Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 1 maart 2016 met producties E.1 tot en met E.14,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met productie 1,
- de conclusie van repliek met producties E.16 en E.17,
- de conclusie van dupliek,
- het rolbericht van [eiser] ,
- het rolbericht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 1.080,00, te vermeerderen met rente. [eiser] legt aan deze geldvordering ten grondslag dat [gedaagde sub 2] gehouden was tot doorhaling van haar recht van hypotheek op het pand aan de [adres] omdat de onderliggende schuld was voldaan. Ondanks herhaalde verzoeken heeft [gedaagde sub 2] dat nagelaten, zodat [eiser] [gedaagde sub 2] in kort geding heeft moeten dagvaarden. Eén dag voor de zitting heeft [gedaagde sub 2] alsnog de benodigde verklaring van waardeloosheid afgegeven aan [eiser] , waarna [eiser] de procedure heeft ingetrokken. Volgens [eiser] heeft [gedaagde sub 2] daarmee onrechtmatig gehandeld en dient zij de door [eiser] geleden schade van € 1.080,00 te vergoeden. Dat is het bedrag dat hij aan zijn advocaat heeft betaald als loon en explootkosten, inclusief kantoorkosten en btw. Nu [gedaagde sub 2] dit bedrag ondanks sommatie niet heeft voldaan, vordert [eiser] deze kosten, vermeerderd met rente, in deze procedure.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)