In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2017 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van de betrokkene, geboren in 1995 in Irak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot verlenging van de PIJ-maatregel met vijf maanden, toegewezen. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op verschillende stukken in het dossier, waaronder een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en adviezen van de Justitiële Jeugd Inrichting. Tijdens de zitting is de betrokkene, zijn advocaat en deskundigen gehoord. De deskundige A.M. Dekker heeft het standpunt van de inrichting toegelicht, waarbij werd benadrukt dat de betrokkene de afgelopen jaren hard heeft gewerkt aan zijn ontwikkeling en dat hij positieve stappen heeft gezet, ondanks enkele tegenslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico bij de betrokkene als matig wordt beoordeeld en dat er sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Gezien de aard van de delicten en de noodzaak voor verdere ontwikkeling van de betrokkene, heeft de rechtbank besloten de PIJ-maatregel met vijf maanden te verlengen. De rechtbank heeft daarbij de artikelen 77s, 77t en 77u van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.