Op 24 februari 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in Lelystad, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.J. Tieman. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. R.J.A. Schaaf, die als rechter-commissaris optrad tijdens een getuigenverhoor in een strafzaak waarin verzoeker werd beschuldigd van smaad en laster. Verzoeker stelde dat de rechter-commissaris de schijn van vooringenomenheid had gewekt door een vraag van de advocaat aan de getuige te beletten, wat volgens verzoeker de waarachtigheid van zijn verweren zou kunnen beïnvloeden.
De procedure begon met een getuigenverhoor op 6 februari 2017, waar de heer [naam belanghebbende] als getuige werd gehoord. Tijdens dit verhoor werd het wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de vraag te beletten een procesbeslissing was en dat deze niet op vooringenomenheid duidde. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden concludeerde de wrakingskamer dat er geen grond was voor de vrees dat de rechter aan onpartijdigheid ontbrak. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.