Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
1.[eiser 1] ,wonende te [woonplaats] ,2. [eiser 2] ,wonende te [woonplaats] ,3. [eiser 3] ,wonende te [woonplaats] ,4. [eiser 4] ,wonende te [woonplaats] ,5. [eiser 5] ,wonende te [woonplaats] ,
[eiser 6],
[eiser 7],
[eiser 8],
[eiser 9],
[eiser 10],
[eiser 11],
[eiser 12],
[eiser 13],
[eiser 14],
[eiser 15],
[eiser 15],
eisers, hierna tezamen te noemen: [eiser 1 c.s.] ,
gemachtigde mr. M.J. Hamer,
GEMEENTE HILVERSUM,
zetelend te Hilversum,
gedaagde, hierna ook te noemen: de Gemeente,
vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Heuft.
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 oktober 2016
- de akte van de Gemeente van 23 december 2016
- de antwoordakte tevens houdende akte vermeerdering en vermindering van eis van [eiser 1 c.s.] van 25 januari 2017.
2.De vordering
3.De beoordeling
Vorderingen sub I en II
- € 5.892,00 aan minimale verhuiskostenvergoeding;
- € 8.000,00 indien ervoor wordt gekozen de bestrating zelf aan te leggen;
- aanleggen van de schuur op kosten van de Gemeente;
- vrijstelling van de verplichting tot betaling van de huur voor de standplaats totdat de nieuwe standplaats kan worden betrokken;
keuzeheeft gelaten tussen het laten uitkeren van een vergoeding van € 15.000 voor verplaatsing of verplaatsing door de Gemeente uit te laten voeren. In het stadium waarin partijen met elkaar verkeerden, en gelet op de door de kantonrechter gegeven voorwaarden, ziet de kantonrechter voor deze nieuw gestelde voorwaarden geen rechtvaardiging. Bovendien geldt voor de situatie waarin partijen verkeerden, dat het voor het komen tot een regeling in der minne noodzakelijk is dat beide partijen water bij de wijn doen. Het moet uit de lengte of uit de breedte komen. In dit licht merkt de kantonrechter op dat naast de vergoedingen die de Gemeente aan [eiser 1 c.s.] zal uitkeren op grond van de door de kantonrechter in het tussenvonnis geschetste uitgangspunten, de Gemeente ook nog alle kosten van renovatie van het deel van [woonwagencentrum] waar [eiser 1 c.s.] wonen voor haar rekening neemt. Omdat partijen nu – in het kader van deze kort geding procedure – voldoende tijd is gegund om met elkaar tot een minnelijke regeling te komen, en zij daar ondanks de gegeven voorwaarden en uitgangspunten niet uit zijn gekomen, en de oorzaak daarvan naar het oordeel van de kantonrechter in overwegende mate aan [eiser 1 c.s.] moet worden toegeschreven, is de kantonrechter van oordeel dat de Gemeente, onder deze omstandigheden, niet langer gehouden is om de renovatie van [woonwagencentrum] voort te zetten. Dat leidt ertoe dat de vorderingen sub I en sub II moeten worden afgewezen.