een
taakstrafvan
60 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H.A. Gerritse en S.C.A. van Kuijeren, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/652554-17
1.
hij op of omstreeks 02 mei 2017 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een sieradendoosje en/of sieraden en/of een geldbedrag van ongeveer 25 euro en/of een hoofdtelefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de heer [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2017 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten hoofdagent
[verbalisant 2] en/of hoofdagent [verbalisant 1] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, namelijk bij de aanhouding van verdachte, in diens/dier tegenwoordigheid en richting hem/hen zijn middelvinger(s) heeft opgestoken;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/063324-17
hij op of omstreeks 13 december 2016 te Vianen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een motorscooter en/of een kentekenplaat heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
artikel 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte:
2.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , pagina 45
3.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , pagina 46.
4.een geschrift, te weten een foto van verdachte [verdachte] , pagina 47.
5.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , pagina 45.
6.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2017.